Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
SV/F&W/2004/5386a
Onderwerp Datum
sollicitatieplicht in de WW 3 februari 2004
Tijdens de parlementaire behandeling van de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid op 3 en 4 december 2003 heb ik toegezegd u te informeren over de
sollicitatieplicht in de Werkloosheidswet (WW) in relatie tot vrijwilligerswerk en mantelzorg. In
deze brief besteed ik ook aandacht aan de positie van afgeschatte WAO'ers van 57,5 jaar of
ouder die in de WW komen.
Vrijwilligerswerk en de WW
Vrijwilligerswerk kan een belangrijke rol spelen bij de reïntegratie van werkloze werknemers.
Werkloze werknemers kunnen met vrijwilligerswerk nieuwe vaardigheden leren en het kan zelfs
een opstap zijn naar een (nieuwe) baan. Werknemers wordt dan ook zo veel mogelijk ruimte
gegeven om vrijwilligerswerk (binnen de gestelde kaders) te verrichten, voorzover dit hun
reïntegratie in betaald werk niet in de weg staat. Het vrijwilligerswerk mag dus niet in de plaats
treden van regulier werk. Uitkeringsgerechtigden zijn verplicht beschikbaar te blijven voor betaalde
arbeid en met vrijwilligerswerk in arbeidstijd moet worden gestopt wanneer voor die tijd een
passende betaalde baan wordt aangeboden. In de vrije tijd kan het vrijwilligerswerk natuurlijk wel
worden gedaan.
Uitgangspunt voor vrijwilligerswerk blijft dus dat deze activiteiten een mogelijke terugkeer op de
arbeidsmarkt niet in de weg staan. Vrijwilligerswerk wordt gezien als een opstap naar werk en niet
als grond voor het niet solliciteren naar werk.
De WW legt de werkloze werknemer geen belemmeringen op met betrekking tot het verrichten
van traditionele vrijwilligersactiviteiten. Bij traditioneel vrijwilligerswerk gaat het om onverplichte
activiteiten binnen een organisatie die een ideële doelstelling heeft of een maatschappelijk nut
nastreeft, welke activiteiten doorgaans een aanvullend karakter hebben op bestaande
---
maatschappelijke voorzieningen1. De te verrichten activiteiten worden niet beloond en worden
normaal gesproken niet door betaalde werknemers verricht. De niet-betaalde werkzaamheden
gelden in het maatschappelijke verkeer ook niet als activiteiten waarvoor beloning mag worden
verwacht; dit om concurrentieverstoring tegen te gaan.
Het verrichten van vrijwilligerswerk, anders dan het hierboven omschreven traditionele
vrijwilligerswerk, is in de WW niet toegestaan. Het is niet mogelijk om met behoud van WW-
uitkering werkzaamheden te verrichten die door anderen (personen zonder uitkering) betaald
worden verricht. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om werkzaamheden die een bedrijfsmatig karakter
hebben, die leiden tot vervanging of verdringing van reguliere, betaalde arbeid, of werkzaamheden
die een economisch voordeel voor de instelling opleveren. Met deze werkzaamheden dient bij de
vaststelling en de omvang van het recht op een WW-uitkering rekening te worden gehouden en dit
kan leiden tot een (gedeeltelijke) beëindiging van de WW-uitkering.
Mantelzorgers en de WW
In de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 december 2003
(Kamerstukken II, 2003/04, 28 870, nr 97) is reeds uitgebreid ingegaan op mantelzorg in het
algemeen en mantelzorg in relatie tot verplichtingen die kunnen voortvloeien uit de Wet werk en
bijstand in het bijzonder.
Mantelzorg2 hoeft op zich geen belemmering te zijn voor het aanvaarden van arbeid. Op dit
moment heeft ongeveer 66% van de groep mantelzorgers betaald werk. Dat is vrijwel gelijk aan de
arbeidsdeelname in de totale bevolking.3 Bij mantelzorg wordt hetzelfde principe gehanteerd als
hierboven is beschreven voor vrijwilligerswerk. Werknemers wordt in beginsel ruimte gegeven
voor mantelzorg, voorzover dit hun reïntegratie in betaalde arbeid niet in de weg staat. In
bijzondere gevallen zal het kunnen voorkomen dat mantelzorg het aanvaarden van arbeid (tijdelijk)
in de weg staat. Daarbij is dan niet zozeer het solliciteren een probleem, als wel het aanvaarden van
arbeid. Als het, wanneer een baan is gevonden, niet tijdig lukt om een andere voorziening te treffen,
kan mantelzorg het aanvaarden van dit werk in de weg staan. Afhankelijk van de omstandigheden
kan deze arbeid dan om redenen van sociale aard op dat moment niet passend te noemen zijn. Op
grond van de WW wordt bij de beoordeling van de passendheid van arbeid rekening gehouden
met de individuele omstandigheden van het geval. Gelet op het voorgaande is mijn conclusie dat de
WW voldoende mogelijkheden biedt voor mantelzorg. Wel ben ik van oordeel dat dit onderwerp
ook in breder verband moet worden bezien, waarbij ik met name denk aan de in ontwikkeling
zijnde levensloopregeling.
Afgeschatte WAO'ers in de WW
Afgeschatte WAO'ers van 57,5 jaar en ouder vielen onder de oude regeling onder de categorale
vrijstelling op basis van leeftijd. Op grond van de nieuwe regeling zijn werknemers van 57,5 jaar en
ouder niet meer vrijgesteld van de sollicitatieplicht. Bij wijze van overgangsregeling blijven WW-
gerechtigden die op 1 januari 2004 langer dan één jaar een WW-uitkering hebben ontvangen,
1 In het UWV Besluit niet-betaalde werkzaamheden WW-gerechtigden staat een omschrijving van traditioneel
vrijwilligerswerk.
2 Mantelzorg wordt door het Sociaal Cultureel Planbureau omschreven als: de hulp bij het dagelijks
functioneren, die vrijwillig en onbetaald wordt verleend aan personen uit het sociale netwerk die door welke
oorzaak dan ook vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben. SCP, Mantelzorg, Den
Haag, maart 2003
3 SCP, Mantelzorg in getallen, Den Haag, oktober 2003
3
vrijgesteld van sollicitatieplicht. Het argument hiervoor is dat bij deze groep WW-gerechtigden
geen sprake is van recente werkervaring. Bij dit overgangsrecht is niet gekeken naar de periode
voorafgaande aan de eerste werkloosheidsdag. Een afgeschatte WAO'er die geheel of gedeeltelijk
in de WW belandt, heeft evenwel geen recente werkervaring.
Ik ben daarom van plan de overgangsregeling zodanig aan te passen dat deze oudere werknemers
alsnog vrijgesteld worden als zij, voorafgaande aan de WW-uitkering, arbeidsongeschikt zijn
geweest. Afgeschatte WAO'ers van 57,5 jaar en ouder, die voor 1 januari 2004 reeds een WW-
uitkering ontvingen, blijven dan vrijgesteld van sollicitatieplicht, ook als zij korter dan een jaar een
WW ontvangen.
Samenvattend
Vrijwilligerswerk en mantelzorg zijn belangrijk. Binnen de huidige praktijk zijn er voldoende
mogelijkheden om rekening te houden met de (on)mogelijkheden van werkloze werknemers.
Voor wat betreft afgeschatte WAO'ers van 57,5 jaar en ouder die voor 1 januari 2004 reeds een
WW-uitkering hadden, zal ik de overgangsregeling verruimen, zodanig dat deze personen de
vrijstelling van sollicitatieplicht behouden, ook als zij op 1 januari 2004 korter dan een jaar een
WW-uitkering ontvingen.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben ingelicht.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid