Begroting Buitenlandse Zaken 2004
Kamerbrief over moties Begroting Buitenlandse Zaken 2004
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Bureau Secretaris-Generaal
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
30 januari 2004
Behandeld
Hester Somsen
Kenmerk
BSG-006/04
Telefoon
070 348 58 53
Blad
1/4
Fax
070 348 48 00
Bijlage(n)
-
hmj.somsen@minbuza.nl
Betreft
Uw verzoek inzake de moties Begroting Buitenlandse Zaken 2004
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris voor Europese Zaken,
de reactie aan op uw verzoek van 28 januari 2004 met kenmerk
04-BuZa-04 inzake de stand van zaken moties Begroting Buitenlandse
Zaken. Onderstaande gaat in op drie moties die tijdens de stemmingen
zijn aanvaard en die aanleiding tot een nadere reactie geven. De
uitvoering van de overige moties is ter hand genomen.
Motie Wilders (29200 V, nr. 42)
Verzoek om het in mindering brengen van gelden op de EU-hulp aan de
Palestijnse Autoriteit.
Reactie
De motie spreekt van USD 200 miljoen van buiten de begroting gehouden
middelen die niet zijn getraceerd. Het IMF geeft echter aan dat het
overgrote deel van de buiten de begroting gehouden middelen is
geïdentificeerd en voor publieke investeringen is aangewend. Het IMF
heeft er vertrouwen in dat ook het restant zal worden getraceerd. Er
is dus geen bewijs dat de USD 200 miljoen daadwerkelijk is verdwenen.
De door de IMF geconstateerde tekortkomingen hebben betrekking op de
periode 1995-2000. De laatste jaren is de financiële transparantie van
de Palestijnse Autoriteit sterk verbeterd, ook tot tevredenheid van
Israël, gezien de hervatting van Israëlische overmakingen aan de PA.
Deze financiële hervormingen hebben plaatsgevonden onder druk van
internationale donoren, waaronder Nederland. Minister Fayyad van
Financiën is een sterke voorstander van die transparantie. In
samenwerking met de internationale gemeenschap wordt gewerkt aan de
afronding van de financiële hervormingen. Het korten van de hulp zou
geen signaal van ondersteuning hiervoor zijn. Een belangrijk ander
argument is dat de financiële problemen uit het verleden vandaag
zouden worden afgewenteld op de Palestijnse bevolking, die het zwaar
heeft en is aangewezen op de diensten die de PA biedt, met name op het
gebied van gezondheidszorg en onderwijs. De enige die zou profiteren
zou Hamas zijn, en dat kan niet de bedoeling zijn.
Tenslotte zal binnen de EU geen steun worden verkregen voor het
verlagen van de hulp aan de PA in een tijd waarin deze hulp juist
extra hard nodig is om het instorten van de PA te voorkomen en de EU
ook door Israël en de VS wordt verzocht de hulp eerder te verhogen dan
te verlagen. Ook de grond onduidelijkheden in het verleden zal, nu er
sprake is van sterke verbeteringen in het beheer van de
overheidsfinanciën, andere lidstaten zeker niet overtuigen.
De regering zal zich bilateraal en in EU-verband blijven inzetten voor
hervormingen van de PA, waaronder financiële transparantie. Mocht in
de toekomst blijken dat er sprake is van onregelmatigheden bij de
aanwending door de PA van Europese hulpgelden dan zal Nederland zich
er in EU-verband voor inzetten dat passende maatregelen worden
genomen.
Motie Wilders c.s. (29200 V, nr. 43)
Verzoek om versoepeling van het transitvisabeleid van de EU voor
Taiwanese hoogwaardigheidsbekleders.
Reactie
Ten aanzien van de motie van het lid Wilders aangaande EU-transitvisa
voor de vijf belangrijkste Taiwanese hoogwaardigheidsbekleders geldt
het volgende.
Vooropgesteld wordt dat Taiwanezen, inclusief de top 5 politici, niet
transitvisumplichtig zijn. Zij kunnen, reizend per vliegtuig, de
luchthaven Schiphol gebruiken als transitpunt om, komend van buiten
het Schengen-gebied, over te stappen op een andere vlucht met een
bestemming buiten het Schengen-gebied.
Daarnaast bestaan er zogeheten doorreisvisa, die de mogelijkheid
bieden voor een (kort) bezoek aan het Schengen-gebied. Op basis van
de binnen de EU geldende informele gedragslijn uit 1988 worden aan de
vijf belangrijkste Taiwanese politici geen doorreisvisa verstrekt,
omdat ervan wordt uitgegaan dat hun bezoeken altijd een politieke
betekenis hebben.
In april 2003 vormde de visaverlening aan Taiwan onderwerp van overleg
binnen de EU. Geconstateerd werd dat er geen overeenstemming bestond
tussen de lidstaten om de informele gedragslijn opnieuw te bezien.
Lidstaten waren het erover eens dat de visumafgifte van geval tot
geval bezien moest worden, waarbij de potentiële impact op de
EU-relatie met China een zwaarwegende factor vormt.
Zoals de Kamer bekend, is China buitengewoon gevoelig voor alle zaken
die betrekking hebben op Taiwan. Officiële contacten worden gezien als
onverenigbaar met het één-China beleid van de EU en de lidstaten.
Visumverlening aan de hoogste Taiwanese politici is voor China een
vorm van officiële erkenning.
Op grond van het bovenstaande ziet de regering op dit moment geen
aanleiding stappen te zetten die in EU verband geen weerklank zullen
vinden en bovendien het risico van beschadiging van de bilaterale
relatie met China met zich mee brengen.
Motie Dittrich c.s. (29200 V, nr. 47)
Benoeming EU Speciale Vertegenwoordiger voor Tibet.
Reactie
Ten aanzien van de motie van het lid Dittrich wil ik opmerken dat wij
de zorgen van de Kamer met betrekking tot de mensenrechtenproblematiek
in Tibet delen. Hiervoor wordt van Nederlandse zijde herhaaldelijk
aandacht gevraagd, onder andere tijdens een bezoek van de vorige
Nederlandse Mensenrechtenambassadeur in februari 2003. Dit ligt ook in
de bedoeling bij het voorgenomen bezoek van de huidige
Mensenrechtenambassadeur in februari 2004.
Ook in EU verband krijgen de mensenrechtenproblemen in Tibet de
nodige aandacht. In het kader van de EU-China mensenrechten-dialoog
was Tibet nog onlangs een belangrijk onderdeel van de agenda (27-28
november 2003 in Peking) en worden de mogelijkheden bezien dit
onderwerp nog nadrukkelijker aan de orde te stellen tijdens de
volgende ronden van deze dialoog.
In Brussel is het onderwerp van een EU-Speciale Vertegenwoordiger
(EU-SV) besproken tijdens het Italiaanse EU-Voorzitterschap. Geen van
de lidstaten heeft steun uitgesproken voor een dergelijke
Vertegenwoordiger. Naar het oordeel van de lidstaten, inclusief
Nederland, zal een EU-SV niet bijdragen aan de uitvoering van het
mensenrechtenbeleid met betrekking tot China. Er is geen reden om dit
standpunt op dit moment te herzien.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Dr. B.R. Bot
Ministerie van Buitenlandse Zaken