Bijlagen bij verzamelbrief januari 2004
1
3. Verlenging en verruiming van de tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken ID-
banen.
Verlenging van de regeling
De convenantpartijen (Staatssecretaris SZW, sociale partners en VNG) van het convenant
gesubsidieerde arbeid hebben tijdens het Bestuurlijk Overleg van 16 december 2003 besloten
de Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken 10.000 ID-banen én het convenant
gesubsidieerde arbeid te verlengen met een half jaar. Dit betekent dat werkgevers tot 1 juli
2004 de tijd krijgen een aanvraag voor subsidie bij het agentschap SZW in te dienen. Tevens
zal het `aanjaagteam' van de convenantpartijen nog tot 1 juli 2004 inzetbaar zijn in geval van
knelpunten rondom gedwongen ontslag. Zij blijven helpen bij het vinden van een oplossing.
De aanvullende stimuleringsregeling voor de sectoren zorg, welzijn, jeugdhulpverlening,
kinderopvang en cultuur wordt ook verlengd tot 1 juli 2004. Dit betekent dat werkgevers uit
die sectoren in aanmerking kunnen blijven komen voor een extra aanvulling bovenop de
stimuleringsregeling. VWS heeft per 1 januari 2004 de Regeling stimuleringssubsidie
doorstroom zorg ingesteld. Deze regeling heeft een anticumulatie artikel, welke inhoudt dat
VWS geen subsidie verstrekt indien bij SZW een subsidie kan worden verkregen. De SZW-
aanvraag is daarmee een voorliggende voorziening voor deze regeling.
Verruiming van de regeling
Tijdens het BO van 23 januari jl. zijn convenant partijen eveneens overeen gekomen de
voorwaarden voor subsidie iets te wijzigen. Vanaf 1 januari 2004 mogen voormalig ID'ers
ook uitstromen naar een andere werkgever binnen de publieke sector. De definitie van de
publieke sector is dezelfde als onder het voormalige besluit ID-banen en betreft de sectoren
zorg, onderwijs, kinderopvang, welzijn, jeugdhulpverlening, openbare veiligheid, beheer
openbare ruimte en sport. Door wijziging van de voorwaarden zijn er meer mogelijkheden
voor voormalig ID'ers om uit te stromen naar een reguliere baan en is er een extra stimulans
om gedwongen ontslagen te voorkomen.
Reïntegratiebedrijven worden bewust uitgesloten als werkgevers die in aanmerking komen
voor subsidie om te voorkomen dat in het licht van de doelstelling van deze
stimuleringsregeling oneigenlijke constructies worden gesubsidieerd. De stimuleringsregeling
heeft immers tot doel voormalig ID'ers een definitieve baan te bieden. Indien
reïntegratiebedrijven ID'ers in dienst nemen voor onbepaalde tijd met als doel hen op termijn
uit te laten stromen naar andere werkgevers dan gaat het feitelijk om langdurige
reïntegratietrajecten waarvoor de WWB kan worden ingezet.
Tot slot wordt de termijn verlengd waarbinnen werkgevers die subsidie hebben aangevraagd
de baan regulier moeten maken. Nu is die termijn nog zes weken na het afgeven van de
voorlopige beschikking door het agentschap. Die termijn wordt 20 weken.
---
4. Gelijkstelling IOAW- en IOAZ-gerechtigden met WWB-ers bij het tijdelijk verblijf
buiten Nederland
Op grond van artikel 13, eerste lid, onderdeel d WWB heeft de bijstandsgerechtigde die
langer dan vier weken per kalenderjaar verblijf houdt buiten Nederland geen recht op bijstand.
Voor bijstandsgerechtigden die 65 jaar en ouder zijn geldt op grond van artikel 13, vierde lid,
WWB een maximaal toegestaan verblijf in het buitenland van 13 weken. De
bijstandsgerechtigde mag een deel van de periode dat hij per jaar in het buitenland mag
verblijven combineren met een deel van de periode van het daarop volgend jaar, met dien
verstande dat een aangesloten verblijfsperiode in het buitenland niet langer mag zijn dan vier
weken respectievelijk 13 weken.
Artikel 6, eerste lid, onderdeel a, IOAW en artikel 6, derde lid, onderdeel b, IOAZ bepalen dat
geen recht op uitkering heeft de uitkeringsgerechtigde die buiten Nederland woont of aldaar,
anders dan tijdelijk, verblijf houdt. Anders dan in de WWB is de periode van het maximaal
toegestane verblijf in het buitenland niet nader ingevuld. Het is echter wenselijk dat voor de
IOAW- en de IOAZ-gerechtigden hieromtrent hetzelfde regime gaat gelden als in de WWB.
Omdat de IOAW en IOAZ alleen openstaan voor personen jonger dan 65 jaar, gaat het daarbij
om de periode van vier weken.
Ik vraag daarom uw medewerking om bij de uitvoering van artikel 6, eerste lid, onderdeel a,
IOAW en artikel 6, derde lid, onderdeel b, IOAZ aan te sluiten bij de periode van vier weken
zoals genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel d, WWB.
Wellicht ten overvloede merk ik op dat ten aanzien van de vierwekentermijn een uitzondering
mogelijk is in verband met de EU-verordening van 14 juni 1971, nr. 1408/71. U bent
hieromtrent op de hoogte gesteld via de circulaire van de Minister van SZW van 2 november
1994, nr. SZ/BV/UKB/AUB/47910. Deze uitzondering betreft het zoeken van werk in andere
EU- of EER-landen. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 69 van de genoemde EU-
verordening, die ook van toepassing is op de EER-landen, kunnen IOAW- en IOAZ-
gerechtigden met behoud van uitkering gedurende een periode van drie maanden in deze
landen werk zoeken.
Tot slot breng ik in herinnering het Acciardi-arrest1 betreffende de situatie waarin de
echtgenoot en/of de kinderen van de werkloze werknemer in een ander EU- of EER-land
wonen. Op grond van artikel 68, tweede lid, van de Vo 1408/71 dient in dat geval de IOAW-
of IOAZ-uitkering van een migrerende werknemer die onderdaan is van één van deze landen
te worden vastgesteld naar de norm van gehuwden respectievelijk naar de norm van een
alleenstaande ouder. Dit geldt niet indien in het land waarin de gezinsleden wonen een andere
persoon recht heeft op een werkloosheidsuitkering en de gezinsleden bij de berekening van de
uitkering van deze persoon mede in aanmerking worden genomen. Over het Acciardi-arrest en
de gevolgen voor de uitvoering van de IOAW en IOAZ bent u eveneens bij voornoemde
circulaire geïnformeerd.
1 Raad van State, Afdeling geschillen van bestuur, 9 december 1993, JSV 1994/27 en PS 1994/108
---
5. Agenda voor de Toekomst
Tweede Voortgangsrapportage
De 'Tweede Voortgangsrapportage Agenda voor de Toekomst' is op 19 december aan de
Tweede Kamer aangeboden. De rapportage geeft een beeld van de uitvoering van de
bestuurlijke afspraken en laat zien welke 'prestatieafspraken' er zijn gehaald (hoofdstuk 3).
(zie voor de aanpassing van deze afspraken hieronder). Andere onderwerpen zijn
samenwerking, handhaving, sluitende aanpak, klantmanagement (zie ook het onderzoek
"Klantmanagement, de eerste ervaringen"), de items van het dereguleringsplan, de
informatieuitvraag bij gemeenten, cliëntenparticipatie, de analyse van het zittende bestand
(zie ook de aparte bijlage daarover), etc.. In hoofdstuk 9 vindt u een beknopte beschrijving
van de vernieuwende projecten die inmiddels van start zijn gegaan.
In een aparte bijlage worden de cijfers gegeven van ca. twaalf indicatoren.
De Tweede Voortgangsrapportage is, evenals het onderzoek "Klantmanagement, de eerste
ervaringen", te vinden op het Gemeenteloket bij Agenda voor de Toekomst, Stand van Zaken.
Voor gemeentebesturen zit er een exemplaar van de voortgangsrapportage bij deze brief.
Aanpassing prestatieafspraken Agenda voor de Toekomst
De VNG heeft tijdens het bestuurlijk overleg van 9 oktober 2003 gevraagd of de
prestatieafspraken in de Agenda voor de Toekomst kunnen worden aangepast.
De VNG wil dit vanwege de bezuinigingen op het reïntegratiebudget en de huidige
economische recessie.
De afspraken in de Agenda voor de Toekomst zijn met de VNG en gemeenten gemaakt voor
de periode van 2001 tot en met 2004. Voor de 'uitstroom uit trajecten is een
'
uitloopmogelijkheid afgesproken tot en met 2006.
SZW wil vasthouden aan een einddatum. De bestuurlijke afspraken en de daarbij behorende
financiële middelen zijn bedoeld als een tijdelijke impuls om gemeenten in staat te stellen
klantmanagement in te voeren en zo een extra inspanning te kunnen leveren. Bovendien gaat
de WWB uit van een andere bestuurlijke relatie met gemeenten.
De huidige bestuurlijke afspraken en de subsidiëring daarvan wil SZW vanzelfsprekend
nakomen. In dit licht heeft SZW in overleg met de VNG besloten om de volgende wijzigingen
aan te brengen:
1. Verantwoording meer 'regelluw' maken
Het 'regelluwe' karakter van de WWB komt tot uitdrukking in de regeling klantmanagement
en de subsidiebeschikkingen in het kader van de Agenda voor de Toekomst. Deze
deregulering gold ook al voor 2003.
Op dit moment moeten gemeenten aan diverse administratieve vereisten voldoen om trajecten
en 'uitstroom aan te tonen. Daarbij is aangesloten bij de definities van de Abw. Zo moeten
'
gemeenten bij trajecten een trajectplan hebben dat getekend is door B&W en door de klant en
een kennisgeving naar de klant hebben verzonden waarin melding wordt gemaakt van de
feitelijke start van het traject. Vanaf 2004 vervallen deze bepalingen uit de Abw. Daarom ligt
het voor de hand om het gemeenten toe te staan om langs meerdere wegen aan te tonen dat de
prestatie is geleverd.
Deze verruiming is ook voor 2003 van toepassing. In oktober dit jaar zijn gemeenten
geïnformeerd over aanvullende mogelijkheden om feitelijk uitgevoerde trajecten te kunnen
aantonen. Dit betrof een nader standpunt met betrekking tot de jaaropgave over 2002. Voor
---
2003 wordt deze lijn voortgezet (met uitzondering van twee standpunten die al expliciet tot
2002 beperkt waren en met een toevoeging met betrekking tot het aantonen van feitelijke
uitstroom naar werk). De precieze lijn voor 2003 is inmiddels gepubliceerd op het
gemeenteloket van SZW.
2. Looptijd van de trajecten verlengen tot en met 2005
De subsidiëring van de trajecten wordt met één jaar verlengd tot 2005. Gemeenten die later
zijn begonnen met de prestatieafspraken Agenda voor de Toekomst kunnen hierdoor alsnog
een inhaalslag maken. Het verlengen van de looptijd voor trajecten met één jaar levert voor
gemeente twee voordelen op. In de eerste plaats hebben gemeenten een jaar meer om de
prestaties t.a.v. trajecten te realiseren. Als het om 'uitstroom' gaat die voor 31 december 2006
is gerealiseerd dan telt deze bovendien mee.
3. Landing Agenda voor de Toekomst in WWB
Vanaf 2004 worden gemeente door het ministerie van SZW 'gestuurd'door de WWB
(financiële stimulans). De bestuurlijke afspraken die met gemeenten zijn gemaakt lopen tot
2006. Vanuit het perspectief van deregulering zullen gemeenten die eind 2004 op schema
liggen met de prestatieafspraken Agenda voor de Toekomst (80 procent van het totaal van de
overeengekomen trajecten gerealiseerd en 80 procent van de tot en met 2004 overeengekomen
uitstroomaantallen) het resterende subsidiebudget ontvangen. Deze gemeenten hoeven zich
niet meer te verantwoorden. Dit omdat ze als gevolg van de WWB en het aantal lopende
trajecten waarschijnlijk de volledige prestatie zullen realiseren. De resultaten worden nog wel
gemonitord.
In 2004 zal een evaluatie worden uitgevoerd om te bepalen of de gemaakte afspraken over
2003 zijn gerealiseerd en of het, gelet op de conjuncturele situatie, nodig is om de afspraken
bij te stellen.
Gemeenten ontvangen uiterlijk maart 2004 meer informatie over de bovenstaande
wijzigingen.
