Ministerie van Buitenlandse Zaken

Algemeen ambtsbericht Sudan
februari 2004

Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken Afdeling Asiel- en Migratiezaken
Den Haag
070-3485964
3 februari 2004


1 Inleiding
In dit algemeen ambtsbericht wordt de situatie in Sudan beschreven voorzover deze van belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van personen die afkomstig zijn uit Sudan en voor besluitvorming over de terugkeer van afgewezen asielzoekers. Dit ambtsbericht is een actualisering van eerdere ambtsberichten over de situatie in Sudan: het laatste algemeen ambtsbericht Sudan is uitgebracht op 8 juli 2003. Dit algemeen ambtsbericht beslaat de periode van juli 2003 tot en met januari 2004.
Dit ambtsbericht is deels gebaseerd op informatie van openbare bronnen. Bij de opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende organisaties van de Verenigde Naties, niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur en berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst.
Bovendien liggen vertrouwelijke rapportages van de Nederlandse vertegenwoordigingen in de regio en in Europa aan dit algemeen ambtsbericht ten grondslag. Waar in dit ambtsbericht wordt verwezen naar openbare bronnen, is de tekst in veel gevallen ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen.
In hoofdstuk twee wordt ingegaan op recente ontwikkelingen op politiek, veiligheids- en sociaal-economisch gebied. Deze beschrijving wordt voorafgegaan door een korte beschrijving van de geografie, bevolking en geschiedenis van Sudan.
In hoofdstuk drie zijn relevante ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten opgenomen. Na een overzicht van wettelijke garanties en internationale verdragen waarbij Sudan partij is, komen de mogelijkheden van toezicht aan de orde. Daarna volgt een beschrijving van naleving dan wel schending van enkele klassieke mensenrechten. Tenslotte wordt de positie van enkele specifieke groepen belicht. In hoofdstuk vier komen de opvang van binnenlands ontheemden en vluchtelingen in de regio en de positie en opvang van (alleenstaande) minderjarigen aan de orde, evenals het beleid van een aantal andere Europese landen inzake asielzoekers uit Sudan en activiteiten van internationale organisaties. Een algehele samenvatting volgt in hoofdstuk vijf.
---

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004


2 Landeninformatie
2.1 Basisgegevens
2.1.1 Land en Volk
De naar schatting1 32,5 miljoen inwoners van Sudan kunnen worden ingedeeld in circa 600 stammen. Er bestaat een grote verscheidenheid aan etniciteiten en het aantal talen dat in Sudan wordt gesproken is meer dan 1002. Sudan kent 26 deelstaten. Op grond van de administratief-bestuurlijke indeling van 19943 worden 16 deelstaten tot Noord-Sudan gerekend en 10 tot Zuid-Sudan. Noord-Sudan is in handen van de regering in Khartoem (met uitzondering van een gedeelte van het Nuba gebergte), maar Zuid-Sudan is de facto in handen van rebellen; met dien verstande dat de meeste grotere plaatsen (garnizoensplaatsen) en hun directe omgeving in Zuid-Sudan onder controle staan van de regering, waardoor de cultuur en het taalgebruik in die grotere plaatsen sterk beïnvloed zijn. In het gedeelte dat kan worden aangeduid als (het administratief-bestuurlijke) Noord-Sudan mengden Arabische stammen zich vanaf de zevende eeuw met de reeds in het gebied woonachtige Afrikaanse volken. Onder meer door onderlinge huwelijken vond op grote schaal arabisering en islamisering plaats van deze noordelijke Afrikaanse volken, en was het na de dertiende eeuw vrijwel gedaan met het christendom in het noorden van het huidige Sudan. Thans is circa 90 % van de bevolking in dit deel van Sudan moslim. Zwart-Afrikaanse (niet-Arabische maar wel grotendeels islamitische) stammen en bevolkingsgroepen in het noorden van Sudan zijn onder andere de Beja, de Fur, de Nubiërs en volkeren die heden ten dage gezamenlijk tot de Nuba gerekend worden. In de regio Khartoem verblijven daarnaast circa twee miljoen ontheemden die uit het zuiden en voor een kleiner deel uit het westen afkomstig zijn en hoofdzakelijk animistisch of christelijk zijn. Tot slot wonen in Noord-Sudan circa 150.000 koptische christenen.
1 Schatting in 2002 door de Economist Intelligence Unit (EIU).
2 In de 14e editie van de Ethnologue wordt een aantal van 134 `levende talen' genoemd.
3 De administratief-bestuurlijke indeling van februari 1994 maakt de volgende indeling. Noord-Sudan: Northern, Darfur (Northern, Western en Southern), Kordofan (Northern, Western en Southern), Red Sea, Nile, Khartoum, Kassala, El Gezira, Gedaref, White Nile, Blue Nile en Sennar (zie de landkaart in bijlage 1). Zuid-Sudan: Bahr el-Ghazal (Northern en Western), Unity (of: Wehida), Warap, Lakes (of: Buheyrat), Upper Nile, Jonglei, Equatoria (Western en Eastern) en Bahr el Jebel. De leefgebieden van de zuidelijke niet-Arabische stammen komen veelal niet exact overeen met de grenzen van het administratief-bestuurlijke Zuid-Sudan. Partijen verschillen mede op grond hiervan van mening waar de grens van `Zuid-Sudan' ligt, hetgeen ook een struikelblok bij de vredesonderhandelingen is (Minority Rights Group International Report, Sudan: Conflict and minorities, juli 1995).
---

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

In (het administratief-bestuurlijke) Zuid-Sudan leven overwegend zwart- Afrikaanse stammen, waarvan de Dinka, Nuer en Shilluk de omvangrijkste zijn. De religie van deze stammen is overwegend animistisch (circa 70%) of christelijk (circa 20%), en de cultuur verschilt wezenlijk van die van het Arabische en gearabiseerde bevolkingsdeel in het noorden.4
De nationale of officiële taal van Sudan is het standaard Arabisch. Als moedertaal spreken Sudanezen de taal van hun etnische groep. Degenen die een andere taal dan Arabisch als moedertaal hebben, beheersen in de regel een vorm van Arabisch als tweede taal.
In Noord-Sudan worden verschillende varianten van `Noord-Sudanees gesproken Arabisch' gebruikt in de communicatie tussen bevolkingsgroepen met verschillende moedertalen. In Noord-Sudan is de moedertaal hetzij een vorm van `Noord-Sudanees gesproken Arabisch' hetzij de taal van de eigen etnische groep. Ook in Zuid-Sudan spreekt men de taal van de eigen etnische groep als moedertaal, en beheerst iedereen dus de taal van tenminste één etnische groep. In de dagelijkse communicatie tussen sprekers van verschillende moedertalen worden als voertalen het Juba-Arabisch of andere varianten van `Zuid-Sudanees gesproken Arabisch' gebruikt, dan wel de talen van lokale etnische groepen. Het Juba- Arabisch is een vereenvoudigde vorm van het Arabisch. Zuid-Sudanezen, met name degenen die een schoolopleiding hebben gevolgd en/of in stedelijke centra wonen, kunnen in meerdere of mindere mate het standaard Arabisch en/of het Engels beheersen. Het standaard Arabisch, het `Noord-Sudanese gesproken Arabisch' en het Engels zijn in Zuid-Sudan echter geen wijd verbreide talen en zijn niet toereikend voor communicatie in het dagelijkse leven. In contacten tussen opgeleide (Zuid-) Sudanezen en buitenlanders kan wel gebruik worden gemaakt van het Engels.5

4 Koninklijk Instituut voor de Tropen, Landenreeks Sudan.
5 Deze beschrijving was ook al van toepassing voor de perioden beschreven in de algemene ambtsberichten van 23 december 1999, 31 maart 2001 en 17 september 2002. De tekst, zoals opgenomen in de twee eerstgenoemde algemene ambtsberichten (`De bewoners van dit deel van Sudan gebruiken, naast lokale stamtalen en het Arabisch (dwz een specifiek dialect), het Engels als voertaal.') kan weliswaar de indruk wekken dat Engels in Zuid-Sudan een voertaal is die in het dagelijks leven door Sudanezen onderling gebruikt wordt. Dit is echter niet het geval. In dit verband merk ik op dat de summiere informatie die werd verstrekt in oudere ambtsberichten dateert uit een periode waarin de relevantie van gedetailleerde gegevens over de taalsituatie in Sudan niet duidelijk was.
Bovenstaande aangepaste tekst dient de in de drie eerdere ambtsberichten gebruikte zinsnede te vervangen. Zie hiervoor de brief aan de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 12 juni 2003 (DPV/AM-744273/03).

---

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

2.1.2 Geschiedenis
Tijdens de `scramble for Africa' gedurende de laatste decennia van de 19e eeuw, kwam Sudan onder Brits gezag. Als gevolg van de ongelijke behandeling door de Britten verslechterden de betrekkingen tussen Noord- en Zuid-Sudan. In het islamitische noorden schakelden de Britten lokale sjeiks in bij hun indirecte bestuur. Het zuiden, waar de nieuwe 'Southern Policy' werd gevoerd, werd apart behandeld teneinde te voorkomen dat het nationalisme, dat in Egypte al vaste voet had gekregen, zich via Noord-Sudan naar het zuiden en de overige Britse bezittingen in Oost-Afrika zou uitbreiden. De nadruk in dit beleid op de lokale etnische en culturele waarden in het zuiden had tot gevolg dat de verspreiding van de islam effectief werd geblokkeerd. Onderwijs en economische ontwikkeling werden verwaarloosd en de handel bleef in Noord-Sudanese handen. Toen in de jaren veertig van de vorige eeuw de eerste politieke partijen werden opgericht6 en de roep om onafhankelijkheid sterker werd , lieten de Britten deze `Southern Policy' los. Op 19 december 1955 riep het Sudanese parlement unaniem de onafhankelijkheid uit.
De geschiedenis na de onafhankelijkheid kenmerkt zich door periodes van chronische instabiliteit en gewelddadige interne conflicten. Civiele regeringen en militair bestuur wisselden elkaar af; de politieke en economische macht berustte bij een kleine elite afkomstig uit de Arabische gemeenschap in het noorden. Toen de Sudanese regering in juni 1989 op het punt stond de uitgangspunten vast te leggen voor een vredesregeling met het zuiden, zette een groep officieren onder leiding van de huidige president Al-Bashir de democratisch gekozen regering via een militaire staatsgreep af.
Sinds de onafhankelijkheid in 1956 is Sudan - met een onderbreking tussen 1972 en 1983 - in een burgeroorlog verwikkeld. Deze complexe burgeroorlog heeft politiek-economische, religieuze en culturele oorzaken en speelt zich af op de scheidslijn van de Arabische wereld en Sub-Sahara Afrika. Het land is verdeeld in een islamitisch noorden, grotendeels beheerst door de Sudanese overheid en een voornamelijk christelijk/animistisch zuiden, vooral in handen van de rebellenbeweging SPLM/A. Het overheersende conflict tussen de regering en de

6 Begin jaren veertig van de vorige eeuw formuleerde een nationale beweging, de `Graduates General Congress', de eis van zelfbeschikking. In 1943 viel deze beweging uiteen en ontstonden de National Unionist Party (NUP, de voorloper van de huidige Democratic Unionist Party, DUP) en de Umma Party (UP). De NUP, gesteund door de Khatmiya-sekte, stond eenheid met Egypte voor en had haar economische basis in de handel. De UP die nauwe banden met de Ansar-broederschap had, wilde volledige onafhankelijkheid en steunde vooral op landeigenaren en Arabische stamhoofden in het westen. Een derde hoofdstroming, die ook in andere landen voorkwam, werd de Moslim Broederschap. Deze zou in Sudan als National Islamic Front (NIF) een hoofdrol in de Sudanese politiek gaan spelen.

---

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

SPLM/A wordt verder gecompliceerd door, al dan niet tribale, lokale conflicten. De vondst van olie in met name Zuid-Sudan heeft het conflict een nieuwe dimensie gegeven. Hierbij gaat het om de verdeling van de olieopbrengsten tussen noord en zuid. Bij de strijd om de oliegebieden (met name in de deelstaat Unity State/Western Upper Nile), waarbij de Sudanese regering de exploitatie (en expansie) van oliegebieden met harde hand probeert veilig te stellen en de rebellen deze exploitatie met geweld proberen te verstoren, worden regelmatig op grote schaal mensenrechten geschonden.7
Ondanks verschillende vredesinitiatieven is er nog steeds geen einde gekomen aan de burgeroorlog in Sudan. Hoopvol lijken nu de vredesonderhandelingen die onder auspiciën van de Intergovernmental Authority on Development (IGAD)8 gevoerd worden.
Deze onderhandelingen zijn in 1993 gestart en leidden in 1994 tot een verklaring over de principes op basis waarvan onderhandeld moest worden.9 In 2002 raakten de onderhandelingen, onder leiding van de Keniaanse IGAD-bemiddelaar Generaal Sumbeiywo, in een stroomversnelling. In juli 2002 sloten beide partijen een principe-akkoord over het recht van zelfbeschikking van het zuiden en de scheiding van staat en religie, het zogenaamde Machakos Protocol. Hoewel er na juli 2002 regelmatig vorderingen werden gemeld, bleek het niet mogelijk om overeenstemming te bereiken over met name de verdeling van macht en welvaart en over veiligheidsaangelegenheden. Ook bleven zaken als de (religieuze status) van Khartoem en de precieze afbakening van het zuiden een discussiepunt. Op 1 maart 2003 zijn besprekingen tussen de Sudanese regering en de SPLM/A begonnen over de status van de drie zogenaamde `betwiste' gebieden (het Nuba gebergte, Southern Blue Nile en Abyei).10
De Sudanese regering en de SPLM/A sloten op 15 oktober 2002 een overeenkomst inzake een staakt-het-vuren (Memorandum of Understanding on the Cessation of the Hostilities) voor de duur van de vredesonderhandelingen in Machakos. Het 7 Ontvoering van vrouwen en kinderen, platbranden van dorpen, bombardementen op burgers, verkrachtingen, plunderingen, etc.

8 De Intergovernmental Authority on Development (IGAD) is een regionale organisatie ter bevordering van economische samenwerking, regionale integratie en conflictbeheersing en conflictoplossing. Leden zijn Djibouti, Eritrea, Ethiopië, Kenia, Somalië, Sudan en Oeganda. De activiteiten van de IGAD worden ondersteund door het IGAD Partners' Forum (IPF). Leden van het IPF zijn: Oostenrijk, België, Canada, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Japan, Nederland, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten, Zweden, Zwitserland, Europese Commissie, VN Secretariaat, UNDP, UNESCO, UNHCR, WPF en Wereldbank. Egypte heeft de status van waarnemer.
9 De zogenaamde `Declaration of Principles' (DoP)
10 Deze drie gebieden zijn omstreden. De Sudanese regering beschouwd deze gebieden als behorende tot Noord-Sudan. De SPLM/A beschouwt zich daarentegen als gemandateerd vertegenwoordiger van deze gebieden.

---

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

MoU geldt in principe voor alle gebieden in Sudan waar beide partijen en/of hun geallieerden tegenover elkaar staan. De overeenkomst inzake een staakt-het-vuren tussen de Sudanese regering en de SPLM/A werd op 4 februari 2003 uitgebreid met een Addendum to the MoU, waarbij een Verification and Monitoring Team (VMT) werd ingesteld.
Hoewel er begin 2003 met name in Western Upper Nile opnieuw hevig werd gevochten en er ook na 4 februari 2003 (Addendum to the MoU) berichten bleven over (kleinschalige) schendingen van de overeenkomst inzake een staakt-het- vuren, betekende de overeenkomst voor Zuid-Sudan op militair gebied een periode van relatieve rust.
In maart 2003 werd besloten om de in maart 2002 gesloten Regeling ter Bescherming van Niet-strijdende Burgers en Civiele Faciliteiten en het mandaat van de Civilian Protection Monitoring Team (CPMT)11 met een jaar te verlengen tot 31 maart 2004.
In januari 2002 had de Sudanese regering een overeenkomst inzake een staakt-het- vuren met de SPLM/A gesloten voor het Nubagebergte. In juni 2003 werd deze overeenkomst door beide partijen (opnieuw) verlengd tot 19 januari 2004. Het beleid van de regering, met name steunend op de belangrijkste regeringspartij de National Congress (Party) (NC(P)), voorheen National Islamic Front (NIF), wordt gekenmerkt door arabisering en islamisering van de maatschappij. Er is sprake van stelselmatige onderdrukking van het niet-arabische, voornamelijk christelijke en animistische zuiden. In december 1999 vaardigde president Al- Bashir drie decreten uit: hij kondigde de noodtoestand af, hij ontbond het parlement en schortte de grondwet gedeeltelijk op. Deze actie vloeide voort uit de machtsstrijd om de verdeling van verantwoordelijkheden, waarin de president met de voorzitter van het parlement, dr. Hassan Al-Turabi, verwikkeld was geraakt. Een en ander leidde ertoe dat Al-Turabi, de grote man achter het NIF, uit de regeringspartij werd gestoten. Hij richtte vervolgens zijn eigen Popular National Congress (PNC) op. In februari 2001 werd Al-Turabi gearresteerd omdat hij een overeenkomst had gesloten met de SPLM/A.12
In december 2000 werden presidentiële en parlementaire verkiezingen gehouden, die werden geboycot door de belangrijkste oppositiepartijen (DUP, Umma Party, PNC, en andere oppositiepartijen die samenwerken in de National Democratic Alliance (NDA)13). De zittende president won met grote meerderheid van stemmen. De NCP verwierf een grote meerderheid in het parlement. Volgens waarnemers was er geen sprake van vrije en eerlijke verkiezingen.
11 Het CPMT heeft mandaat gekregen om toezicht te houden op de naleving van de regeling ter Bescherming Niet-strijdende Burgers en Civiele Faciliteiten.
12 Na een gevangenschap van ruim twee jaar werd Al-Turabi op 13 oktober 2003 onverwachts vrijgelaten. Zie 3.3.6.

13 Zie bijlage III voor een overzicht van de politieke partijen.
---

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

2.1.3 Staatsinrichting
Sudan is een islamitische presidentiële republiek. Het huidige staatshoofd (Al- Bashir) is sinds 1989 regeringsleider en sedert 1993 president van Sudan en voorzitter van het kabinet. In december 2001 werd hij na verkiezingen voor een ambtstermijn van 5 jaar herbenoemd.
In de grondwet van 1998 is de scheiding van uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht vastgelegd. Sinds december 1999 is echter de noodtoestand van kracht hetgeen de president de bevoegdheid geeft op verschillende terreinen per decreet te regeren; in december 2002 verlengde de president de noodtoestand opnieuw met een jaar.
De uitvoerende macht is neergelegd bij een Raad van Ministers (zowel burgers als militairen) die door de president wordt benoemd, maar verantwoording schuldig is aan een nationaal parlement.
De republiek Sudan is een federatie van 26 deelstaten. De federale regering, zetelend in Khartoem, is verantwoordelijk voor onder meer defensie, buitenlands beleid, het juridische stelsel, nationaliteitsvraagstukken, hoger onderwijs, monetaire aangelegenheden en de buitenlandse handel. In elke deelstaat bestaat het bestuur uit een gouverneur (Wali), een plaatsvervangend gouverneur, deelstatelijke ministers en een deelstatelijk parlement. De deelstatelijke overheden hebben verantwoordelijkheid voor de economische ontwikkeling van de deelstaat, handel, industrie, landbouw, woningbouw, toerisme, milieu, gezondheid, onderwijs, transport en sociale aangelegenheden. De deelstaten zijn bevoegd op hun niveau belasting te heffen. De gouverneurs, hun plaatsvervangers, de ministers van Staat en adviseurs worden door het staatshoofd benoemd. Lokaal spelen traditionele gezagsdragers (nasr, sheiks en chiefs) nog altijd een bestuurlijke rol. Verder zijn de deelstatelijke overheden plaatselijk vertegenwoordigd. In grotere steden worden de wijkbewoners door zogenaamde volkscomité's (Popular Committees) vertegenwoordigd. De helft van de leden van deze volkscomité's wordt gekozen, de andere helft wordt benoemd. Benoemingen vinden plaats door de commissaris van de provincie op advies van de hoogste gemeentelijke ambtenaar. De volkscomité's zijn op deelstatelijk niveau vertegenwoordigd door een congres van volkscomité's (Congress of Popular Committees). De wetgevende macht berust conform de grondwet van 1998 in beginsel bij een parlement bestaande uit één kamer (National Assembly). Het parlement werd na verkiezingen in 1996 ingesteld. Het zittende parlement werd echter in december 1999 door president Al-Bashir ontbonden in het kader van de machtsstrijd waarin hij en de voorzitter van het parlement, Al-Turabi, verwikkeld waren geraakt. In december 2000 werden leden voor een nieuw parlement, van 360 zetels, gekozen. Politieke partijen zijn thans in Sudan toegestaan. Direct na de staatsgreep (30 juni 1989) werden alle politieke partijen en andere niet-religieuze organisaties
10

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

verboden. Theoretisch gold dit ook voor het NIF (thans NC(P))14, maar in de praktijk leunde de regering Al-Bashir op het NIF. Eerst in januari 1999 werd een wet van kracht, de Tawali Law, op grond waarvan (uitsluitend) politieke 'associaties' werden toegestaan. In maart 2000 werd deze wet vervangen door een nieuwe wet die het mogelijk maakte dat politieke partijen officieel weer politieke activiteiten konden ontplooien.
Artikel 101 van de grondwet van 1998 voorziet in de onafhankelijkheid van rechters. In dezelfde wet is daarentegen ook vastgelegd dat de hoogste rechter van het Hooggerechtshof (Chief Justice), diens plaatsvervangers en eventueel rechters van lagere rechtbanken door de president van de staat benoemd worden. Leden van de rechterlijke macht kunnen bij 'onwelgevallige' rechtspraak worden ontslagen.
Zuid-Sudan
De SPLM/A probeert in de door haar gecontroleerde gebieden een staatsstructuur op te bouwen. Zij heeft hiertoe een aantal staatsorganen ingesteld, zoals de National Liberation Council (parlement), National Executive Council (regering) en de National Leadership Council (overleg/adviesgremium, vertegenwoordiging van de regio's). Er is ook een Hooggerechtshof ingesteld. De regering wordt door de leider van de SPLM/A, John Garang, geleid.
De bestuursstructuur omvat 5 regio's (Bahr el-Ghazal, Equatoria, Upper Nile, Southern Blue Nile, South Kordofan) en 46 districten, die door SPLM/A- secretarissen worden bestuurd, waaronder weer vallen payams (subdistricten) en bomas. Deze bestuursstructuur heeft echter weinig democratisch gehalte en is met name gericht op de politieke en militaire doelstellingen van de SPLM/A. De SPLM/A is enige jaren geleden begonnen op alle bestuursniveaus Liberation Councils in te stellen, doch de werkelijke invloed van die raden is zeer gering. De besluitvorming is feitelijk nog steeds gecentraliseerd. Alle belangrijke besluiten worden genomen door John Garang.
Kerken en NGO's klagen over willekeur, roof van hulpgoederen, afpersing en gebruik van geweld door SPLM/A en andere rebellen tegen de burgerbevolking. In juni 2003 heeft de SPLM/A 26 nieuwe wetten uitgevaardigd, de zogenaamde `Laws of the New Sudan', die in de door de SPLM/A gecontroleerde gebieden zullen gelden tot een vredesakkoord met de Sudanese regering is gesloten. Deze wetten omvatten een breed terrein: financiën, rechtsspraak, gevangeniswezen, paspoort en immigratie, etc. Volgens de SPLM/A zijn deze wetten bedoeld ter bevordering van recht en orde en goed bestuur in Zuid-Sudan.15
14 In januari 1999, met het van kracht worden van de wet op de politieke associaties, veranderde het NIF zijn naam in National Congress (Party)

15 IRIN d.d. 03.07.2003

---

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

2.2 Politieke ontwikkelingen
Inleiding
Het conflict in Sudan is in feite een samengesteld geheel van verschillende conflicten. Naast het conflict noord-zuid zijn er tal van politieke onenigheden in het noorden, diverse politiek-militaire conflicten in het zuiden en conflicten tussen stammen in een aantal gebieden. In deze paragraaf worden de belangrijkste politieke ontwikkelingen beschreven voor de periode juli 2003 tot en met december 2003. Vooraf wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste actoren en hun posities in de verslagperiode.
Belangrijkste actoren
Het belangrijkste conflict in Sudan is het conflict noord-zuid, en de belangrijkste opponenten daarin zijn de Sudanese regering onder leiding van president Al- Bashir en de rebellenbeweging SPLM/A van John Garang. Rond deze twee opponenten hebben zich medestanders geschaard, die de hoofdopponenten ook in de andere deelconflicten steunen. Overigens wisselde de opstelling van de diverse medestanders in de loop van de tijd.
De Sudanese regering onder leiding van president Al-Bashir kreeg in de verslagperiode steun van:

- de regeringspartij National Congress (Party) / NC(P);
- de DUP-factie onder leiding van Al-Hindi (deze minderheidsfactie is in de jaren `90 van de DUP afgesplitst);
- een UDSF-factie16;

- de Umma Party (UP)-factie onder leiding van Al-Nur Jadayn (deze minderheidsfactie is in juli 2002 van de UP afgesplitst);
- de SPLA-Nuba van Mohammed Harun Kafi;
- diverse regeringsgezinde milities in het veld. De regering van president Al-Bashir ondervond in de verslagperiode oppositie van:

- de SPLM/A, grootste zuidelijke oppositiebeweging onder leiding van John Garang (in 2002 samengegaan met de SPDF van Riak Machar);
- de SLM/A, noordelijke oppositiebeweging actief in Darfur;
- de Umma Party (UP), noordelijke oppositiepartij onder leiding van Sadiq Al-Mahdi;

- de hoofdfactie van de noordelijke partij DUP onder leiding van Al- Mirghani;

- de (Sudanese) Communist Party / (S)CP;
16 De UDSF is -voor zover bekend- verdeeld in twee facties. Een factie maakt deel uit van de regering en een andere factie voert oppositie vanuit het parlement.
12

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004


- het Popular National Congress (PNC) van dr Hassan Al-Turabi;
- de Justice Party;

- de USAP, onder leiding van Joseph Okel (spreekbuis van de SPLM/A in het noorden);

- de SPLA-Nuba Mountains onder leiding van Abdel Aziz El-Helo;
- de United Sudan National Party (samenwerkingsverband waarin de vier Nuba-groepen Free Sudan National Party, General Union of Nuba, Sudan National Party Collective Leadership en Sudan National Party zijn opgegaan);

- diverse kleinere bewegingen zowel in het noorden als in het zuiden. Verschillende noordelijke bewegingen, waaronder DUP, (S)CP, Baath Party en Beja Congress, werken samen met zuidelijke bewegingen als SPLM/A en USAP in de National Democratic Alliance (NDA).17
De politieke basis van de regering Al-Bashir is smal. De politieke steun voor de regering is, afgezien van de regeringspartij, afkomstig van onbelangrijke partijen. Geen van de vooraanstaande oppositiepartijen, waaronder Umma Party en DUP, willen met de regering samenwerken zolang er geen vrede is. Ook onder de bevolking is er niet veel steun voor de regering.
Hoewel de politieke basis van de huidige regering smal is, zit president Al-Bashir stevig in het zadel. Met de nog immer geldende noodtoestand, die per december 2003 opnieuw met een jaar is verlengd, heeft Al-Bashir een machtig wapen in handen. De noodtoestand geeft hem vergaande wetgevende bevoegdheden en beslissingsruimte. Bovendien heeft Al-Bashir de steun van de machtigste Sudanese instellingen, zoals de veiligheidsdiensten en het leger. Politieke ontwikkelingen in het administratief-bestuurlijke Noord-Sudan De verschillende partijen lijken hun posities te consolideren. Na de overstap in juli 2002 van een van de Umma Party afgescheiden factie naar het regeringskamp hebben zich geen veranderingen binnen het politieke front voorgedaan. Er zijn ook geen berichten van nieuwe pogingen van president Al-Bashir om de noordelijke oppositiepartijen aan zich te binden.
De noordelijke oppositiepartijen nemen geen deel aan de vredesbesprekingen en volgen het vredesproces noodgedwongen vanaf de zijlijn. De oppositiepartijen hebben weliswaar sterk uiteenlopende programma's maar vinden elkaar in een gemeenschappelijke strijd tegen de regering van president Al-Bashir. De (middels een presidentieel decreet) in augustus 2002 verlengde detentie van de gevangen gehouden leider van de PNC, Al-Turabi, liep in augustus 2003 af. Ondanks een advies van de door de regering ingestelde Advisory Council for
17 Zie bijlage III voor een overzicht van de politieke partijen.
13

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Human Rights om Al-Turabi vrij te laten, verlengde president Al-Bashir de detentie van Al-Turabi opnieuw met een half jaar. Op 13 oktober 2003 werd Al- Turabi echter onverwachts vrijgelaten (zie 3.3.2). Politieke ontwikkelingen in het administratief-bestuurlijke Zuid-Sudan Ook in het door rebellen gecontroleerde zuiden lijkt er min of meer sprake van een consolidatie van posities. De SPLM/A is de belangrijkste partij in het zuiden. Hoewel de SPLM/A slechts een deel van het zuiden direct controleert is zij wel de spreekbuis van het zuiden in de onderhandelingen met de Sudanese regering. De SPLM/A is in gesprek met verschillende zuidelijke rebellengroeperingen. Nadat in 2000 de SPDF had besloten samen te gaan met de SPLM/A, besloot in oktober 2003 ook de SPLA-United (één van de grotere zuidelijke rebellenbewegingen) zich te voegen bij de SPLM/A.
Sinds de staakt-het-vuren-overeenkomst van oktober 2002 (tussen de regering van Sudan en de SPLM/A) en het samengaan van met name SPDF en SPLM/A lijkt ook de onderlinge strijd in het zuiden te zijn afgenomen. De samenstelling van de Coordinating Council for Southern States (CCSS)18 is per presidentieel decreet op 19 april 2003 gewijzigd. De voorzitter is Riak Gai, de plaatsvervangend voorzitter is generaal-majoor Clement Wani. Dr. Theophilus Ochang, de vorige plaatsvervangend voorzitter, kreeg nu slechts een post als minister voor Toerisme en Milieubescherming. Volgens berichten zouden de nieuwe benoemingen van met name NC(P)-leden ten koste zijn gegaan van leden van zuidelijke (pro-regerings) partijen.19
Ook benoemde president Al-Bashir de militieleider Timothy Taban tot commissioner van de Akobo Locality. Voor zover bekend had Taban zich niet eerder verbonden aan de SPLM/A of de Sudanese regering. Politieke ontwikkelingen in de gebieden Nubagebergte, Southern Blue Nile en Abyei
Aan het einde van de All-Nuba Conference in december 2002 hadden de afgevaardigden een verklaring (Kauda Declaration) getekend, waarin de oprichting van een nieuwe United Sudan National Party (USNP) werd aangekondigd.20 In deze nieuwe politieke partij gaan vier bestaande Nuba politieke partijen, de Free Sudan National Party (FSNP), de General Union of Nuba (GUN), de Sudan National Party Collective Leadership en de Sudan National
18 Dit lichaam bestuurt namens de Sudanese regering in naam het niet-Arabische zuiden op grond van het Vredesakkoord van Khartoem dat in 1997 werd gesloten tussen de regering en de rebellen die zich van de SPLM/A hadden afgescheiden.

19 AFP d.d. 20.04.2003

20 Christian Aid Update 04.01.03

14

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Party (SNP) samen. De nieuwe partij staat onder leiding van bisschop Philip Abbas Ghaboush.21 Doelstelling van USNP is belangenbehartiging van de Nuba. Van 2 tot 7 juni 2003 heeft de Ngok of Abyei People's Conference plaatsgevonden in Agok in Abyei. Hieraan namen meer dan 700 personen, onder wie veel bewoners van Abyei, deel. Aan meer dan 100 personen zou door de Sudanese autoriteiten deelname zijn ontzegd. In de slotverklaring van deze conferentie werd onder meer opgeroepen de terugkeer van ontheemden te faciliteren. Het vredesinitiatief van de IGAD
Op 6 juli 2003 begon een zesde onderhandelingsronde in het kader van IGAD tussen de Sudanese regering en de SPLM/A. Op 12 juli 2003 legden de bemiddelaars van de IGAD aan beide partijen een conceptvoorstel (zogenaamde Nakuru-voorstel) voor, waarin nog openstaande zaken als de verdeling van macht en welvaart en veiligheidsaangelegenheden tijdens de zesjarige overgangsperiode waren geregeld. De Sudanese regering wees dit voorstel onmiddellijk af. Volgens Khartoem waren voorstellen als aparte legers en aparte centrale banken tijdens de overgangsperiode een voorbode voor afscheiding van het zuiden. Ook was een voorstel als een seculiere status voor de hoofdstad voor de Sudanese regering onbespreekbaar. De Sudanese regering beschuldigde de IGAD-onderhandelaars met hun voorstellen de kant van de SPLM/A te hebben gekozen en trok zich uit protest terug uit de onderhandelingen. Op 11 augustus 2003 werden de besprekingen weer hervat. Deze besprekingen liepen twee weken later opnieuw vast. Er was met name discussie over de status van het Nakuru-voorstel. De SPLM/A wilde dat dit voorstel zou dienen als basis voor verdere gesprekken terwijl de Sudanese regering dit voorstel geheel van tafel wilde hebben.22 Op 10 september 2003 is een serie directe onderhandelingen begonnen tussen vice-president Taha en SPLM/A-leider Garang. Gesproken wordt over een zestal onderwerpen: militaire- en veiligheidszaken, machtsverdeling, welvaartsverdeling, status van Khartoem, de omstreden gebieden (Nuba gebergte, Southern Blue Nile en Abyei) en de samenstelling van regering en parlement tijdens de overgangsperiode. De eerste fase van deze onderhandelingen werd op 25 september 2003 afgesloten met een akkoord over militaire- en veiligheidsaangelegenheden. De belangrijkste punten uit het akkoord zijn: gedurende de overgangsperiode blijven twee separate legers (SAF/SPLA) bestaan, de SAF en SPLA strijdkrachten zullen zich grotendeels terugtrekken uit respectievelijk Zuid- en Noord-Sudan en in de betwiste gebieden zullen geïntegreerde legereenheden worden gestationeerd. Na een onderbreking van een maand (Ramadan) werden de vredesbesprekingen eind november 2003 weer hervat. Begin januari werd vervolgens een akkoord bereikt over de verdeling van
21 ICG: Sudan's other wars

22 IRIN en REUTERS d.d. 25.08.2003

15

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

de welvaart, met name de inkomsten uit de oliewinning.23 De belangrijkste zaken die nu nog geregeld dienen te worden zijn de verdeling van de macht en de status van de drie betwiste gebieden.
Belangrijk in dit verband is de directe bemoeienis van vice-president Taha met het vredesproces. Taha had zich voorheen altijd kritisch en terughoudend uitgelaten over de vredesbesprekingen.24
Er is in dit verband een aantal complicerende factoren te noemen. De vredesonderhandelingen beperken zich tot de Sudanese regering en de SPLM/A. Andere rebellengroepen en belangrijke noordelijke politieke partijen als Umma Party en DUP nemen niet deel aan de vredesbesprekingen. Umma Party en DUP hebben laten weten de uitkomst van de vredesbesprekingen vooralsnog niet af te wijzen maar ze hebben wel duidelijk gemaakt dat vrede alleen met een breed draagvlak kan worden bereikt. Ook willen zij bij de vredebesprekingen worden betrokken.25
Daarnaast opereert een groot aantal rebellengroepen vrij zelfstandig en wisselt vrij makkelijk van broodheer. De vraag zal zijn in hoeverre deze rebellengroepen zich gebonden zullen achten aan een uiteindelijk vredesakkoord tussen de Sudanese regering en de SPLM/A.
President Al-Bashir heeft recentelijk de SPLM/A uitgenodigd om tijdens de overgangsperiode samen met de NC(P) een `effectief politiek partnerschap' te vormen.26 De SPLM/A zou zich over dit idee positief hebben uitgelaten.27 Besprekingen over de gebieden Nuba gebergte, Southern Blue Nile en Abyei Op 1 maart 2003 zijn besprekingen tussen de Sudanese regering en de SPLM/A begonnen over drie omstreden gebieden die geen deel uitmaken van het administratief-bestuurlijke Zuid-Sudan, te weten: Nubagebergte, Southern Blue Nile en Abyei.28 De Sudanese regering heeft ermee ingestemd dat de uitkomst van deze onderhandelingen wordt opgenomen in een integraal vredesakkoord. Op 19 maart 2003 werd een eerste onderhandelingsronde over deze gebieden afgesloten zonder concrete resultaten. Ook de maanden erna werden weinig vorderingen gemaakt door de verschillende (sub)commissies. Momenteel is het
23 Afgesproken werd dat allereerst de regio waar de oliewinning plaatsvindt 2% van de opbrengst ontvangt, waarna de overige olieinkomsten op een 50-50 basis zullen worden verdeeld tussen noord en zuid. Ook werd afgesproken dat gedurende de interimperiode er in Sudan een duaal banksysteem zal zijn.

24 Algemeen werd aangenomen dat hij zou vrezen voor zijn machtspositie bij een politiek akkoord tussen Al-Bashir en Garang.

25 Zie ook IRIN 09.10.2003

26 IRIN d.d. 09.10.2003

27 Reuters 09.10.2003

28 De Sudanese regering is van mening dat deze gebieden tot Noord-Sudan behoren en geen recht op zelfbeschikking hebben. De SPLM/A beschouwt zich in deze onderhandelingen als gemandateerd vertegenwoordiger van de bevolking van deze gebieden.
16

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

onderwerp onderdeel van de besprekingen tussen vice-president Taha en SPLM/A- leider Garang. Inmiddels zou er overeenstemming zijn over de status van het Nubagebergte en Southern Blue Nile, maar zou de status van Abyei nog steeds omstreden zijn.
Overige vredesinitiatieven
De afgelopen jaren vonden tal van lokale en regionale initiatieven plaats om verzoening en vrede tot stand te brengen. Met name de New Sudan Council of Churches (NSCC) is actief op dit terrein en heeft al een groot aantal zogenaamde people to people conferences georganiseerd ten behoeve van het verzoeningsproces.
In juli 2003 werd in Thiet (Bahr Al-Ghazal) een tweede vredes- en verzoeningsconferentie gehouden tussen Nuer en Dinka. Tijdens deze door de NSCC georganiseerde conferentie (genaamd Wunlit-2) werden concrete afspraken gemaakt om de veeroof in Western Upper Nile en oostelijk Bahr Al-Ghazal tegen te gaan.29
In juli 2003 werd in North Bor County (Upper Nile) een vredesconferentie gehouden waarin een routekaart voor vrede in de regio werd voorgesteld. Deze All Upper Nile Conference, die werd bijgewoond door 500 afgevaardigden afkomstig van verschillende politieke en militaire facties uit rebellen gebieden, de Sudanese regering, het maatschappelijk middenveld, de diaspora, lokale chiefs, de Anyuak koning, het diplomatiek corps, donoren, NGO's en het Civilian Protection Monitoring Team (CPMT)30 deed voorstellen voor een vredesdialoog, waaronder een Nuer vredes- en verzoeningsconferentie te houden in Pangak.31 Buitenlandse betrekkingen
Eritrea
De relatie Sudan-Eritrea bleef de afgelopen verslagperiode gespannen vanwege de gastvrijheid en (vermeende) actieve steun die beide landen aan elkaars (gewapende) oppositiegroeperingen zouden geven. Het gevaar van een gewapende confrontatie wordt echter minimaal geacht.32

29 IRIN d.d. 14-07-2003

30 Het CPMT heeft mandaat gekregen om toezicht te houden op de naleving van de regeling ter Bescherming van Niet-strijdende Burgers en Civiele Faciliteiten.
31 IRIN d.d. 08-07-2003

32 In Sudan verblijven ongeveer 300.000 Eritrese vluchtelingen. Zie algemeen ambtsbericht Eritrea van maart 2003.

17

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Uganda
In juni 2002 lanceerde de Ugandese regering de Operation Iron Fist33 tegen het Lord's Resistance Army (LRA). Het militaire protocol tussen Sudan en Uganda inzake deze Operation Iron Fist werd telkens verlengd ondanks Ugandese beschuldigingen dat het Sudanese leger de LRA actief zou steunen door middel van levering van voedsel en wapens.34 Het gevolg van deze Operation Iron Fist was dat de LRA haar activiteiten van Zuid-Sudan ging verleggen naar Noord- Uganda, al bleven er berichten over LRA activiteiten in het Sudanese grensgebied met Uganda.
Verenigde Staten
Sinds 1997 gelden economische sancties tegen bedrijven die zaken doen met Sudan. De VS beschouwen Sudan formeel nog altijd als een `state sponsor of terrorism' die een bedreiging vormt voor de veiligheid van de VS en haar bondgenoten.35 Ondanks de anti-terroristische opstelling van Khartoem en de rol van de VS in het vredesproces zijn in oktober 2003 de sancties opnieuw met een jaar verlengd.
Op 21 oktober 2002 tekende president Bush de Sudan Peace Act (SPA). Deze wet verplicht de president van de VS elk half jaar aan het Congres te rapporteren over Sudan. Indien de Sudanese regering naar het oordeel van de VS onvoldoende meewerkt aan het vredesproces dan zullen de VS (financiële) strafmaatregelen nemen tegen Sudan. Op 21 april 2003 zond president Bush een eerste rapportage naar het Congres, waarin een positief oordeel werd gegeven over de medewerking van de Sudanese regering aan de vredesbesprekingen.36 In oktober 2003 heeft president Bush opnieuw aan het Congres positief gerapporteerd over Sudan. De Verenigde Staten zijn nauw betrokken bij de vredesonderhandelingen. De speciale vertegenwoordiger voor vrede, Danforth, bracht in de verslagperiode verschillende bezoeken aan Sudan en oefende sterke diplomatieke druk uit op beide partijen om tot overeenstemming te komen. Na het tekenen van een vredesakkoord zouden de betrekkingen tussen Sudan en de VS genormaliseerd kunnen worden.37 In oktober 2003 bezocht minister Powell de vredesbesprekingen in Kenia.38
De Verenigde Staten was daarnaast gastheer van een bijeenkomst in het kader van de wederopbouw na tekening van een vredesakkoord.39
33 De Operation Iron Fist staat het Ugandese leger toe om de LRA-rebellen (Lord's Resistance Army) op Sudanees grondgebied te bestrijden.

34 IRIN d.d. 15-09-2003

35 Volgens berichten zouden de Verenigde Staten Sudan hebben toegezegd Sudan van de zwarte lijst van `terroristische staten' te halen zodra een vredesakkoord is getekend. Reuters d.d. 30.09.2003
36 Reliefweb d.d. 22/04/2003 (US Department of State)
37 Reuters d.d. 17-07-2003

38 Powell kondigde na afloop van het bezoek aan dat nog voor het einde van 2003 een akkoord getekend zou kunnnen worden.

39 IRIN d.d. 08.07.2003

18

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Europese Unie
De kritische dialoog die de EU sinds november 1999 met Sudan voert werd in de verslagperiode voortgezet. De EU bleef haar bezorgdheid uiten over met name de mensenrechtensituatie in Sudan.
Daarnaast probeerde de EU een bemiddelende rol te spelen in het vredesproces. Verschillende landen van de EU participeren in het IGAD Partners Forum (IPF). Ook hebben verschillende Europese landen aangeboden om bij de wederopbouw een ondersteunende rol te vervullen. Zo speelt Nederland een actieve rol bij de opzet van een wederopbouwprogramma voor de periode direct na ondertekening van een vredesakkoord. In april 2003 werd in Noordwijk een succesvolle donorconferentie gehouden over de wederopbouw van Sudan. Tevens bezocht de Nederlandse minister voor Ontwikkelingssamenwerking enkele malen Sudan. 2.3 Militaire ontwikkelingen en veiligheidssituatie In deze paragraaf wordt ingegaan op de ontwikkelingen in de veiligheidssituatie in de verschillende gebieden van Sudan. Achtereenvolgens zullen de militaire ontwikkelingen in de verschillende deelstaten in het administratief-bestuurlijke Zuid-Sudan en het administratief-bestuurlijke Noord-Sudan worden beschreven. Deze beschrijvingen monden uit in een typering van de veiligheidssituatie in de genoemde deelstaten. De typeringen worden samengevat in een indeling van geheel Sudan in veiligheidszones: relatief veilige, overgangs- en onveilige gebieden. Tenslotte wordt kort aandacht besteed aan het leger, de politie en de veiligheidsdiensten in Sudan.
Algemeen
In een aantal van de verschillende conflicten in Sudan worden naast politieke middelen ook militaire middelen ingezet. Het conflict noord-zuid is niet alleen politiek maar ook militair gezien het belangrijkste. Daarnaast wordt in diverse conflicten tussen stammen in het zuiden en elders wapengeweld gebruikt. In enkele deelstaten langs de grens met Uganda is de Ugandese rebellenbeweging Lord's Resistance Army (LRA) actief.
Het is niet mogelijk om voor de verschillende conflicten de exacte frontlinies aan te geven omdat de situaties veranderlijk zijn. Gevechtshandelingen vinden met wisselende intensiteit (hoofdzakelijk in het droge seizoen, dat loopt van oktober/november tot mei) en op wisselende locaties plaats. Vaak is de situatie ter plekke gecompliceerd, want er kunnen troepen van het regeringsleger, van de
19

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Popular Defence Forces (PDF) 40, van de Murahileen41, van het SPLM/A en van andere verzetsbewegingen en zelfs privélegertjes opereren. Het Sudanese leger zelf is niet bij alle gevechtshandelingen die in de conflictgebieden plaatsvinden, betrokken. Van belang is dat zelfs in de meest omstreden gebieden soms maandenlang niet wordt gevochten, onder meer in de regentijd. Meestal gaat het bij de gemelde gevechten niet om grote aantallen strijders. Veel conflicten kunnen daarom als 'low-level warfare' worden getypeerd.
In het conflict noord-zuid staan het regeringsleger en de SPLM/A tegenover elkaar. Het regeringsleger wordt ondersteund door troepen van de Popular Defence Forces (PDF). Daarnaast maakt het leger gebruik van verschillende milities, waaronder de SSDF van Paulino Matip, de SSIM/A van Peter Gadet en de Murahileen.
De SPLM/A werkt eveneens samen met verschillende milities. De milities ontvangen wapens van de regering of de SPLM/A, maar opereren ook vaak zelfstandig. Lokale commandanten van milities stappen regelmatig over van het ene naar het andere kamp. De scheidslijnen lopen dwars door de stammen heen. Zo tellen zowel de Nuer als de Dinka stammen milities van beide kampen binnen hun gelederen.
Noord-Sudan is in handen van de regering in Khartoem (met uitzondering van een gedeelte van het Nuba gebergte), maar Zuid-Sudan is de facto in handen van rebellen; met dien verstande dat de meeste grotere plaatsen (garnizoensplaatsen) en hun directe omgeving in Zuid-Sudan (onder meer Wau, Aweil, Raga, Bor, Juba, Malakal, Kapoeta, Torit en Bentiu) door de regering worden gecontroleerd. Het platteland van Zuid-Sudan, dat vrijwel zonder uitzondering door niet-Arabische bevolkingsgroepen wordt bewoond, is grotendeels in handen van de verschillende verzetsbewegingen. De SPLM/A heeft de plaatsen Yei, Yirol, Rumbek, Yambio en Tonj bezet en controleert geheel Western Equatoria en het grootste deel van het stammengebied van de Dinka's in de deelstaten Northern en Western Bahr el- Ghazal.
In het noord-zuid conflict is het karakter van de gevechten de laatste jaren veranderd. Omdat grote groepen binnen het leger, zoals de dienstplichtigen, niet voldoende gemotiveerd waren, is de regering in grondgevechten tegen de rebellen steeds meer gebruik gaan maken van PDF, Murahileen en verschillende andere milities. De reguliere regeringstroepen zijn vooral gelegerd in stedelijke
40 De Popular Defence Forces is een volksmilitie van ongeveer 15.000 actieve manschappen en ongeveer 85.000 `reservisten', opgericht in 1989 door de regering in Khartoem om het leger in noodsituaties te assisteren. Zie ook paragraaf 3.4.1.
41 Groepen mannen te paard die van oudsher als gevechtseenheid optreden ter bescherming van hun stam. De Sudanese regering is deze gevechtseenheden van met name Arabische stammen gaan bewapenen en gaan inzetten in de strijd tegen de rebellen.
20

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

garnizoenen van waaruit de milities worden bevoorraad. Ter ondersteuning van de grondgevechten bestoken de regeringstroepen hun doelen vooral vanuit de lucht door middel van zwaar bewapende helikopters en vliegtuigen die bombardementen uitvoeren op militaire, maar ook civiele doelen. De SPLM/A gebruikt de tactiek van `hit and run' en bestookt in haar strijd niet alleen militaire maar ook civiele doelen met artillerie. Voorts is de SPLM/A haar aanvallen steeds meer gaan richten op de oliegebieden. SPLM/A leider Garang verklaarde in juni 2001 dat oliemaatschappijen in Sudan `legitieme doelen' waren in de oorlogsvoering.42
2.3.1 Situatie in het administratief-bestuurlijke Zuid-Sudan Op 15 oktober 2002 hebben de Sudanese regering en de SPLM/A een overeenkomst gesloten inzake een staakt-het-vuren (Memorandum of Understanding on the Cessation of the Hostilities) voor de duur van de vredesonderhandelingen in Machakos. Deze staakt-het-vuren overeenkomst werd verschillende malen verlengd, laatstelijk op 28 november 2003 voor een periode van twee maanden.
De overeenkomst van het staakt-het-vuren tussen de Sudanese regering en de SPLM/A werd op 4 februari 2003 uitgebreid met een Addendum to the MoU, waarbij een Verification and Monitoring Team (VMT) werd ingesteld. Dit team houdt toezicht op de staakt-het-vurenovereenkomst van 15 oktober 2002 en onderzoekt schendingen van de overeenkomst. Ook houdt het VMT toezicht op troepenbewegingen van beide partijen alsmede op de terugkeer van burgers die zijn ontheemd sinds oktober 2002. Volgens berichten zou het VMT vanwege aanloopproblemen pas sinds september 2003 daadwerkelijk operationeel zijn.43 Hoewel beide partijen elkaar ook na de ondertekening van het Addendum op 4 februari 2003 bleven beschuldigen van schending van het staakt-het-vuren44, is het aantal gewapende conflicten in Zuid-Sudan na 4 februari 2003 duidelijk teruggelopen en voor het eerst sinds jaren is er weer sprake van enige rust en stabiliteit voor de lokale bevolking. De zware gevechten en bombardementen hebben zich verplaatst naar West-Sudan (Darfur). Desalniettemin kunnen gebieden in het zuiden nog steeds onveilig zijn, omdat verschillende stammen conflicten uitvechten of omdat er milities zijn die niet onder (volledige) controle staan van de Sudanese regering of SPLM/A. In Zuid- Sudan is ook nog altijd de Ugandese rebellenbeweging LRA actief en heeft het Ugandese leger toestemming om in Zuid-Sudan de LRA te bestrijden.
42 IRIN d.d. 23.10.2001

43 Reliefweb d.d. 29.10.2003 (OCHA)
44 In het voorgaande algemeen ambtsbericht van 8 juli 2003 is een aantal meldingen van schendingen, met name in Western Upper Nile, vermeld.
21

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Overzicht van de veiligheidssituatie per zuidelijke deelstaat:
· Western Bahr el-Ghazal
Het platteland wordt gecontroleerd door de SPLM/A, de grotere plaatsen (onder andere Wau, Raga) zijn in handen van de regering. Rond Wau bestaat het gevaar van mijnenvelden.
In de verslagperiode zijn in deze deelstaat geen incidenten (gevechtshandelingen en/of bombardementen) gerapporteerd.

· Northern Bahr el-Ghazal
Het platteland is voornamelijk in handen van de SPLM/A. De regering heeft daarentegen de stad Aweil in handen. Sinds 2002 rijdt de trein op het traject Noord-Sudan-Wau niet meer en is het gebied langs de spoorlijn veiliger geworden. Er zijn geen berichten meer van plunderende PDF-troepen of Murahileen langs de spoorlijn.
In de verslagperiode zijn in deze deelstaat geen incidenten (gevechtshandelingen en/of bombardementen) gerapporteerd.

· Warab
De grotere plaatsen in Warab zijn in handen van de SPLM/A. Het platteland in het zuiden is eveneens in handen van de SPLM/A. Daartegen wisselt de bezetting van het platteland in het noordelijke deel.
In de verslagperiode zijn in deze deelstaat geen incidenten (gevechtshandelingen en/of bombardementen) gerapporteerd.

· Buheyrat
De situatie in het gedeelte ten noorden van de lijn Tonj-Rumbek-Yirol is instabiel. In dit gebied liggen olievelden. Het gedeelte ten zuiden van die lijn is relatief stabiel en veilig aangezien het geheel in handen is van de SPLM/A. In de verslagperiode zijn in deze deelstaat geen incidenten (gevechtshandelingen en/of bombardementen) gerapporteerd.

· Western Equatoria
De situatie hier is relatief stabiel en veilig, met uitzondering van het grensgebied met de DR Congo. De gehele deelstaat is in handen van de SPLM/A. In de verslagperiode zijn in deze deelstaat geen incidenten (gevechtshandelingen en/of bombardementen) gerapporteerd.

· Bahr el Jebel
De situatie in deze deelstaat, vooral het gedeelte ten zuid-oosten van Juba, is instabiel en onveilig. In dit laatste gebied bevinden zich diverse milities, maar ook de Ugandese verzetsbeweging Lord's Resistance Army (LRA) maakt het gebied
---

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

ten zuiden van Juba onveilig. Het Ugandese leger voert in het kader van de `Operation Iron Fist' regelmatig militaire acties uit in dit gebied. Het platteland van de deelstaat is in handen van de SPLM/A. Hier bevinden zich mijnenvelden. Juba wordt echter gecontroleerd door de regering.
· Eastern Equatoria
In deze deelstaat is de situatie instabiel en onveilig. Er vinden regelmatig gevechten plaats tussen stammen en milities. Het platteland is hoofdzakelijk in handen van de SPLM/A. De grotere plaatsen Kapoeta en Torit (inclusief een deel van de corridor Juba-Torit-Kapoeta) zijn sinds oktober 2002 weer in handen van de regering. Er liggen mijnenvelden. Ook zijn van tijd tot tijd Ugandese rebellen (LRA) actief ten zuiden van Juba en Torit en voert het Ugandese leger in het kader van de `Operation Iron Fist' regelmatig militaire acties uit in dit gebied.
· Jonglei
De situatie in deze deelstaat kan als instabiel en onveilig worden getypeerd. In deze deelstaat opereren regeringstroepen, de SPLM/A en milities. Niet kan worden aangegeven welke partij welk gebied in handen heeft. In mei 2003 voerde een SPLM/A splinter een aanval uit op Old Fanjah. In juni 2003 werd er gevochten in en rond Akobo. Er zijn regelmatig onderlinge stammenconflicten. Ook zijn er veel troepenbewegingen.
· Unity State (Western Upper Nile)
De situatie vertoont een grillig beeld. In deze deelstaat opereren niet alleen regeringstroepen en de SPLM/A maar tevens andere milities (onder andere SPDF, SSIM en SSUM) en facties daarvan. Niet kan worden aangegeven welke partij welk gebied in handen heeft. Het gevaar voor mijnenvelden bestaat. Er waren berichten van banditisme door onbekende groepen.
· Upper Nile
Het noordoostelijke deel van deze deelstaat (het Shilluk gebied, onder meer gecontroleerd door Lam Akol) was relatief stabiel en veilig. Er zijn na oktober 2003 echter berichten van gevechten, waarschijnlijk verband houdende met de aansluiting van Lam Akol bij de SPLM/A. De rest van de deelstaat kan als instabiel en onveilig gekenmerkt worden. Regeringstroepen en ­milities controleren het gebied. In mei 2003 (Sobat Corridor) en augustus 2003 (Udier) hebben zware gevechten plaatsgevonden. Ook waren er berichten van banditisme. Rond Malakal liggen mijnenvelden.
2.3.2 Situatie in het administratief-bestuurlijke Noord-Sudan Gedurende de verslagperiode was het in het noorden van Sudan rustig, met uitzondering van Darfur waar sprake was van een verdere verslechtering van de
23

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

veiligheidssituatie. De staakt-het-vuren overeenkomst voor het Nuba gebergte werd opnieuw verlengd tot 19 januari 2004.
Nuba gebergte (Western en Southern Kordofan)45
In januari 2002 sloot de Sudanese regering een staakt-het-vuren met de SPLM/A voor het Nubagebergte. Sindsdien is het gebied veiliger voor de bewoners. De Murahileen worden niet meer door de regering in het Nubagebergte ingezet, hoewel eigenmachtig optreden van Arabische stammen niet is uit te sluiten. Er is weer verkeer mogelijk tussen regerings- en SPLM/A-gebied, hoewel de vrijheid van beweging niet is gegarandeerd. Met name de terugkeer van bewoners naar de bergen wordt soms gehinderd. Steeds meer Nuba, die de afgelopen jaren vanwege de onveiligheid het gebied hadden verlaten en zich in Khartoem hadden gevestigd, keren terug naar hun oorspronkelijke woonplaats. Er zijn berichten dat terugkerende bewoners lastig worden gevallen door (Nuer)milities.46 Hoewel er ook in de verslagperiode wederzijdse beschuldigingen waren van incidentele schendingen van de overeenkomst, houdt de staakt-het-vurenovereenkomst stand.47 In januari 2004 werd de overeenkomst door beide partijen opnieuw met zes maanden verlengd. Een internationale waarnemersmissie JMM/JMC (Joint Monitoring Mission/Joint Military Commission) houdt toezicht op het staakt-het vuren. In augustus 2003 schortte de JMM/JMC haar activiteiten in westelijk Julud tijdelijk op, nadat de SPLM/A haar waarnemers uit protest uit de missie hadden teruggetrokken.48 In oktober 2003 werden 8 personen gedood toen hun voertuig op een mijn reed op een door de JMM/JMC `vrijgegeven' weg. Na beschuldigingen van de SPLM/A aan het adres van de Sudanese regering dat zij verantwoordelijk zou zijn voor de (recentelijk) gelegde mijn, trok de Sudanese regering haar leden uit de JMM/JMC terug.49 De samenwerking in de JMM/JMC is inmiddels weer hersteld.
Het is nog te vroeg om te zeggen dat de situatie in het Nubagebergte stabiel is mede omdat de status van dit gebied nog niet bepaald is in het vredesproces. Abyei (Southern Kordofan)
In de maanden mei en juni 2003 zijn ongeveer 2200 ontheemden vanuit Khartoem teruggegaan naar Abyei. Een groot aantal van deze groep is inmiddels echter weer teruggekeerd naar Khartoem, mede als gevolg van de zeer gebrekkige
45 Het Nuba gebergte is grotendeels gelegen in de noordelijke deelstaat Southern Kordofan. In het gebied zijn zowel Arabische (bijvoorbeeld de Hawazna/Baggara en Hamar) als zwart-Afrikaanse bevolkingsgroepen woonachtig (gezamenlijk circa 1,1 miljoen).
46 Gesprek UNDP

47 Van 54 door de JMC/JMM onderzochte incidenten, bleken slechts een negental een daadwerkelijke schending van de staakt-het-vuren overeenkomst op te leveren.
48 De commandant van de JMM/JMC had besloten een arrestatie door SPLM/A-missieleden terug te draaien. IRIN d.d. 27.08.2003

49 Reliefweb d.d. 12.10.2003 (DPA)
24

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

voorzieningen in Abyei. Er zijn ook berichten dat personen in hun bewegingsvrijheid zijn beperkt.
In juli 2003 waren er in Abyei incidenten rond leden van de CEAWC. Ook namen de spanningen tussen SPLM/A en regeringstroepen in Abyei toe, regeringstroepen versterkten hun posities in Abyei. Er waren berichten van stammenconflicten. Zolang het gebied onderwerp is bij de vredesbesprekingen is de toekomst van Abyei ­en dus ook de veiligheidssituatie- onzeker. Oostelijke deelstaten
In het oostelijk grensgebied van Noord-Sudan bevinden zich de deelstaten Red Sea, Kassala, Gedaref, Sennar en Blue Nile. In deze deelstaten was het relatief rustig, al waren er in oktober 2003 berichten van schietincidenten en overvallen met een schijnbaar politiek karakter in het oosten van Sudan. Er is onrust onder de Beja's.
In oktober 2002 veroverde de NDA/SPLM/A in Kassala aan het oostfront bij de Eritrese grens Rasai, Shallob en de religieus belangrijke stad Hamashkoreb. Volgens berichten heeft de NDA deze grensplaatsen nog altijd onder controle. Een commandant en zijn plaatsvervanger van de Free Lions-factie (onderdeel van de NDA) zouden zich in mei 2003 hebben overgegeven aan regeringstroepen in Kassala. In dit grensgebied kan de situatie nog steeds als instabiel en onveilig worden getypeerd, aangezien daar nog altijd NDA/SPLM/A troepen aanwezig zijn. Ook waren er incidenten met landmijnen.

Het zuidelijke deel van de deelstaat Blue Nile is vrijwel geheel in handen van de SPLM/A. Het gaat daarbij specifiek om het gebied tussen Kuruk, Ulu en Maban. De regering beheerst het gehele gebied ten noorden van Ulu. Daarnaast bezetten onafhankelijke milities delen van Blue Nile.
Darfur (Northern Darfur, Western Darfur en Southern Darfur) In Darfur was het in de verslagperiode zeer onrustig en onveilig. Naast berichten over gevechten en bombardementen, waren er ook meldingen van gewapende roofovervallen en moordpartijen door onbekende bandieten en leden van de Sudan Liberation Movement/Army. Daarnaast waren er berichten van aanvallen op dorpen, waarbij vele doden en gewonden vielen, vee werd geroofd en dorpen werden geplunderd en platgebrand.
Bij het conflict in Darfur zijn verschillende partijen betrokken. Genoemd kunnen worden Arabische en Afrikaanse stammen, de rebellenbeweging SLM/A en de Sudanese regering.
stammenstrijd
De strijd tussen de Arabische nomaden en de traditionele Afrikaanse stammen is een van oudsher terugkerend fenomeen. Jaarlijks vindt in de droge tijd een trek
25

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

van Arabische nomaden plaats naar het zuiden, waarbij zij het gebied van de Afrikaanse stammen betreden. Echter, vanaf het moment dat de Sudanese regering (jaren tachtig van de vorige eeuw) zich met deze strijd ging bemoeien, zijn de conflicten verergerd. De regering legde het formele leiderschap van gebieden bij de Arabische nomaden, hetgeen in strijd was met het oorspronkelijke systeem. Voorts bepaalde de regering dat het land voor iedereen vrij toegankelijk moest zijn, hetgeen leidde tot bevoordeling van de Arabische nomadenstammen. Hoewel strijd altijd heeft bestaan in Darfur, veranderde in de huidige context ook de aard van de gewapende strijd. De stammen hadden altijd hun veiligheidseenheden gehad, maar nu werd een deel van deze eenheden (de zogenaamde Janjawid) van wapens voorzien en gebruikt door de Sudanese regering in de strijd tegen de rebellen.
Bij de aanvallen op dorpen waren de daders veelal nomadische Arabische ruiters van de Rizeigat, Mahariyya en Iragat, al dan niet gesteund door regeringstroepen.50 De slachtoffers waren traditionele Afrikaanse niet-nomadische stammen als de Fur, Massaleet en Zaghawa. In de ogen van de aangevallen stammen ondernamen de autoriteiten weinig actie richting daders in de zin van onderzoek en vervolging. Leiders van de agrarische niet-nomadische stammen klaagden dat de regeringstroepen er niet in slaagden hen te beschermen en dat de aanvallen bovendien onderdeel waren van een doelbewuste regeringsstrategie voor een demografische wijziging van de streek door het verplaatsen van bewoners en het ontvolken van de dorpen. De Sudanese regering verklaarde echter de conflicten te beschouwen als een ordinaire stammenstrijd om land en weidegronden. Leden van Afrikaanse niet-nomadische stammen namen soms het recht in eigen hand en voerden (tegen)aanvallen uit op regeringstroepen en Arabische nomadenstammen. Ook waren er berichten dat leden van de Fur zich schuldig maakten aan gewapende roofovervallen.
In juli 2003 vielen Arabische milities het dorp Gukor aan. Hierbij zou niet alleen vee zijn buitgemaakt op de Massaleet maar zouden ook 30 burgers zijn gedood. Er waren ook berichten van een gewapend treffen tussen de Zaghawa en Fur enerzijds en Arabische milities anderzijds in en rond Barda (35 km ten zuidoosten van Kabkabiyya). Hierbij zouden 79 doden zijn gevallen. Verder zouden Arabische milities verantwoordelijk zijn voor het platbranden van 20 dorpen in de provincie Fatih Barno. Arabische milities vielen op 25 juli 2003 Shoba aan waarbij 51 doden zouden zijn gevallen. In Shoba wonen overwegend Fur. In dezelfde maand waren er ook berichten van gewelddadigheden tussen Arabische stammen onderling. Leden van de Mahariyya zouden hierbij een groot aantal leden van de Rizeigat hebben gedood. 51

50 Er zijn berichten dat regeringstroepen bij verschillende aanvallen actieve steun aan Arabische stammen hebben verleend.

51 Dit leidde tot de arrestatie van 38 leden van de Mahariyya (zie 3.3.6)
26

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

In augustus vielen Arabische milities dorpen van Massaleet en Fur aan in het gebied van Wadi Salih in West-Darfur.52
SLM/A
Sinds februari 2003 voert de Sudan Liberation Movement/Army (SLM/A) een gewapende strijd in Darfur tegen de Sudanese regering. De SLM/A zou over niet meer dan 2500 actieve strijders beschikken maar vanwege haar gebruikte guerrilla-taktiek een moeilijk te bestrijden tegenstander zijn.53 De SLM/A wordt in haar strijd gesteund door een aantal kleinere bewegingen, zoals de Federal Democratic Alliance (FDA) en de Justice and Equality Movement (zie bijlage III). Naar verluidt mobiliseerde en bewapende de Sudanese regering grote aantallen Arabische stamleden (Janjawid) om te vechten tegen de rebellen van de SLM/A. Als gevolg daarvan was er een grote instroom van Arabieren in Nyala. In juli 2003 voerde de SLM/A aanvallen uit op de stad Tinah aan de grens met Tsjaad. Bij deze aanvallen zouden aan beide kanten tientallen doden zijn gevallen. Van 16 tot 18 juli en op 23 juli 2003 viel de SLM/A Deesa aan. Berichten spreken van 500 doden aan de zijde van de rebellen en 300 aan de zijde van de regeringstroepen. Op 19 juli 2003 deed de SLM/A een aanval op Tawila, waarbij twee politiemannen en twee burgers zouden zijn gedood. Een aantal politiebureaus zou hierbij zijn platgebrand. Tijdens de aanval werden munitie en wapens buitgemaakt.
Medio juli 2003 voerde de Sudanese regering bombardementen uit op Tinah, Kornoi en Umm Baro (ten noorden van Geneina). Openbare voorzieningen, waaronder het ziekenhuis van Tina, werden volledig verwoest door de bombardementen.
In augustus 2003 werden hevige gevechten gemeld rond de tweede stad van Northern Darfur, Kuttum. Op 1 augustus 2003 veroverde de SLM/A Kuttum. Al na een week heroverden regeringstroepen de stad. Bij deze herovering zouden Arabische milities een belangrijke rol hebben gespeeld.54 De Sudanese luchtmacht zou bombardementen hebben uitgevoerd op de stad en omliggende dorpen.55 Bij de inname van de stad zouden tientallen doden zijn gevallen, met name onder de Zaghawa en Fur. De gevechten rond Kutum brachten een vluchtelingenstroom van zo'n 10.000 mensen op gang.56 De SLM/A beschuldigde het regeringsleger ervan om met behulp van milities en bombardementen hele dorpen te ontvolken.57
52 Amnesty International, AI AFR 54/079/2003. Hierbij zouden minstens 150 personen zijn gedood en 225 gewond. Ook zouden 89 dorpen zijn platgebrand. IRIN d.d. 13.10.2003
53 Economist Intelligence Unit, september 2003
54 Reuters d.d. 18-08-2003. Deze Arabische milities zouden uniformen van het Sudanese leger hebben gedragen en bewapend zijn door het Sudanese leger.
55 Reliefweb d.d. 11.08.2003 (AFP)

56 AP d.d. 16-08-2003

57 AFP d.d. 28-07-2003

27

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Eind augustus werd Kornoi (Abu Gomra), een belangrijke logistieke basis van de SLM/A, heroverd door regeringstroepen.
Volgens humanitaire bronnen zou de onveiligheid in Darfur medio 2003 sterk zijn toegenomen door aanvallen van SLM/A rebellen, (vergeldings)acties door het Sudanese leger, toenemend lokaal banditisme en voortdurende conflicten tussen de verschillende etniciteiten.58
maatregelen Sudanese regering
De Sudanese regering heeft naast de inzet van strijdkrachten verschillende andere maatregelen genomen in een poging haar gezag in Darfur te versterken dan wel te herstellen. Zo is in de regio Darfur de avondklok van kracht. Ook verving president Bashir verschillende hooggeplaatste leger- en politieofficieren, evenals de gouverneurs van Northern- en Western Darfur. In haar strijd tegen de rebellen in Darfur zocht Sudan tevens toenadering tot Tsjaad. Begin augustus 2003 besloten Tsjaad en Sudan samen te gaan werken om de `rebellie' in Darfur te beëindigen.59
Om de onrust in Darfur te bestrijden had de Sudanese regering reeds in 2001 noodrechtbanken (Special Courts) in het leven geroepen. Deze noodrechtbanken hebben de afgelopen jaren een groot aantal doodstraffen uitgesproken (zie 3.3.10), niet alleen tegen leden van de agrarische niet-nomadische stammen, zoals de Fur, maar ook tegen leden van Arabische nomadische stammen. Naast de berechtingen door de noodrechtbanken was er in Darfur een toename van willekeurige arrestaties, detenties, martelingen en mishandelingen te zien. Hierbij leken met name leden van de agrarische niet-nomadische stammen het slachtoffer te zijn. Toch werden niet alleen leden van Afrikaanse stammen gearresteerd (veelal verdacht van banden met SLM/A ) maar ook leden van Arabische stammen werden aangepakt (zie 3.3.6.).
In juli 2003 probeerde een comité, met steun van de Sudanese regering, tevergeefs te onderhandelen met de SLM/A over vrede. De SLM/A zou echter pas tot onderhandelingen bereid zijn wanneer de Sudanese regering haar strijd in Darfur zou beëindigen.60
Na diverse mislukte contacten en gesprekken tussen de Sudanese regering en de rebellen werd op 3 september 2003 in Tsjaad uiteindelijk een 45 dagen durend staakt-het-vuren afgesproken tussen de strijdende partijen. De staakt-het-vuren overeenkomst omvatte afspraken over ontwapening van milities, reallocatie van troepen, vrijlating van gevangenen, etc. Ook werd er een tripartite commissie
58 IRIN d.d. 30.07.2003

59 AP d.d. 16-08-2003. Hierbij wordt opgemerkt dat de president van Tsjaad, Idin Deby, lid is van de Zaghwa-stam die sterke banden heeft met Darfur. Zie Economist Intelligence Unit, september 2003.
60 IRIN d.d. 25.07.2003

28

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

ingesteld om het staakt-het-vuren te monitoren.61 Verschillende milities werden ontwapend en beide partijen lieten tientallen gevangenen vrij.62 Een 15 leden tellend comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de Sudanese regering, de SLM/A en Tsjaad begon daarop vredesbesprekingen. De Sudanese regering probeerde (tevergeefs) ook de andere oppositiebewegingen in Darfur bij de besprekingen te betrekken. Op 4 november werd de staakt-het-vuren overeenkomst tussen SLM/A en de Sudanese regering met een maand verlengd. Toch bleven er na de ondertekening van het staakt-het-vuren berichten van gevechten, aanvallen van Arabische milities, moorden, verkrachtingen, plunderingen en verwoesting van dorpen, met name in Western ­en Southern Darfur. De SLM/A beschuldigde de Sudanese regering van aanvallen op burgerdoelen met behulp van luchtmacht en tanks en milities. Volgens de SLM/A zou de Sudanese regering in de 45 dagen van het bestand meer dan 47 keer het bestand hebben geschonden.63 De regering ontkende echter haar verantwoordelijkheid in deze en stelde dat lokale stammen en niet- regeringstroepen verantwoordelijk zouden zijn voor deze schendingen.64 De Sudanese regering zou slechts militaire acties blijven uitvoeren tegen rebellengroepen die zich niet gecommitteerd hebben aan de staakt-het-vuren overeenkomst van september 2003.65 Probleem is dat een aantal Arabische milities (Janjawid) zich niet gebonden voelen door het akkoord en ook nog niet ontwapend zijn. Er zijn berichten van Amnesty International over ernstige mensenrechtenschendingen door deze Arabische milities in Darfur met een betrokkenheid van de Sudanese regering.66 Ook bleven andere splinterbewegingen in Darfur actief. Zo voerde de Justice and Equality Movement in oktober en november 2003 in Darfur omvangrijke militaire acties uit als reactie op de doorgaande aanvallen van Arabische milities (Janjawid).67 Op 17 december 2003 werden de onderhandelingen in Tsjaad tussen de Sudanese regering en de SLM/A afgebroken. Beide parijen gaven elkaar hiervan de schuld. Een belangrijk geschilpunt tussen beide partijen is dat SLM/A internationale monitoring wil van zowel de vredesbesprekingen als de staakt-het-vuren overeenkomst. De Sudanese regering voelt echter niets voor internationale monitoring.68

61 IRIN d.d. 18.09.2003

62 Op 6 september 2003 verklaarde de Sudanese regering dat zij 54 gevangenen, die verdacht werden van banden met de SLM/A, hadden vrijgelaten in Darfur. Op 11 oktober 2003 verklaarde de SLM/A dat zij 42 gevangenen hadden vrijgelaten in het kader van het staakt-het-vuren. Reuters 11.10.2003
63 AFP d.d. 19.10.2003

64 Reuters d.d. 02.10.2003

65 Reuters 05.11.2003

66 Amnesty International, AFR 54/101/2003 en AFR 54/005/2004
67 Reliefweb d.d. 06.10.2003 (AFP) en IRIN d.d. 28.11.2003.
68 Reliefweb d.d. 30.10.2003 (AFP). Internationele monitoring zou het (interne) conflict in Darfur in de ogen van de Sudanese regering `internationaliseren'.
29

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Sinds december is de veiligheidssituatie in Darfur verder verslechterd. Er komen steeds meer berichten over bombardementen door het Sudanese leger, aanvallen door de Arabische milities (Janjawid) en gevechten tussen regeringstroepen en rebellen (ook de SLM/A zou militair weer actief zijn). Ook zou opnieuw een groot aantal personen door de Sudanese autoriteiten zijn gearresteerd op verdenking van banden met de rebellen.69 Door dit toenemend geweld is het aantal vluchtelingen in en uit Darfur de laatste maanden sterk toegenomen. Er zijn berichten dat de SLM/A begin januari 2004 een samenwerkingsovereenkomst zou hebben gesloten met het Beja Congress, een oppositiebeweging in Oost-Sudan, om gezamelijk `met alle beschikbare middelen' de strijd tegen de Sudanese regering te gaan voeren.70 Op 17 september 2003 kwamen de SLM/A en de Sudanese regering overeen om humanitaire hulpverlening vrije en ongehinderde toegang te verlenen tot de Darfur regio. Als gevolg van het voortdurend geweld kunnen veel ontheemden echter niet terugkeren naar hun woongebied en wordt humanitaire hulpverlening in grote delen van Darfur bemoeilijkt. Ook wordt door bureaucratische tegenwerking van de Sudanese autoriteiten de humanitaire hulpverlening in Darfur ernstig gehinderd. Naar schatting zijn ongeveer 600.000 personen71 ontheemd in Darfur en hebben ongeveer 100.000 personen hun toevlucht gezocht in Tsjaad. 2.3.3 Overzicht veiligheidssituatie
Op grond van de veiligheidssituatie kan voor Sudan de hieronder volgende indeling worden gemaakt in veilige gebieden, overgangsgebieden en onveilige gebieden.
In de relatief veilige gebieden loopt de bevolking geringe risico's slachtoffer te worden van geweld in het kader van de burgeroorlog tussen het noorden en zuiden of van andere binnenlandse conflicten. Gewapende confrontaties tussen verschillende partijen, of bombardementen door de regering, komen hier niet of nauwelijks voor. De situatie kent een zekere stabiliteit. In de onveilige gebieden loopt de bevolking daarentegen aanzienlijke risico's te maken te krijgen met oorlogsgeweld. Dit zijn de gebieden waar de verschillende conflicten gewapenderhand worden uitgevochten, waar veelal bombardementen door regeringstroepen plaatsvinden, en waar mijnenvelden kunnen liggen. De overgangsgebieden nemen op deze kenmerken een tussenpositie in; de situatie is er zodanig voor de burgers, dat niet kan worden uitgesloten dat zij slachtoffer worden van militaire activiteiten of stammenconflicten.
69 Zie persberichten Amnesty International
70 IRIN d.d. 16.01.2004

71 Waarvan 300.000 als gevolg van de gewelddadigheden van de laatste maanden.
30

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Relatief veilig is het in:

· Het administratief-bestuurlijke Noord-Sudan, met uitzondering van de deelstaten Northern Darfur, Western Darfur, Southern Darfur, Western Kordofan, Southern Kordofan, Kassala State en Bleu Nile;
· De garnizoensplaatsen in Zuid-Sudan die in handen van de regering zijn (Wau, Aweil, Raga, Bor, Juba, Malakal, Bentiu, Torit en Kapoeta);
· Het zuidelijk deel van de zuidelijke deelstaat Buheyrat (ten zuiden van de lijn Tonj-Rumbek-Yirol);

· De zuidelijke deelstaat Western Equatoria, met uitzondering van het grensgebied;
Een overgangssituatie is er in:

· De noordelijke deelstaten Western Kordofan, Southern Kordofan, Kassala State (met uitzondering van de grensgebieden) en Blue Nile; De situatie is onveilig in:

· De noordelijke deelstaten Northern Darfur, Western Darfur, Southern Darfur en de grensgebieden van Kassala State;

· De zuidelijke deelstaten, met uitzondering van de garnizoensplaatsen die in handen van de regering zijn en de hiervoor genoemde gebieden. Dit betekent dat het onveilig is in Western Bahr el-Ghazal, Northern Bahr el-Ghazal, Warab, Buheyrat (met uitzondering van het zuiden), het grensgebied van Western Equatoria, Bahr el-Jebel, Eastern Equatoria, Jonglei, Unity State en Upper Nile.
Bij deze indeling dient de volgende kanttekening te worden gemaakt. De vredesonderhandelingen en de staakt-het-vuren overeenkomsten hebben onmiskenbaar geleid tot een duidelijke afname van de gewapende conflicten. Indien men alleen naar de militaire conflicten kijkt, zou men kunnen concluderen dat in een aantal (zuidelijke) deelstaten, zoals Western el-Ghazal, Northern el- Ghazal en Warab een overgangssituatie is ontstaan. Probleem is echter dat in veel (zuidelijke) deelstaten de gewapende partijen nog steeds tegenover elkaar staan en nog steeds sprake is van een gespannen situatie. Bovendien is het mogelijk dat niet alle incidenten (gevechtshandelingen en/of bombardementen) worden gerapporteerd. Het kan zijn dat de Sudanese regering en de SPLM/A incidenten niet melden om het instandhouden van het staakt-het-vuren te waarborgen. Derhalve wordt een aantal gebieden waar in de verslagperiode geen incidenten zijn gerapporteerd toch nog steeds getypeerd als onveilig. Leger, politie en veiligheidsdiensten
De macht van president Al-Bashir steunt voornamelijk op de veiligheidsdiensten en het leger. De regering wordt gedomineerd door leden van de security wing van het vroegere National Islamic Front (NIF), die de machtsstrijd met de politiek-
31

