Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
7 november 2003 AAM/ASAM/04/5377
nr. (2030402510/vragen)
Onderwerp Datum
Kamervragen van de leden Bruls en Van 29 januari 2004
Vroonhoven-Kok
./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden Bruls en Van Vroonhoven-Kok
(CDA) over de verwachte toestroom van Oost-Europese werknemers in Nederland.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)
2
Vragen 1 en 2
Kunt u uitleggen waarom u vindt dat de verwachte extra toestroom van 30.000 Poolse
werknemers per 1 mei 2004 `geen getallen zijn om je zorgen over te maken'? Bent u van mening
dat er voldoende werkgelegenheid is voor deze groep en andere werkzoekenden uit Oost-Europa
in relatie tot de fors stijgende werkloosheid? Wat is het effect van deze ontwikkelingen op de
arbeidskansen voor met name werkzoekenden naar laag- en ongeschoold werk?
Antwoord vraag 1 en 2
De meeste studiesi naar de gevolgen van de uitbreiding van de EU geven aan dat het effect op de
Nederlandse arbeidsmarkt - ook op de langere termijn - beperkt zal zijn. Het CPB gaat ervan uit
dat na toetreding van de acht Midden- en Oost-Europese (MOE) landen, in de periode 2004-
2006 tussen de 5.000 en 10.000 migranten zich voor langer dan vier maanden in Nederland
vestigen. Daarbij komen de seizoenswerkers die in de regel niet langer dan vier maanden in
Nederland verblijven. Dit waren er in 2003 circa 10.000. Deze aantallen komen neer op circa
0,3% van de Nederlandse beroepsbevolking. Verdringende effecten op de Nederlandse
arbeidsmarkt zullen zich vooral voordoen indien werknemers uit de MOE-landen tegen lagere dan
marktconforme arbeidsvoorwaarden in Nederland werken. Werknemers uit de nieuwe lidstaten
kunnen dan voor werkgevers aantrekkelijker zijn dan het Nederlandse arbeidsaanbod. Gegeven
de onzekerheid rond het precieze aantal immigranten en de gevolgen voor de arbeidsmarkt vindt
het kabinet het wel van belang om nauwgezet de feitelijke ontwikkelingen met betrekking tot het
aantal arbeidsmigranten uit de toetredende MOE-landen bij te houden en daartoe het formele
vereiste van een tewerkstellingsvergunning te handhaven. Hierbij geeft het kabinet de voorkeur aan
een variant waarbij migranten ex ante beschermd worden tegen misstanden met betrekking tot
arbeidsomstandigheden en waarbij het risico wordt beperkt dat migranten te werk worden gesteld
tegen een loon dat onder het CAO-loon ligt (voor zover een CAO van toepassing is) of onder het
wettelijk minimumloon. In de kabinetsnotitie van 23 januari jl. aan uw Kamer wordt ingegaan op
de overwegingen van het kabinet betreffende het arbeidsmigratiebeleid voor arbeidsmigranten uit
de MOE-landen tijdens de overgangsperiode.
Vraag 3
Is deze combinatie van stijgende werkloosheid in Nederland en instroom van werkzoekenden uit
Oost-Europa mede te verklaren door een onvoldoende werking van de Nederlandse
arbeidsmarkt? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Antwoord vraag 3
Duidelijk is dat vraag en aanbod op de arbeidsmarkt onvoldoende op elkaar aansluiten. Enerzijds
is er veel arbeidsaanbod en anderzijds staan er (moeilijk vervulbare) vacatures open. Een
verklaring hiervoor is dat een deel van het huidige werkloosheidsbestand niet inzetbaar is omdat
men niet beschikt over de vereiste kennis en vaardigheden. Via het scholingsbeleid en maatregelen
gericht op vergroting van de employability tracht het kabinet hier tot oplossingen te komen. Een
andere verklaring hiervoor is dat grote groepen werklozen onvoldoende gemotiveerd zijn omdat
3
arbeid niet voldoende loont. Naast het activerender maken van het sociale zekerheidsstelsel, tracht
het
4
2
kabinet hierop in te springen met beleid gericht op oplossing van de armoedeval, zodat het
nationale arbeidsaanbod wordt versterkt. Verder verwacht het kabinet dat de WWB en de
vervanging van het begrip `passende arbeid' door `algemeen geaccepteerde arbeid', een bijdrage
levert, waardoor minder snel een beroep gedaan hoeft te worden op vreemdelingen voor de
vervulling van vacatures.
Vraag 4
Hoeveel Oost-Europese werknemers zijn er naar schatting dit jaar legaal dan wel illegaal
werkzaam in Nederland? Hoeveel daarvan zijn Polen?
Antwoord vraag 4
In 2002 zijn 9.400 tewerkstellingsvergunningen verleend voor de tewerkstelling van werknemers
uit Midden- en Oost-Europa. In 2003 zijn circa 10.000 tewerkstellingsvergunningen verleend (t/m
derde kwartaal). Voor beide jaren geldt dat circa 75% hiervan tijdelijke tewerkstelling in de
tuinbouw betrof. In 2002 werden 6.575 tewerkstellingsvergunningen afgegeven voor Poolse
werknemers.
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het aantal illegaal tewerkgestelde Oost-Europeanen in
2003. Er kan wel een raming worden gemaakt op basis van onderzoeksgegevens en de
inspectieresultaten van de Arbeidsinspectie. De totale omvang van de illegale tewerkstelling
bedraagt volgens een onderzoek uit 2000 35.000 tot 50.000 arbeidsjaren die worden vervuld
door circa 128.000 personen (Research voor Beleid, Illegale tewerkstelling verkend, november
2000). Uit de inspectieresultaten van de Arbeidsinspectie blijkt dat ruim 20 procent van het aantal
aangetroffen illegaal tewerkgestelde vreemdelingen afkomstig is uit een van de tien nieuwe lidstaten.
Op grond van deze gegevens zou men het aantal illegaal tewerkgestelde Oost-Europeanen kunnen
ramen op 30.000 personen ofwel 10.000 arbeidsjaren. Onbekend is hoeveel personen in deze
groep de Poolse nationaliteit hebben.
Vraag 5
Hoeveel mensen uit de groep Polen zijn in het bezit van een Duits paspoort? Is het waar dat veel
van deze paspoorten vals zijn? Worden deze paspoorten voldoende gecontroleerd op hun
juistheid?
Antwoord vraag 5
Er is geen informatie beschikbaar over het aantal Polen met een Duits paspoort dat werkend wordt
aangetroffen. Als men over een Duits paspoort beschikt, is men - als EU-onderdaan - vrij op de
Nederlandse arbeidsmarkt en vindt geen registratie plaats. Van Duitse zijde is meegedeeld, dat de
afgifte van Duitse paspoorten aan Polen juist en correct plaatsvindt, al is fraude nooit geheel uit te
sluiten.
---
i Boeri, T. en H. Brucker, `The impact of Eastern Enlargement on Employment and Labour Markets in the EU
Member states' (Berlijn/Milaan 2000), in opdracht van de Europese Commissie;
Sinn, H. W. e.a., EU Erweiterung und Arbeitskräftimmigration", Bundesministerium für Arbeit und
Sozialordnung, (Berlin 2000);
Bauer en Zimmermann, `Assessment of possible migration pressure and its labour market impact following EU
enlargement to Central and Eastern Europe' (Berlin 1999).
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid