Ministerie van Buitenlandse Zaken

(04-BuZa-01) inzake Saoedische financiering van imams

Beantwoording verzoek (04-BuZa-01) inzake Saoedische financiering van imams

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Datum

3 februari 2004

Behandeld

DAM

Kenmerk

DAM-051/04

Telefoon

+31 (0)70-3486383

Blad


1/4

Fax

+31 (0)70-3486639

Bijlage(n)


---

Betreft

Uw verzoek met kenmerk 04-buza-01 inzake Saoedische financiering van imams

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft 27 januari 2004 gevraagd om een brief ter beantwoording van door haar gestelde vragen over Saoedische financiering van imams. De aanleiding tot dit verzoek vormde een interview in De Telegraaf van 24 januari 2004 met een voormalige medewerker van de in Den Haag gevestigde ambassade van Saoedi-Arabië, de heer Mishal Al-Mutiry. Met deze brief voldoen wij aan het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken.

Vraag 1.

Is het waar dat vanuit de ambassade van Saudi-Arabië te Den Haag in Nederland werkzame imams worden gefinancierd? Zo ja, welke imams betreft dit, aan welke moskeeën zijn deze imams verbonden en welke bedragen zijn hierbij in het geding?

Vraag 2.

Is het waar dat vanuit de ambassade van Saudi-Arabië als tegenprestatie van de betrokken imams wordt gevraagd het wahhabisme - de fundamentalistische vorm van de islam - in de Nederlandse moskeeën uit te dragen en, zo ja, in welke mate? Welke imams betreft dit in in welke moskeeën zijn deze imams werkzaam?

Antwoord

Zoals al eerder aangegeven (Aanhangsel Handelingen II 2002-2003, nr. 520) kent de regering van Saoedi-Arabië zichzelf een speciale rol toe bij de verspreiding van de islam over de wereld. Met het oog hierop huisvest en financiert zij verschillende islamitische liefdadigheids- en zendingsorganisaties, waarvan de meest bekende de Moslim Wereld Liga is. De achterliggende ideologie van deze organisatie is het wahabisme, de in Saoedi-Arabië dominante puriteinse stroming binnen de soennitische variant van de islam, die in Saoedi-Arabië staatsgodsdienst is. Tegen deze achtergrond en vanwege het ontbreken van de in het westen gebruikelijke scheiding van 'kerk' en staat in Saoedi-Arabië is het sedert decennia gebruikelijk dat deze wahabitische zendingsactiviteiten - zoals de financiering van moskeebouw, verspreiding van literatuur en betalingen aan imams - mede via de Saoedische diplomatieke posten verloopt. Ten gronde wijkt deze gang van zaken niet af van de betalingen aan imams en moskeeën die bijvoorbeeld de Turkse overheid, via haar Directoraat voor Godsdienstzaken (Diyanet) in Nederland doet aan moskeeën en imams.

Een en ander laat onverlet dat - zoals de regering in bovengenoemde eerdere antwoorden op Kamervragen ook reeds aangegeven heeft - dergelijke Saoedische financiering van islamitische instellingen in Nederland, en ongeacht het gekozen kanaal, onwenselijk kan zijn, indien zij gericht is op organisaties die anti-democratische en intolerante opvattingen verspreiden, hetgeen het integratiestreven van de Nederlandse overheid kan schaden. Of hiervan sprake is in de genoemde gevallen, is nog voorwerp van onderzoek.

Vraag 3.

In hoeverre treedt de Nederlandse regering op tegen door de ambassade van Saudi-Arabië geïnitieerde financiële transacties en beïnvloeding van in Nederland werkzame imams, mede gelet op de door de kamer aanvaarde motie Wilders c.s. d.d. 17 december 2002 (27 925, nr. 76)?

Antwoord

Optreden van de regering in aangelegenheden als onderhavige, zal moeten worden gebaseerd op de aangetroffen feiten, de relevante verdragsbepalingen en wetgeving en bestuurlijk-politieke afwegingen. Indien de staatsveiligheid of de rechtorde feitelijk in het geding zou komen is een afdoende reactie op zijn plaats. Indien bij schending van de Nederlandse wet een ambassade is betrokken dan wordt met inzet van de gebruikelijke diplomatieke middelen daartegen opgetreden.

In het geval van anti-integratieve en andere ongewenste activiteiten is een bestuurlijke reactie gewenst. Tegen dergelijke handelingen van personen of instellingen binnen de Nederlandse samenleving, die haaks staan op beleidsdoelstellingen als integratie van minderheden en behoud van de democratische verhoudingen zal dan ook met bestuurlijke middelen worden opgetreden. Tegen gevers of ontvangers van financiële middelen zal, indien dergelijke ongewenste activiteiten worden geconstateerd, eveneens met bestuurlijke middelen worden opgetreden. Wanneer het daarbij gaat om vreemde mogendheden en hun diplomatieke vertegenwoordigers zal langs diplomatieke weg worden opgetreden. De Saoedische overheid heeft overigens de afgelopen tijd haar toezicht op charitatieve geldstromen en op de betrokken liefdadige- en zendingsorganisaties geïntensiveerd.

Dit gezegd zijnde is de Nederlandse regering van mening dat het de Ambassade van Saoedi-Arabië, zoals alle in Nederland geaccrediteerde ambassades, vrijstaat om binnen de marges van de Nederlandse wet en de in het Verdrag van Wenen vastgelegde taken van ambassades in contact te treden met maatschappelijke organisaties in Nederland, waaronder ook islamitische organisaties en moskeeën. Ook financiële ondersteuning van activiteiten van deze organisaties is binnen de marges van de wet toelaatbaar en zeker niet ongebruikelijk. De AIVD verricht, zoals in het vorige antwoord reeds is aangegeven, intensief onderzoek naar de rol van financieringsstromen vanuit Saoedi-Arabië naar Nederland.

Vraag 4.

In hoeverre, in welke mate en op welke wijze wordt voorts vanuit Saudi-Arabië fundamentalisme, extremisme en terrorisme in Nederland financieel ondersteund?

Antwoord

Ten aanzien van de verspreiding van orthodox-islamitische opvattingen, ook wel aangeduid als fundamentalisme, is vastgesteld dat de activiteiten van Saoedische zendingsorganisaties tot op heden weinig gehoor vinden onder de moslimgemeenschappen in Nederland. Het wahabisme is voor het overgrote deel van de moslims in Nederland een variant van de islam die ver afligt van hun eigen geloofsovertuiging. Slechts een klein aantal moskeeën in Nederland heeft dan ook een wahabitisch stempel. Op een ander domein, het islamitisch onderwijs in Nederland, is de Saoedisch-wahabitische invloed de afgelopen tijd sterk teruggedrongen, mede onder invloed van het AIVD rapport over ongewenste bemoeienis binnen deze scholen.

Terzake operationele aspecten is door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de commissie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten op 21 januari 2004 een notitie toegestuurd waarin de stand van zaken van het lopende AIVD onderzoek is geschetst over de mogelijke verbanden tussen wahabitische missie, radicaliseringstendensen en islamistisch terrorisme.

De Minister van Buitenlandse Zaken, De Minister van Binnenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot J.W. Remkes