---
6. Wijziging centrumgemeenten uitvoering Wet inkomensvoorziening kunstenaars
Op 1 januari 2004 is het aantal centrumgemeenten waar kunstenaars een WIK-uitkering
kunnen aanvragen teruggebracht van 39 naar 20. Er is op gelet dat er minimaal één gemeente
per provincie is waar kunstenaars terecht kunnen. Gemeenten die meer dan honderd
kunstenaars in hun bestand hebben, blijven de uitkering wel verstrekken. Dit geldt ook voor
gemeenten waar een kunstopleiding is gevestigd.. Op basis hiervan is tot de volgende
verdeling gekomen.
Voor de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Gelderland, Utrecht, Zeeland en Limburg
zijn de provinciehoofdsteden de centrumgemeente; in Flevoland is Almere de
centrumgemeente.
In Overijssel zijn twee centrumgemeenten:
- Enschede, voor kunstenaars uit de gemeenten Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede,
Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo (O), Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-
Holten, Tubbergen, Twenterand en Wierden.
- Zwolle, voor kunstenaars uit de gemeenten Bathmen, Dalfsen, Deventer, Hardenberg,
Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en
Zwolle.
In Noord-Holland zijn vier centrumgemeenten:
- Alkmaar, voor kunstenaars uit de gemeenten Alkmaar, Andijk, Anna Paulowna, Beemster,
Bergen, Castricum, Den Helder, Drechterland, Edam-Volendam, Enkhuizen, Graft-De
Rijp, Harenkarspel, Heerhugowaard, Heiloo, Hoorn, Landsmeer, Langedijk, Medemblik,
Niedorp, Noorder-Koggenland, Obdam, Oostzaan, Opmeer, Purmerend, Schagen,
Schermer, Stede Broec, Texel, Venhuizen, Waterland, Wervershoof, Wester-Koggenland,
Wieringen, Wieringermeer, Wognum, Wormerland, Zaanstad, Zeevang en Zijpe.
- Amsterdam, voor kunstenaars uit de gemeenten Amstelveen, Amsterdam, Diemen en
Ouder-Amstel.
- Haarlem, voor kunstenaars uit de gemeenten Aalsmeer, Bennebroek, Beverwijk,
Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Haarlemmermeer, Heemskerk,
Heemstede, Uitgeest, Uithoorn, Velsen en Zandvoort.
- Hilversum, voor kunstenaars uit de gemeenten Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen,
Laren, Muiden, Naarden, Weesp en Wijdemeren.
In Zuid-Holland zijn twee centrumgemeenten:
- Den Haag, voor kunstenaars uit de gemeenten Alkemade, Alphen aan den Rijn,
Bodegraven, Boskoop, Delft, Den Haag, Gouda, Hillegom, Jacobswoude, Katwijk, Leiden,
Leiderdorp, Leidschendam-Voorburg, Liemeer, Lisse, Midden-Delfland, Nieuwkoop,
Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Pijnacker-Nootdorp, Reeuwijk, Rijnsburg,
Rijnwoude, Rijswijk, Sassenheim, Ter Aar, Valkenburg, Vlist, Voorhout, Voorschoten,
Waddinxveen, Warmond, Wassenaar, Westland, Zederik, Zoetermeer en Zoeterwoude.
- Rotterdam, voor kunstenaars uit de gemeenten Alblasserdam, Albrandswaard, Barendrecht,
Bergambacht, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Bernisse, Binnenmaas, Bleiswijk,
Brielle, Capelle aan den IJssel, Cromstrijen, Dirksland, Dordrecht, Giessenlanden,
Goedereede, Gorinchem, Graafstroom, 's-Gravendeel, Hardinxveld-Giessendam,
Hellevoetsluis, Hendrik-Ido-Ambacht, Korendijk, Krimpen aan den IJssel, Leerdam,
Liesveld, Maassluis, Middelharnis, Moordrecht, Nederlek, Nieuw-Lekkerland,
---
Nieuwerkerk aan den IJssel, Oostflakkee, Oud-Beijerland, Ouderkerk, Papendrecht,
Ridderkerk, Rotterdam, Rozenburg, Schiedam, Schoonhoven, Sliedrecht, Spijkenisse,
Strijen, Vlaardingen, Westvoorne, Zevenhuizen-Moerkapelle en Zwijndrecht.
