Persbericht 04/019
Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid Directie
Communicatie
29 januari 2004
Nr. 04/019
Ruim helft allochtone vrouwen kansarm; bijna kwart succesvol
Van de vrouwen uit de vier grootste groepen etnische minderheden
bevindt meer dan de helft (53%) zich in een kansarme positie. Het
overgrote deel van hen is van Turkse en Marokkaanse afkomst. Ook horen
relatief veel alleenstaande moeders van Surinaamse en Antilliaanse
afkomst tot de kansarme groep. Daartegenover staat dat 22 procent van
de vrouwen uit etnische minderheden zich in een maatschappelijk
succesvolle positie bevindt.
Dit blijkt uit de analyse die het Sociaal en Cultureel Planburau (SCP)
en Instituut voor sociologisch-economisch onderzoek (ISEO) hebben
gemaakt in het kader van de kabinetsplannen om emancipatie en
integratie van vrouwen uit etnische minderheden te bevorderen.
Minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft, mede
namens minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie, het
onderzoeksrapport `Emancipatie in Estafette' samen met een
begeleidende brief naar de Tweede Kamer gestuurd. Minister De Geus
trekt uit het rapport de conclusie dat de keuze om in het beleid de
prioriteit te leggen bij emancipatie en integratie van allochtone
vrouwen de juiste is.
Onderzocht is de situatie van vrouwen van Turkse, Marokkaanse,
Molukse, Surinaamse en Antilliaanse afkomst. Voor vrouwen uit deze
minderheden is vaak sprake van een dubbele achterstand: zij lopen op
veel terreinen achter op autochtone vrouwen én op de mannen uit de
eigen groep. De vrouwen in een kansarme positie hebben vaak geen werk,
zijn veelal slecht opgeleid en zijn voor het grootste deel niet
economisch zelfstandig. Het gros van de vrouwen heeft zelfs helemaal
geen eigen inkomen. Bovendien heeft een deel van hen geen of
nauwelijks contacten met autochtonen en vaak traditionele opvattingen
over de man/vrouw-verhoudingen.
Naar schatting bevinden zich ongeveer 68.000 Turkse vrouwen en 56.000
Marokkaanse vrouwen in een kansarme positie. Het betreft niet alleen
vrouwen uit de eerste generatie, maar ook de veel jongere Turkse en
Marokkaanse vrouwen die als huwelijkspartner naar Nederland zijn
gehaald. Slechts een kwart van alle Turkse en Marokkaanse vrouwen
heeft een baan. Het hoogst is de arbeidsdeelname van Surinaamse
vrouwen (56%). Dit is evenveel als onder autochtone vrouwen, die op
hun beurt overigens nog achterlopen op autochtone mannen. Van de
Molukse en Antilliaanse vrouwen heeft ongeveer de helft betaald werk.
Het opleidingsniveau is voor alle groepen vrouwen bepalend voor het al
dan niet hebben van werk en op de mate van economische
zelfstandigheid. Belangrijk is ook of de opleiding in Nederland of in
het land van herkomst is gevolgd. Ook de opvattingen over de rol van
mannen en vrouwen spelen een rol bij de arbeidsdeelname: vrouwen uit
de minderheden die meer moderne opvattingen koesteren, hebben ook
vaker een baan.
Uit het onderzoek blijkt verder dat er de laatste tien jaar wel sprake
is van verbeteringen. Zo is de arbeidsdeelname van vrouwen uit
etnische minderheden aanzienlijk toegenomen. De groep succesvolle
allochtone vrouwen (22%) is goed opgeleid en economisch zelfstandig.
Deze vrouwen hebben regelmatig contact met autochtone en
vergelijkenderwijs de modernste opvattingen over de rolverdeling
tussen mannen en vrouwen. Deze vrouwen zouden een `voorbeeldfunctie'
kunnen vervullen bij emancipatie en integratie van vrouwen uit
etnische minderheden, schrijft minister De Geus in zijn brief aan de
Tweede Kamer.
De uitkomsten van de analyse van het SCP zullen worden betrokken bij
uitvoering van het plan van aanpak `emancipatie en integratie'. Ook
kunnen ze worden meegenomen in de discussie over het rapport van de
commissie-Blok over het integratiebeleid.
---
De volgende Officiële publicatie(s) zijn gerelateerd aan
bovenstaande persbericht:
PDF publicatie Aanbiedingsbrief van minister De Geus, mede namens de
minister voor Veemdelingenzaken en Integratie, bij de
SCP-doelgroepanalyse vrouwen uit etnische minderheidsgroeperingen
PDF publicatie Bijlage:Onderzoeksrapport `Emancipatie in estafette`
2004
2003
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid