VVD



Datum: Dinsdag 3 februari 2004 Onderwerp:

Schriftelijke bijdragen over de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet (`Interventiewet')

Vast Kamercommissie EZ

De VVD fractie heeft met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter uitvoering van richtlijn nr. 2003/54/EG, (PbEG L176), verordening nr. 1228/2003 (PvEG L 176) en richtlijn nr. 2003/55/EG (PbEG L 176), alsmede in verband met de aanscherping van het toezicht op het netbeheer (Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer)(29 372).

De leden van de VVD fractie zijn van mening dat de voorstellen moeten worden bezien in het licht van de Europese ontwikkelingen in de electriciteits-en gasmarkten. Het uiteindelijk doel is immers de eenwording van één Europese energiemarkt. De leden van de VVD fractie realiseren zich dat het bereiken van dit doel nog jaren zal vergen, maar zijn van mening dat de voorstellen wel tegen die achtergond moeten worden bezien. Bij hun definitieve oordeel zullen de leden van de VVD fractie in het bijzonder de belangen van de consument, de gevolgen voor het investeringsklimaat, en de gevolgen voor de voorzienings-en leveringszekerheid betrekken. Hoewel de leden van de VVD-fractie op hoofdlijnen positief staan tegenover het wetsvoorstel, hebben deze leden op een aantal punten cruciale vragen.

Algemeen
De Minister geeft in de Memorie van Toelichting aan dat de Minister van Economische Zaken het beleid bepaalt en dat de DTe dit beleid uitvoert. In het kader hiervan worden op tal van plaatsen in het wetsvoorstel ministeriële regelingen en algemene maatregelen van bestuur aangekondigd. Kan de Minister aangeven op welke manier hij de inhoud van de ministeriële regelingen en algemene maatregelen van bestuur gaat invullen en op welke manier de Kamer hierbij wordt betrokken?

Voorts constateren de leden van de VVD fractie dat de Minister op een groot aantal punten verder gaat dan is vereist door de Europese gas- en elektriciteitsrichtlijnen. Waarom vindt de Minister dat dit is gewenst? Is dit niet in tegenspraak met de verklaringen van de Minister dat de nationale wetgever terughoudend moet zijn met het geven van specifiek lokale invulling van Europese regels? Leidt dit niet eerder tot een belemmering voor het totstandkomen van een Europese markt dan het bevorderen daarvan? Plaatst dit de Nederlandse energiebedrijven niet op een achterstand ten opzichte van hun concurrenten in het buitenland? Kan de Minister aangeven of en zo ja welke effecten hij verwacht op het investeringsklimaat en de gewenste productiecapaciteit in Nederland? De leden van de VVD fractie zouden !" ! # $ % & ' ( ) * + , - . / & . 0 &&&- .

graag van de Minister vernemen hoe hij de voorstellen ziet in het licht van de huidige en toekomstige ontwikkelingen in de Europese energiemarkt.

Welke van de nu voorgestelde maatregelen vloeien niet voort uit de implementatie van de tweede elektriciteitsrichtlijn en de tweede gasrichtlijn? Kan voor deze maatregelen aangegeven worden welke andere EU landen vergelijkbare maatregelen hebben ingevoerd dan
wel in voorbereiding hebben? Kan de Minister, voorzover het maatregelen betreft die niet in andere landen zijn of worden ingevoerd, aangeven in welke mate zij bijdragen dan wel afbreuk doen aan het bereiken van de hoofddoelstelling van de richtlijnen: "de totstandbrenging van een volledig operationele interne markt voor elektriciteit en gas die wordt gekenmerkt door eerlijke concurrentie"? Zou het niet beter zijn om voor wat betreft de publieke belangen, onderscheid te maken tussen specifieke consumentenbelangen en bredere maatschappelijk belangen? Wordt continuïteit van de energiesector als breder maatschappelijk belang gezien?

Overdracht Economisch Eigendom:
De leden van de VVD fractie zijn kritisch ten aanzien van de voorstellen betreffende de overdracht van het economisch eigendom van de netten. Nog veel is onduidelijk en de leden dringen er bij de Minister dan ook op aan om hier volstrekte duidelijkheid over te verschaffen. De leden van de VVD fractie vragen zich af in hoeverre het gebruik van `economisch eigendom' aansluit bij met name de gebruikte terminologieen in het Burgerlijk Wetboek en/of andere relevante wetgeving. Kan de Minister hierop ingaan? Kan de Minister in detail aangeven wat hij onder `economisch eigendom' verstaat? Kan de Minister nader toelichten welke redenen ten grondslag liggen aan het voorstel om het economisch eigendom van de netbedrijven over te dragen aan de netbeheerder? Zijn er concrete situaties geweest dat het niet kunnen beschikken over het economisch eigendom van het netwerk tot problemen heeft geleid bij de netbeheerder, specifiek op het punt van financieringsmogelijkheden en toezicht? Zo ja welke? Kan de Minister aangeven welke kosten zijn gemoeid met de overdracht van het economisch eigendom? Hoe kan voorkomen worden dat de consument uiteindelijk voor deze kosten zal opdraaien? Wat zijn de specifieke voordelen van overdracht van economisch eigendom? Wegen deze voordelen op tegen de kosten? Deelt de Minister de mening van de heer Hermans1 dat de discussie over het overdragen van het economisch eigendom naar de achtergrond zal verdwijnen, als gevolg van de discussie over afsplitsing van de netten in het kader van de privatisering van de energiebedrijven? Zo ja, waarom is deze bepaling dan in dit wetsvoorstel opgenomen? Zo nee, waarop is deze uitlating van de heer Hermans gebaseerd? Moet de discussie over economisch eigendom niet gelijktijdig met die over eventuele privatisering worden gevoerd? Is overdracht van economisch eigendom ook aan de orde in andere EU landen? Kan de Minister aangeven welke invloed de overgang van het economisch eigendom naar de netbeheerder heeft op het vermogen van de holding om geld te lenen op basis van hun totale credit rating
1 Energeia nieuws 29 januari 2004: Opmerkingen van de heer Arend Hermans tijdens het door Eneco georganiseerde congres, woensdag 28 januari 2004.
!" ! # $ % & ' ( ) * + , - . / & . 0 &&&- .

(de geconsolideerde balans van de holding en de dochter bedrijven)? Waarom wordt het toezicht op de netbeheerder effectiever als economisch eigendom en netbeheer binnen een organisatie komen? Geldt dit ook voor de landelijke netbeheerders? Zo neen, waarom niet? Op welke punten schieten de huidige regels die de onafhankelijkheid van de regionale netbeheerders van levering en productie moeten waarborgen tekort? Kan de Minister ingaan op de gevolgen van de wijziging van het economisch eigendom voor uitbreiding van de netten en de productiecapaciteit? Kan de Minister aangeven in welke mate cross border leases tot problemen hebben geleid bij de vorming van Essent, de overname van Remu door Eneco en de koop van Reliant' productiecapaciteit door Nuon? Wat zijn nu de precieze gevolgen van s
het economisch eigendom op de cross border leases? De overdracht van het economisch eigendom lijkt een paardenmiddel dat in feite neerkomt op onteigening. Deelt de Minister die visie? Is de Minister niet bezorgd dat dit een negatieve invloed zal hebben op het investeringsklimaat in Nederland in het algemeen? De leden van de VVD-fractie vragen zich overigens af of een dergelijke bepaling wel stand houdt in het licht van de Europese basisrechten ten aanzien van eigendom. Graag een uitgebreide toelichting van de Minister.

Zoals blijkt uit de toelichting doelt artikel VIII op onder meer cross border leases. De bewoordingen van artikel VIII sluiten echter ook niet uit dat onder het begrip "overeenkomst" een beheersovereenkomst tussen de netbeheerder en de rechtspersoon die het recht van gebruik van de netten heeft, kan worden verstaan. Dit veroorzaakt onduidelijkheid ten aanzien van de toepasselijke overgangstermijn. Is deze termijn bij een beheersovereenkomst zes maanden na inwerkingtreding van de wet zoals artikel VI bepaalt of is de termijn van twaalf maanden zoals artikel VIII bepaalt?

Onduidelijk is wie krachtens de voorgestelde wijziging van artikel 10 lid 3 Elektriciteitswet degene is aan wie het net "toebehoort". Bij deze aanduiding zal in eerste instantie aan de juridische eigenaar van het elektriciteitsnet worden gedacht. Dit kan echter tot onbedoelde effecten leiden. In een groot aantal gevallen ligt de juridische eigendom van het net niet bij de zogeheten activavennootschappen van de energiebedrijven. In de gevallen dat de activavennootschappen niet de juridische eigendom hebben, hebben zij zich op verschillende wijze van het gebruik van de netten verzekerd (bijvoorbeeld via opstalrecht, contracten). De juridische eigendom van de netten kan echter bij willekeurige derden liggen (gemeenten, agrarische ondernemers etc.). Het lijkt niet de bedoeling dat deze willekeurige derden netbeheerders gaan aanwijzen, maar dit dient dan wel duidelijk te worden. Kan worden bevestigd dat het recht om de netbeheerder aan te wijzen dat volgens artikel 10 lid 3 van het wetsvoorstel ligt bij degene aan wie het net "toebehoort" zal worden gewijzigd omdat dit tot de onbedoelde consequentie leidt dat bijv. gemeenten of agrarische ondernemers netbeheerder dienen aan te wijzen omdat vaak zij degene zijn aan wie de juridische eigendom van de netten "toebehoren"? Blijkens de toelichting op de wijziging van artikel 10 lid 3 Elektriciteitswet is deze opgenomen om aan het bezwaar van de Raad van State tegemoet te komen dat in haar advies de constructie dat de netbeheerder zichzelf zou aanwijzen, gekunsteld noemt. Als echter !" ! # $ % & ' ( ) * + , - . / & . 0 &&&- .

%

nu niet alleen de economische eigendom maar ook de "juridische eigendom" (in ieder geval het recht van gebruik) aan de netbeheerder zou worden overgedragen ontstaat ook onder de thans voorgestelde bewoordingen van artikel 10 lid 3 Elektriciteitswet weer de situatie dat de netbeheerder zichzelf aanwijst omdat dan immers de netten vermoedelijk aan de netbeheerder "toebehoren". Is het nu wel of niet toegestaan ook de "juridische eigendom" over te dragen aan de netbeheerder? Kan worden bevestigd dat het wetsvoorstel niet beoogt overdracht van de juridische eigendom van de netten aan de netbeheerder te voorkomen? Als dit inderdaad niet het geval is, kan dan worden bevestigd dat in die gevallen waarin de juridische eigendom inderdaad aan de netbeheerder is overgedragen er ook geen bezwaar tegen bestaat dat de netbeheerder zichzelf aanwijst hetgeen de huidige bewoordingen van artikel 10 lid 3 van het wetsvoorstel lijken te belemmeren?

De Memorie van Toelichting vermeldt dat de Beleidsregels aanwijzing netbeheerders elektriciteit en Beleidsregels aanwijzing netbeheerders gas zullen worden aangepast nadat dit wetsvoorstel tot wet is verheven. Voor een volledige beoordeling van de overdracht van de economische eigendom is het echter onontbeerlijk de beoogde aanpassingen van de beleidsregels te kennen. Kunnen de beoogde wijzigingen van de Beleidsregels aanwijzing netbeheerders elektriciteit en Beleidsregels aanwijzing netbeheerders gas worden verstrekt zodat deze kunnen worden meegewogen bij de besluitvorming over dit wetsvoorstel?

Unbundling
Welke informatie heeft de Minister over de invloed en effecten, voorzover aanwezig, die een verdergaande unbundling dan vereist in andere landen heeft gehad op het investeringsniveau aldaar? Kan de Minister daarbij specifiek ingaan op de ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk? Kan de Minister een overzicht geven van de ontwikkelingen ten aanzien van unbundling in andere relevante EU lidstaten?

Stille curator
Het benoemen van een stille curator heeft gevolgen voor de financiering (m.n. de directe opeisbaarheid van de financiering) van netbeheerders. Welke clausulering brengt de Minister aan bij het benoemen van een stille curator en wat is de ratio achter deze clausulering? Wie bepaalt de criteria voor aangetoond wanbeheer?

Gasmarkt
De leden van de VVD fractie spreken hun zorg uit over de ontwikkelingen in de gasmarkt. Deze vertoont nog te weinig kenmerken van een volwassen markt. De leden van de VVD-fractie achten het verschil in reguleringsregimes in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet een belangrijke belemmerende factor voor integratie van de elektriciteits- en gasmarkt. Met name voor elektriciteitsproducenten brengt het gebrek aan afstemming van de reguleringsregimes grote problemen met zich mee. Waarom kiest de Minister, ondanks de bezwaren, desalniettemin voor het systeem van geconditioneerde onderhandelde toegang tot gastransportnetten? Waarom is niet gekozen voor gereguleerde toegang tot gastransportnetten? Wat is de invloed van deze keuze op de leveringszekerheid van gas in bijvoorbeeld !" ! # $ % & ' ( ) * + , - . / & . 0 &&&- .

)

afgelegen gebieden? Zou door de keuze voor gereguleerde toegang tot gasnetten niet een belangrijke belemmering voor integratie van de elektriciteits- en gasmarkt worden weggenomen?

Wat zijn de verwachtingen van de Minister met betrekking tot het totstandkomen van een daadwerkelijke keuzemogelijkheid voor de consument, gegeven het feit dat het Groningen veld exclusief in handen blijft van de Gasunie? Zijn er voornemens om een deel van deze capaciteit buiten de Gasunie om op de vrije markt aan te bieden, zoals o.a. bij grote gasbedrijven in de UK, Italië, Spanje en Duitsland is gedaan? Door de directeur van de Dte is op verzoek van de Minister een advies uitgebracht over het functioneren van de gasmarkt. Een van de conclusies van dit advies is dat het ontbreken van een goed functionerende markt voor zogeheten flexibiliteitdiensten een belemmering is voor een goed werkende gasmarkt. In verband met een goed functioneren van de gasmarkt dient de systeembeheerder ook flexibiliteitsdiensten aan te bieden. Is de Minister voornemens deze taak alsnog in artikel 10a Gaswet op te nemen?

Hoe wordt er bepaald of er sprake is van marktconforme tarieven? Welke criteria liggen hieraan ten grondslag? Welke rol is hierin voor de APX spotmarkt is weggelegd? Hoe kan worden gezorgd dat de tarieven in de gehele gassector transparant zijn? Graag een uitgebreide reactie van de minister. De leden van de VVD-fractie krijgen in toenemende mate berichten dat de entry-en transportcapaciteit van gas onvoldoende functioneert. Er kan te gemakkelijk transportcapaciteit worden gereserveerd zonder dat daar daadwerkelijk gebruik van gemaakt wordt. Wat is de visie van de Minister op het probleem met de importcapaciteit van gas?

Kwaliteitsconversie laag/hoogcalorisch
De kwaliteitsconversie is in de ogen van de leden van de VVD-fractie een essentieel onderdeel van de gasmarkt. Zij vinden dat de Minister hier dan ook te lichtzinnig mee omgaat. Op welke grond wordt aangenomen dat er voldoende concurrentie op de markt voor kwaliteitsconversie zal ontstaan? In hoeverre spelen schaalvoordelen een rol bij het aanbieden van kwaliteitsconversie? Is overwogen om de tarieven voor kwaliteitsconversie te reguleren zolang er geen sprake is van voldoende marktwerking? Waarom grijpt de Minister het wetsvoorstel niet aan om de geconstateerde knelpunten op te lossen? In het bijzonder, waarom voorziet het wetsvoorstel niet in gereguleerde toegang tot de flexibiliteit van het Groningenveld en in het toekennen van kwaliteitsconversie als exclusieve taak aan de TSO?

Storingsregistratie
Gegevens betreffende kwaliteitsindicatoren, zoals het aantal en duur van storingen, achten de leden van de VVD fractie voor de vaststelling van nettarieven derhalve van groot belang. Is de wettelijk voorgeschreven storingsregistratie openbaar? Zo nee, waarom niet? Zo ja op welke wijze worden deze openbaar gemaakt? Hoe staat de Minister tegenover openbaarmaking van bedoelde storingsregistratie? Op welke wijze wordt de Kamer hier vervolgens over geïnformeerd? De storingsregistratie heeft betrekking op zogeheten kwaliteitsindicatoren. Kan de Minister nader aangeven !" ! # $ % & ' ( ) * + , - . / & . 0 &&&- .


---

wat met het begrip kwaliteitsindicatoren wordt bedoeld? Hebben kwaliteitsindicatoren uitsluitend betrekking op leveringsonderbrekingen (aantal, duur en aard van de storingen) of hebben zij ook betrekking op de spanningskwaliteit (frequentie, spanningsvariaties, etc.). Hoe en door wie wordt bepaald op welke kwaliteitsindicatoren de registratie betrekking hebben? Wat zijn de nadelen/voordelen van zelfregulering ten aanzien van storingsregistratie zoals door Energiened wordt pleit? Kan de Minister aangeven waarom hij deze keuze gemaakt heeft?

Transportnetten
Is het inderdaad zo dat de leveringsplicht van de leverancier vervalt indien de netbeheerder het transport opschort/beëindigd? Recentelijk is er gesproken over het overdragen van de transportnetten aan TenneT. Achterliggende gedachte hierbij is het inbouwen van extra waarborgen voor de transportnetten in verband met de hoge (maatschappelijke) kosten van een stroomstoring en het publieke karakter van dit net. Wat is de visie van de Minister hierop? Is het mogelijk voor TenneT om het transportnet (alle netten van 120kv en hoger) in handen te krijgen? Zo ja op welke wijze en hoe zou dit dan moeten worden gefinancierd? Acht de Minister het toelaatbaar dat elke willekeurige financier wordt toegelaten? Wat zou juridisch de beste manier zijn om de overdracht vorm te geven? In hoeverre acht de Minister de rol van TenneT als regulator van de markt verenigbaar met haar commerciele belang als exploitant van de netten?

Aansprakelijkheid
De energieraad beveelt in zijn van oktober 2003 aan, de uitsluiting van aansprakelijkheid te laten vervallen, in plaats van een inspanningsverplichting een resultaatverplichting op te nemen, minimumnormen te formuleren voor leveringszekerheid, directe schade tot een bepaald maximum te laten vergoeden en de onderlinge vrijwaring tussen netbeheerders te laten vervallen. De raad pleit ook voor differentiatie van de forfaitaire compensatieregeling. De leden van de VVD- fractie willen graag de visie van de minister hierop weten.

Boetebepalingen
In de Memorie van Toelichting onderdeel 7.2.1 staat aangegeven dat dwangsom/boete mogelijk is "bij specifiek aangewezen bepalingen". Het is voor de leden van de VVD-fractie niet duidelijk welke criteria hebben gegolden bij de keuze voor de situaties waarin sprake kan zijn van een dwangsom/boete. Een toelichting op de gekozen systematiek ontbreekt. Hierover dient meer helderheid te komen. Hetzelfde geldt voor de wijze van totstandkoming/beïnvloeding van het boetebeleid door DTe in de vorm van richtsnoeren. Hoe wordt de hoogte van de boete vastgesteld en op welke wijze gemotiveerd?

Stroometikettering
Het bevreemdt de leden van de VVD fractie dat in de Memorie van Toelichting reeds nadere invulling wordt gegeven aan hoe stroometikettering zou moeten plaatsvinden, !" ! # $ % & ' ( ) * + , - . / & . 0 &&&- .

terwijl de EU-richtsnoeren - die moeten leiden tot Europese harmonisering in de implementatie - nog niet zijn gepubliceerd. Graag een reactie van de Minister hierop.

Artikelsgewijze vragen
De strekking van art 2, lid 2 lijkt te zijn dat er slechts één netbeheerder kan zijn voor het landelijke gastransportnet (Gasunie). Betekent dit dat wanneer een andere investeerder een eigen pijpleiding(systeem) wil aanleggen, deze gedwongen is het beheer over zijn leidingen over te dragen aan die ene (Gasunie) netbeheerder? Dit zal concurrerende investeringen in landelijke pijpleidingen ontmoedigen, zo niet onmogelijk maken. Is dit niet in conflict met het principe van "vrijheid van pijpleiding aanleg"? Moet het dan niet mogelijk zijn om toch meerdere netbeheerders aan te wijzen voor landelijke gastransportnetten? Te meer daar dit ook mogelijk is voor de distributiebedrijven, opslaginstallaties en LNG installaties.

Volgens artikel 3a, lid 1, sub b, mag de meerderheid van de leden van de Raad van Commissarissen van de beheerder van het landelijke gastransportnet direct noch indirect een binding hebben met een rechtspersoon die de productie, aankoop of levering van gas of elektriciteit verricht of met een aandeelhouder van die rechtspersoon. Wat is de definitie van "direct noch indirect"? Deze bepaling lijkt het vinden van geschikte en gekwalificeerde kandidaten voor deze posities toch zeer te bemoeilijken, zo niet onmogelijk te maken. Kan hier niet beter een formulering zoals in de tweede gasrichtlijn worden genomen: "mag de meerderheid ........ geen deel uitmaken van bedrijfsstructuren die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, distributie en levering van aardgas"?

Volgens artikel 3b, lid 1 dient de netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijke gastransportnet, te beschikken over de economische eigendom van het gastransportnet. Waarom vindt de Minister het nodig een dergelijke, verstrekkende, bepaling op te nemen? Dit wordt niet vereist door de tweede richtlijn. Hiermee wordt de aandeelhouders van het bedrijf de zeggenschap ontnomen over haar belangrijkste assets. Dit lijkt ons schadelijk te zijn voor het investeringsklimaat in Nederland, vooral vanuit de optiek van buitenlandse bedrijven. Zijn er niet voldoende overige bepalingen in het wetsvoorstel die misbruik van het net voor de eigen handelsactiviteiten uitsluiten?

Volgens artikel 9 kan de Minister een netbeheerder opdragen voorzieningen te treffen teneinde zeker te stellen dat het transport van gas in voldoende mate plaats vindt. Dit betekent, zoals ook aangegeven in de Memorie van Toelichting, dat deze investeringsverplichting in het vervolg ook voor Gasunie zal gaan gelden. Gezien de negatieve invloed die een investeringsverplichting heeft op het Nederlandse investeringsklimaat vragen de leden van de VVD fractie zich af of het nodig is om een dergelijke formele bevoegdheid op te nemen voor een bedrijf dat (mede) gefinancierd wordt door privé kapitaal? Welke aanleiding is er, gelet op de solide historie van Gasunie op het gebied van leveringszekerheid, om te veronderstellen dat noodzakelijke investeringen in het netwerk achterwege zullen blijven zonder deze bevoegdheid? Is het dan niet beter om de eigenaren van het bedrijf, binnen het !" ! # $ % & ' ( ) * + , - . / & . 0 &&&- .

wettelijke kader, zelfstandig investeringsbeslissingen te laten nemen op basis van de normale, objectieve criteria die investeerders daarvoor aanleggen?

In artikel 18, 18a tot en met 18h en artikel 18g worden twee verschillende toegangsregimes voorgeschreven voor enerzijds reeds bestaande gasopslaginstallaties (Norg, Grijpskerk en Alkmaar) en eventuele nieuw te bouwen gasopslaginstallaties. Voor de bestaande blijft het systeem van "gereguleerde" toegang van kracht en voor nieuwe geldt een licht regime van onderhandelde toegang. Dit verschil wordt gemotiveerd op basis van een vooronderstelde economische machtspositie van de bestaande gasopslaginstallaties (art 18, lid2). Zou niet in principe hetzelfde (onderhandelde) toegangsregime voor alle opslaginstallaties moeten gelden? Worden hier niet die partijen die in het verleden reeds grote investeringen in opslaginstallatie hebben gedaan "gestraft" door het opleggen van een gereguleerd toegangsregime? Is het niet vreemd om iets wat eigenlijk op basis van de mededingingswet zou moeten worden geconstateerd, namelijk het al dan niet hebben van een economische machtspositie, hier per definitie vast te leggen? Is het niet verstandiger en beter voor het stimuleren van investeringen in nieuwe opslaginstallaties om hier de markt gewoon zijn werk te laten doen en adequate mededinging te blijven veiligstellen via het toepassen, waar nodig, van de mededingingswet? Er kan dan volstaan worden met alleen artikel 18g (verplichting tot onderhandelen over toegang met degenen die daarom verzoeken).

In artikel 33 van de Elektriciteitswet 1998 is bepaald dat de gezamenlijke netbeheerders overleg moeten voeren met representatieve organisaties van netgebruikers over de voorstellen m.b.t. de door de directeur van de Dte vast te stellen tarieven en voorwaarden voor toegang tot het elektriciteitsnet. Bij de vaststelling van de door de gezamenlijke netbeheerders ingediende voorstellen moet de directeur van de Dte op grond van artikel 36 lid 1 aanhef en onderdeel a Elektriciteitswet 1998 uitdrukkelijk rekening houden met de uitkomsten van dit overleg. In het voorliggende wetsvoorstel wordt artikel 33 Elektriciteitswet 1998 zonder nadere toelichting geschrapt. Welke redenen liggen aan het vervallen van dit artikel ten grondslag? Uit de reacties van de verschillende marktpartijen komt naar voren dat het overleg (gebruikersplatform elektriciteitsnetten) goed zou functioneren. In dit verband wordt door marktpartijen gewezen op de recentelijk door de directeur van de Dte vastgestelde Meetcode. Tegen deze achtergrond bezien vernemen de leden van de VVD fractie graag welke noodzaak de Minister ziet voor het afschaffen van het overleg?

In de Gaswet is niet voorzien in een systeem van overleg tussen de gezamenlijke netbeheerders en representatieve organisaties over technische voorwaarden. Artikel 11 Gaswet voorziet er in dat netbeheerders voorstellen voor technische voorwaarden ter beoordeling overleggen aan de directeur van de Dte. Vervolgens worden deze voorstellen, met inachtneming van de aanwijzingen van de directeur van de Dte, door de netbeheerders vastgesteld. De in artikel 11 Gaswet bedoelde voorstellen regelen inhoudelijk soortgelijke onderwerpen als in de Elektriciteitswet 1998, zoals een `meetcode' en aansluitvoorwaarden. Waarom is in dit artikel niet voorzien in een !" ! # $ % & ' ( ) * + , - . / & . 0 &&&- .

procedure waarbij representatieve organisaties een uitdrukkelijke rol is toegekend, zoals dit wel is geschied in de Elektriciteitswet 1998? Waarom is er niet voor gekozen een `Meetcode" gas in de wet op te nemen?

Paul de Krom (VVD)
Woordvoerder Duurzame Ontwikkeling
W. www.pauldekrom.nl
T. 070 ­ 318 28 91


---- --