Centraal Planbureau

CENTRAAL PLANBUREAU
Onderwerp: Persbericht
Nummer: 6
Datum: 29 januari 2004

CPB: Bonus voor instelling met weinig voortijdig schoolverlaters

Veel jongeren verlaten het onderwijs zonder een diploma. Dit voortijdig schoolverlaten wordt dikwijls gezien als het grootste knelpunt in het Nederlandse beroepsonderwijs. Ter bestrijding van deze uitval zou de overheid intensiever gebruik kunnen maken van prikkels voor instellingen. Een voorbeeld is prestatiebekostiging. Instellingen ontvangen dan een bonus als er weinig leerlingen voortijdig uitvallen. Daarbij kan rekening gehouden worden met verschillen in achtergrondkenmerken van leerlingen. In de VS en in Israël zijn met zulke bonussen goede ervaringen opgedaan.

Dit schrijven Erik Canton en Dinand Webbink van het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag verschenen CPB Document 'Prestatieprikkels in het Nederlandse onderwijs: Wat kunnen we leren van recente buitenlandse ervaringen?'. De studie geeft een overzicht van de huidige prestatieprikkels in het Nederlandse onderwijs. Verder komen recente buitenlandse ervaringen met prikkels voor docenten en instellingen aan de orde. Tenslotte schetst de studie beleidsopties voor Nederland.

De studie onderscheidt drie vormen van prestatieprikkels: prestatiebekostiging, publieke verantwoording en prestatiebeloning:

Bij prestatiebekostiging hangt de publieke bekostiging die onderwijsinstellingen ontvangen af van de geleverde prestaties, zoals het aantal afgestudeerden. Er is sprake van teambeloning wanneer schoolbestuurders (een deel van) deze extra middelen uitkeren aan docenten.

Ook publieke verantwoording, door prestaties van scholen openbaar te maken, kan scholen en docenten motiveren om goed onderwijs aan te bieden, en voortijdig schoolverlaten te bestrijden. Een voorbeeld is de publicatie van kwaliteitskaarten door de Onderwijsinspectie.

Tenslotte, bij prestatiebeloning kunnen individuele docenten een bonus verdienen als ze goed presteren.

Het toepassen van prestatieprikkels in het onderwijs is gecompliceerd en vereist maatwerk. Allereerst kent het onderwijs een veelheid aan doelen die soms strijdig zijn. Voorwaarde voor het effectief toepassen van prestatieprikkels is het stellen van duidelijke prioriteiten in de na te streven doelen. In de tweede plaats is het lastig om de prestaties van scholen en docenten objectief vast te stellen. De resultaten van leerlingen kunnen maar ten dele worden toegeschreven aan scholen of aan individuele docenten. Dit komt doordat leerlingen ook kennis opdoen buiten de school. In de derde plaats bestaat de mogelijkheid om resultaten te manipuleren. Scholen kunnen bijvoorbeeld zwakkere leerlingen vragen thuis te blijven bij de CITO-toets. De oplossing hiervoor is meer toezicht, of het zoeken naar indicatoren die moeilijk te manipuleren zijn. Ondanks deze problemen laten de buitenlandse ervaringen zien dat een zorgvuldig gebruik van prikkels onder bepaalde omstandigheden soelaas kan bieden.

Prestatiebekostiging
Bij prestatiebekostiging ontvangen instellingen meer financiële middelen bij goede prestaties. Toepassing lijkt vooral kansrijk in delen van het onderwijs met weinig andere prestatieprikkels (zoals concurrentie tussen instellingen). Dit geldt bijvoorbeeld voor bepaalde onderdelen binnen de BVE-sector (beroepsonderwijs en volwasseneneducatie). De prioriteit kan worden gelegd bij het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. In de ogen van velen is dit immers het grootste knelpunt in het beroepsonderwijs. De huidige bekostiging voor het BVE is deels al afhankelijk van het aantal geslaagden. Het systeem van prestatiebekostiging zou kunnen aangrijpen op het percentage uitvallers vergeleken met dat bij andere instellingen, rekening houdend met verschillen in achtergrondkenmerken van leerlingen.

Schoolbestuurders zouden deze extra inkomsten eventueel kunnen gebruiken om hun medewerkers een bonus te geven. Ervaringen met zulke teambeloning in de VS en Israël zijn positief. Het al dan niet invoeren van teambeloning is in Nederland een verantwoordelijkheid van de instellingen.

Publieke verantwoording
Met het oog op het bevorderen van de prestaties van scholen via publieke verantwoording (accountability) kunnen ranglijsten op basis van prestaties van scholen een krachtige prikkel geven voor verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Anderzijds laten recente studies zien dat ranglijsten onbetrouwbaar zijn, zelfs als zij geconstrueerd zijn op basis van 'state of the art' technieken. Accountability behelst echter meer dan ranglijsten. Het publiek informeren over de resultaten op scholen, zoals dat bijvoorbeeld gebeurt via de kwaliteitskaarten, geeft een prikkel aan scholen om zich in te spannen om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Publieke verantwoording is met name geschikt als prestatieprikkel wanneer onderwijsinstellingen moeten concurreren om leerlingen / studenten binnen te halen. Verbetering van de informatievoorziening over bijvoorbeeld instellingen in het hoger onderwijs kan de accountability-prikkels versterken.

Individuele prestatiebeloning
Buitenlandse ervaringen laten zien dat er gunstige resultaten met individuele prestatiebeloning voor docenten te behalen zijn, mits goed is nagedacht over de exacte vormgeving. Zoals eerder opgemerkt valt in Nederland het beloningsbeleid binnen de beleidsautonomie van scholen, zodat het lastig is voor de overheid om hierin een sturende rol te vervullen.

CPB Document 49, Prestatieprikkels in het Nederlandse onderwijs: Wat kunnen we leren van recente buitenlandse ervaringen?, ISBN 90-5833-157-1, is te bestellen bij:

Bibliotheek Centraal Planbureau
Postbus 80510
2508 GM Den Haag
Telefax: 070-3383350
E-mail: bibliotheek@cpb.nl
Prijs: 9,00 euro

De volledige publicatie is (gratis) beschikbaar als PDF-bestand op de website van het CPB (www.cpb.nl).

Inlichtingen bij Erik Canton (tel: 070-3383451), of bij Jacqueline Timmerhuis (tel: 070-3383477)