In Noord-Brabant blijven de vier centrumgemeenten actief. Voor enkele centrumgemeenten is
het werkgebied veranderd, omdat gemeenten buiten de provincie Noord-Brabant niet meer
zijn opgenomen in de werkgebieden van deze centrumgemeenten. De volgende indeling is nu
van kracht:
- Breda, voor kunstenaars uit de gemeenten Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau,
Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk,
Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Werkendam, Woensdrecht, Woudrichem
en Zundert.
- Tilburg, voor kunstenaars uit de gemeenten Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Hilvarenbeek,
Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk.
- 's-Hertogenbosch, voor kunstenaars uit de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel,
Cuijk, Grave, Haaren, 's-Hertogenbosch, Heusden, Landerd, Lith, Maasdonk, Mill en Sint
Hubert, Oss, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Uden, Veghel
en Vught.
- Eindhoven, voor kunstenaars uit de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonk,
Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond,
Laarbeek, Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son
en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre.
---
7. Gegevensuitwisseling na indiening aanvraag langdurigheidstoeslag
Om te kijken of een cliënt in aanmerking komt voor de langdurigheidstoeslag heeft u de
gegevens nodig van de betreffende persoon. De cliënt moet die gegevens zelf aanleveren.
Bepaalde gegevens kunt bij UWV en de SVB verifiëren. Hiervoor is een
standaardgegevensset samengesteld. Om die op te vragen moet u het sofi-nummer en naam en
geboortedatum van de cliënt naar UWV of de SVB mailen. UWV of de SVB sturen u dan de
standaardgegevensset van de cliënt per post terug. Hieronder vindt een uitleg over de
procedure. U kunt bij UWV en de SVB alleen de onderstaande gegevens opvragen.
Standaardgegevensset UWV
De gegevens die u bij UWV kunt verifiëren zijn vastgelegd in een standaardgegevensset. De
standaardgegevensset van het UWV bevat antwoorden op de volgende vragen:
1. Heeft cliënt momenteel een arbeidsongeschiktheidsuitkering van 80-100 %, zo ja
welke en sinds wanneer?
2. Is bij de laatste arbeidsongeschiktheidsbeoordeling alleen een verzekeringsarts
betrokken geweest (en geen arbeidskundige)?
3. Hoogte uitkering afgelopen 60 maanden?
4. Zijn er voor zover bekend in genoemde periode inkomsten uit arbeid genoten?
N.B: als bij vraag 1 en/of 2 een ontkennend antwoord wordt gegeven, worden de vragen 3 en
4 niet beantwoord. Betrokkene heeft dan immers geen recht op de langdurigheidstoeslag.
Procedure UWV
· Het opvragen van de standaardgegevensset door gemeenten kan uitsluitend via het
mailadres gsa@uwv.nl.
· In het onderwerpveld van de mail vermeldt u: `LDT; beoordeling
langdurigheidstoeslag WWB'.
· In de mail vermeldt u:
o Door onderstaande perso(o)n(en) is een aanvraag om een
langdurigheidstoeslag ex artikel 36 WWB ingediend:
o sofi-nummer, naam en geboortedatum cliënt(en).
o Gelet op het bepaalde in artikel 65, eerste lid, onderdeel b, WWB wordt u
verzocht met betrekking tot vorengenoemde perso(o)n(en) de
standaardgegevensset te verstrekken.
o Naam, telefoon- en faxnummer van de gemeentelijke contactpersoon en het
postadres van de gemeente.
· U ontvangt dan binnen drie weken de standaardgegevensset van UWV. Deze wordt
naar het postadres van de gemeente gestuurd.
Standaardgegevensset SVB
De gegevens die u bij de SVB kunt verifiëren zijn vastgelegd in een standaardgegevensset. De
standaardgegevensset van de SVB bevat de volgende informatie:
1. Wel/geen lopende uitkering ANW;
2. Datum toekenning uitkering ANW;
3. Wel/geen inkomsten uit of in verband met arbeid, anders dan een particulier pensioen.
Procedure SVB
· Het opvragen van de standaardgegevensset door gemeenten kan uitsluitend via
mailadres van het vestigingskantoor van de SVB waar de gemeente onder ressorteert.
---
· In het onderwerpveld van de mail vermeldt u: `LDT; beoordeling
langdurigheidstoeslag WWB'.
· In de mail vermeldt u:
o Door onderstaande perso(o)n(en) is een aanvraag om een
langdurigheidstoeslag ex artikel 36 WWB ingediend:
o sofi-nummer, naam en geboortedatum cliënt(en).
o Gelet op het bepaalde in artikel 65, eerste lid, onderdeel b, WWB wordt u
verzocht met betrekking tot vorengenoemde perso(o)n(en) de
standaardgegevensset te verstrekken.
o Naam, telefoon- en faxnummer van de gemeentelijke contactpersoon en het
postadres van de gemeente.
· U ontvangt dan binnen drie weken de standaardgegevensset van de SVB. Deze wordt
naar het postadres van de gemeente gestuurd.2
Gegevens uitwisselen tussen gemeenten
Op deze website (http://gemeenteloket.minszw.nl/) is een gegevensset beschikbaar die
gemeenten kunnen gebruiken om bij andere gemeenten informatie te verkrijgen over
aanvragers van de langdurigheidstoeslag.
2 De mailadressen van de vestigingskantoren van de SVB zijn:
· breda@svb.nl
· deventer@svb.nl
· groningen@svb.nl
· leiden@svb.nl
· nijmegen@svb.nl
· roermond@svb.nl
· rotterdam@svb.nl
· utrecht@svb.nl
· zaanstad@svb.nl
---
8. Aanpassing verslagen over de uitvoering 2003
In de verzamelbrief van december 2003 bent u geïnformeerd over mijn besluit om over 2003
geen financiële maatregelen op te leggen voor tekortkomingen die betrekking hebben op
voorschriften die met de invoering van de WWB vervallen of die worden omgezet van een
verplichting in een bevoegdheid. Daarbij heb ik voorts aangegeven dat gemeenten zich over
de bedoelde aspecten niet behoeven te verantwoorden in het verslag over de uitvoering 2003
en dat de reeds vastgestelde verantwoordingsmodellen over 2003 voor 1 februari 2004
worden aangepast à la de WWB.
Over de wijze waarop de modellen 2003 het best op de WWB kunnen worden afgestemd is
advies gevraagd aan het Uitvoeringspanel, gelet ook op het doel om met de aanpassing
maximaal bij te dragen aan administratieve lastenverlichting voor gemeenten. Om te
voorkomen dat de aanpassing van de verantwoordingsmodellen 2003 zou leiden tot een
administratieve lastenverzwaring in plaats van de beoogde lastenverlichting, is het naar het
oordeel van het Uitvoeringspanel niet wenselijk om voor de Abw, IOAW, IOAZ de wijze van
verantwoorden en de toe te passen rechtmatigheidsnorm achteraf te wijzigen. Voor gemeenten
die hun controles over 2003 al hebben uitgevoerd geldt dat zij dit hebben gedaan op grond
van de vigerende modellen 2003. In lijn met het advies van het Uitvoeringspanel heb ik
besloten het vastgestelde Verslag over de uitvoering 2003 voor de Abw, IOAW, IOAZ (en de
WIK) te handhaven en daarbinnen aan te geven welke informatievragen niet meer relevant
zijn, zodat gemeenten die mogen overslaan.
Tegen een aanpassing van het Verslag over de uitvoering WIW 2003 aan het WWB-model
ziet het Uitvoeringspanel minder bezwaren. In dit aangepaste model is tevens rekening
gehouden met de toezegging die ik op 18 december jl. aan de Tweede Kamer heb gedaan
inzake de versoepeling van de aanbestedingsplicht (zie hiervoor tevens paragraaf 8 over de
versoepeling van de SUWI-aanbestedingsregels). Dit betekent dat de gemeente bij de
verantwoording aan SZW over de rechtmatige uitvoering van de WIW in 2003 mag handelen
alsof de aanbestedingsplicht voor geheel 2003 niet van toepassing was op de drempel van
100.000 en op de uitbestedingsvrije ruimte van 30%, berekend over de feitelijk verantwoorde
uitgaven op het S&A-budget. In de jaaropgave WIW zullen voorts nog enkele aanpassingen
van technische aard worden aangebracht.
De aangepaste modellen zullen voor 15 februari a.s. aan gemeenten worden gezonden.
10
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid