Ministerie van Algemene Zaken

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Persbericht ministerraad
30 januari 2004

Kunstenaarsuitkering meer gericht op stimuleren opbouw eigen praktijk

Aan een uitkering voor kunstenaars worden voorwaarden verbonden, die meer dan voorheen gericht zijn op het mogelijk maken van de opbouw van een renderende beroepspraktijk door de kunstenaar. Doel is dat de kunstenaar op termijn in de eigen kosten van levensonderhoud kan voorzien. Zo wordt het minimumbedrag dat een kunstenaar moet verdienen om voor een uitkering in aanmerking te komen, jaarlijks verhoogd. Het kan gaan om inkomen uit kunst, maar ook om andere verdiensten. Gemeenten krijgen meer mogelijkheden om kunstenaars te helpen bij het zoeken naar bijverdiensten naast die uit hun praktijk.
Dit staat in het Wetsvoorstel werk en inkomen kunstenaars (WWIK), waar de ministerraad op voorstel van staatssecretaris Rutte van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mee heeft ingestemd. De wet vervangt de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK) en wordt naar verwachting op
1 januari 2005 van kracht. Doel van de wet blijft kunstenaars met een laag inkomen voor maximaal vier jaar inkomenssteun te geven op 70% van het bijstandsniveau en hen zo in staat te stellen een renderende beroepspraktijk op te bouwen. Kunstenaars mogen tot een maximum van 125% van het bijstandsniveau bijverdienen en hoeven niet te solliciteren naar ander werk. Aanleiding voor het wetsvoorstel is een evaluatie van de WIK, waaruit blijkt dat deze wet lastig uitvoerbaar is en kunstenaars te weinig prikkelt om een zelfstandige beroepspraktijk op te bouwen. Daarom moeten kunstenaars in de nieuwe situatie voldoen aan een minimum inkomenseis, waarvoor het totale inkomen van de kunstenaar en zijn of haar partner in aanmerking wordt genomen. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar het inkomen uit kunst, maar naar het totale inkomen. De minimum inkomenseis ligt hoger naarmate een kunstenaar langer van de uitkering gebruik maakt.
Van kunstenaars die onvoldoende inkomen uit hun kunst hebben wordt verwacht dat zij andere inkomstenbronnen gaan aanboren, zonder dat zij het beroep van kunstenaar hoeven op te geven. Gemeenten krijgen de mogelijkheid om kunstenaars te begeleiden bij het zoeken naar andere bronnen van inkomsten. Ook gaat een erkende instantie ieder jaar adviseren of de uitkering moet worden beëindigd omdat de kunstenaar niet meer beroepsmatig actief is. De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State zal worden gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden pas openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer. RVD, 30.01.2004