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

ideologische vleugel van het NIF had gewonnen.72 Ook in alle staatsorganen en instellingen zijn leden van de veiligheidsdienst vertegenwoordigd. Voor een beschrijving van het leger, de politie en de veiligheidsdiensten (algemene organisatie, onderdelen en competenties, activiteiten) verwijs ik naar bijlage IX. Voor de rol van deze diensten ten aanzien van mensenrechtenschendingen wordt verwezen naar hoofdstuk 3. Een beschrijving van de regelgeving en praktische uitvoering rond dienstplicht, rekrutering en desertie is te vinden in paragraaf 3.4.1 en bijlage VII. 2.4 Sociaal-economische situatie
Sudan is een arm land, zowel naar regionale als naar internationale normen, ondanks dat het beschikt over een fors economisch potentieel. Gemeten aan de Human Development Index neemt Sudan de 138e plaats in van de 175 landen op de wereldranglijst voor sociaal-economische ontwikkeling.73 De economische ontwikkeling werd jarenlang geblokkeerd door slecht economisch beleid (tot 1997) en door de burgeroorlog.
De landbouw heeft sterk geleden onder slecht landbouwbeleid, gebrek aan onderhoud van de irrigatiesystemen, een slecht wegennet, gebrekkige dienstverlening en de burgeroorlog. De landbouw is van oudsher de belangrijkste sector, maar met de start van de oliewinning in 1999 is een verandering in de economische structuur ingezet.
In de afgelopen zes jaar is het economische beleid aanzienlijk verbeterd. In samenwerking met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) werd een grondige economische hervorming en structurele aanpassing ingezet, en de regering houdt zich aan het afgesproken beleid. Na zes jaar beginnen de resultaten zichtbaar te worden: de inflatie is sterk gedaald tot rond de 8 %, de munt is gestabiliseerd, het begrotingstekort is vrijwel verdwenen en de laatste jaren geven een indrukwekkende economische groei te zien. Ook buitenlandse investeringen zijn aangetrokken.
Wel is sprake van een ongelijke ontwikkeling, waarbij niet alleen het zuiden maar ook het westen en oosten sterk achterblijft. De inkomsten uit de oliewinning worden door de centrale overheid geïnd en vloeien nauwelijks terug naar de zuidelijke deelstaten. Ook de uitgaven voor sociale voorzieningen als onderwijs en gezondheidszorg in de deelstaten daalden.
Vanaf het begin van de jaren 1990 liepen de reële lonen en levensstandaard sterk terug als gevolg van de hoge inflatie. Families met lage inkomens hebben recht op brood en suiker tegen gesubsidieerde prijzen, maar vele families kunnen zich zelfs die gesubsidieerde prijzen niet veroorloven. Aanvullende inkomsten, zoals
72 President Al-Bashir benoemde in 2001 een tiental hoge officieren uit de veiligheidsdiensten als ministers in zijn regering.

73 Human Development Report 2003

32

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

overmakingen van familieleden in het buitenland of nevenbanen zijn belangrijk geworden.
De grote aantallen binnenlands ontheemden hebben veelal geen eigen inkomen en zijn daarom op voedselhulp aangewezen (zie verder paragraaf 4.1). Ook komen periodiek in bepaalde gebieden droogten voor, waardoor de bevolking van die gebieden tijdelijk voedselhulp nodig heeft.
Internationale humanitaire hulpoperaties (onder meer Operation Lifeline Sudan) verlenen hulp aan bevolkingsgroepen in het zuiden. Sinds de staakt-het-vuren overeenkomst van februari 2003 is de humanitaire hulpverlening aan Zuid-Sudan sterk verbeterd. Sinds de staakt-het-vuren overeenkomst van 3 september 2003 zijn ook delen van West-Sudan (regio Darfur) toegankelijk geworden voor humanitaire hulpverlening. Grote delen van deze streek blijven echter nog steeds afgegrendeld.


33

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

3 Mensenrechten
3.1 Juridische context
3.1.1 Verdragen en Protocollen
Sudan is partij bij belangrijke internationale mensenrechtenverdragen, zoals het Verdrag inzake Burger- en Politieke Rechten74; het Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten; het Verdrag inzake de uitbanning van Rassendiscriminatie; het Verdrag inzake de Rechten van het Kind75; het Verdrag inzake Slavernij (van 1926) en het Verdrag inzake de afschaffing van Slavernij (van 1956); het Verdrag inzake de status van Vluchtelingen76; de Verdragen van Genève inzake de bescherming van oorlogsslachtoffers (van 1949); en het Afrikaanse Handvest inzake de Rechten van Mensen en Volkeren. Sudan heeft in oktober 2003 het Verdrag tegen Landmijnen (1997) zes jaar na tekening geratificeerd.
Sudan heeft het Verdrag tegen Foltering wel getekend maar nog niet geratificeerd. De Sudanese regering meldde meerdere malen dat zij het Verdrag tegen Foltering spoedig ter ratificatie aan het parlement zou voorleggen. Het onderwerp zou al sinds juli 2002 op de agenda staan van de ministerraad. Aan het einde van de verslagperiode was de ratificatie van het verdrag echter nog niet op de agenda van het parlement gezet.
Volgens berichten heeft de Sudanese ministerraad op 3 augustus 2003 toetreding tot het Verdrag inzake Preventie en Bestraffing van Genocide (1948) goedgekeurd. Het Verdrag is echter nog niet ter ratificatie aan het Sudanese parlement voorgelegd.
Sudan is nog geen partij bij het Verdrag inzake de Uitbanning van alle vormen van Discriminatie van Vrouwen (1979). Een seminar over het verdrag, gepland voor januari 2003, werd voor onbepaalde tijd uitgesteld op last van vice-president Taha. Wel vond op 26 augustus 2003 een seminar plaats over vrouwenbesnijdenis, georganiseerd onder toezicht van het federale ministerie van Volksgezondheid. Ook is Sudan nog geen partij bij het Verdrag inzake het Niet-Toepassen van Verjaring voor Oorlogsmisdaden en Misdaden tegen de Menselijkheid (1968).
74 Sudan heeft echter de Optionele Protocollen behorende bij dit verdrag niet getekend, waardoor onder andere het protocol inzake individueel klachtrecht en het protocol inzake afschaffing van de doodstraf geen gelding hebben voor Sudan.

75 Sudan heeft echter het Facultatief Protocol inzake de bescherming van kinderen in gewapend conflict niet getekend.

76 Sudan heeft ook het Protocol van 1967 behorende bij dit verdrag getekend.
34

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

3.1.2 Nationale wetgeving
De huidige grondwet van Sudan trad op 7 juli 1998 officieel in werking.77 Deze grondwet bevat in een aantal opzichten meer waarborgen voor de handhaving van de mensenrechten, met name de politieke rechten, dan de vorige grondwet. Praktische doorwerking via aanpassing van de lagere wetgeving begint geleidelijk aan gestalte te krijgen. Zo is in 1999 een nieuwe perswet aangenomen. Met betrekking tot de vrijheid van vereniging en vergadering is op 1 januari 1999 de wet op de Tawali (`organisaties') aangenomen, die in maart 2000 weer is vervangen door de wet op de politieke partijen. Ook werd een Constitutioneel Hof ingesteld. Begin 2000 werd een verkiezingswet van kracht, en werd een algemene verkiezingscommissie (General Elections Authority) ingesteld. Ten slotte werd een Openbaar Klachtenbureau (Public Grievances & Corrections Board) ingesteld.
Per presidentieel decreet heeft president Al-Bashir op 8 februari 2003 een National Commission on the Application of International Humanitarian Law ingesteld. Deze commissie is belast met de herziening van de bestaande Sudanese wetgeving teneinde deze in lijn te brengen met internationaal humanitair recht, zoals beschreven in onder andere de Geneefse Conventies. Ook moet de commissie de regering adviseren inzake de algemene toepassing van internationaal humanitair recht om zo aan de internationale verplichtingen te voldoen.78 De commissie bestaat uit verschillende overheidsvertegenwoordigers en anderen.79 De Sudanese regering heeft verklaard bereid te zijn om amendementen in de grondwet aan te brengen. Zij heeft daartoe een commissie in het leven geroepen die voorstellen voor een dergelijke amendering zou moeten doen. In de verslagperiode is echter nog geen grondwettelijke hervorming tot stand gekomen. Sinds december 1999 is de noodtoestand van kracht die de president de bevoegdheid geeft per decreet te regeren en constitutionele bepalingen op te schorten. Deze noodtoestand is in december 2003 opnieuw met een jaar verlengd. 3.2 Toezicht
Sudan kent binnen de overheid de Adviesraad voor Mensenrechten (Advisory Council for Human Rights). De raad bestaat uit vertegenwoordigers van
77 The Economist Intelligence Unit, Sudan Country Report, 3rd qr. 1998
78 Reliefweb 28.02.03 (ICRC)

79 Reliefweb 20.02.03 (PANA). In de commissie zitten van overheidswege de volgende functionarissen: de minister van Justitie, de Minister van Buitenlandse Zaken, de ondersecretaris van Justitie en het hoofd van het departement mensenrechten en internationaal humantair recht, ressorterend onder het ministerie van Justitie.

35

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

mensenrechtenafdelingen binnen 22 ministeries en staatsorganen. De raad is belast met onderzoek naar klachten over schendingen van mensenrechten, maar de effectiviteit van zijn functioneren is beperkt door gebrek aan medewerking van de kant van sommige overheidsdiensten.80
De Adviesraad voor Mensenrechten heeft een meldpunt opgezet voor individuele zaken van mensenrechtenschendingen. Ook heeft de Adviesraad voor Mensenrechten een commissie ingesteld om de aanbevelingen van de Speciale Rapporteur voor de mensenrechtensituatie in Sudan en de VN Mensenrechtencommissie op te volgen.
Daarnaast kent Sudan nog twee overheidsmechanismen gericht op het waarborgen van de mensenrechten, namelijk het Constitutionele Hof en het Openbaar Klachtenbureau (zie bijlage VI, Overzicht rechterlijke macht). De National Security Organisation heeft in februari 2003 een klachtenbureau en een telefonisch meldpunt opgezet. Niet bekend is of daadwerkelijk klachten zijn ingediend en of aan eventuele klachten opvolging wordt gegeven. De vraag is of het publiek voldoende vertrouwen heeft om klachten via deze weg te melden. Buiten de overheid zijn in Sudan onafhankelijke mensenrechtenorganisaties en individuele mensenrechtenactivisten actief. Zij houden zich bezig met het bekend maken en verdedigen van de mensenrechten, het toezicht op het overheidsoptreden op dit gebied en het verzamelen van informatie over mensenrechtenschendingen. De mensenrechtenorganisaties in Sudan opereren hoofdzakelijk in Khartoem. De bekendste en meest naar buiten tredende organisatie is de Sudanese Human Rights Group (SHRG) van advocaat Ghazi Suleiman, die de regering voortdurend met mensenrechtenschendingen confronteert en de internationale gemeenschap daarvan op de hoogte houdt. In samenwerking met de SHRG is in 2001 een nieuwe groep ontstaan, de Sudan African Human Rights Association. Deze richt zich op mensenrechtenschendingen buiten Khartoem.
Verder kunnen onder meer worden genoemd: de Sudanese Organisation against Torture (SOAT)81, die sinds 2001 openlijk in Sudan actief is; Place, een advocatengroep; en Mutaweinat, een groep vrouwelijke advocaten. Er zijn voorts vele kleine organisaties en individuen (veelal advocaten) die wat minder op de voorgrond treden maar wel actief zijn op het gebied van mensenrechten, voornamelijk op het terrein van voorlichting. Daarnaast zetten diverse Sudanese instellingen zich in voor hulp aan slachtoffers van mensenrechtenschendingen, zoals het Amal Centre for the Rehabilitation of Victims of Physical and Mental Torture.

80 US DoS, Country reports on human rights practices ­ Sudan ­ 2002, maart 2003
81 Dit was voorheen de Sudanese Victims of Torture Group, een internationaal netwek van Sudanese mensenrechtenorganisaties, dat tot 2001 voornamelijk vanuit Londen opereerde. Met ingang van 2002 heeft deze groep formeel de nieuwe naam aangenomen.
36

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Ook is begin 2002 het National Centre for Human Rights opgericht onder leiding van Dr Al Mufti (voorheen voorzitter van de Adviesraad voor Mensenrechten), dat beoogt een onafhankelijke instantie te zijn maar duidelijk gelieerd is aan de overheid.
Na trainingen georganiseerd door de Office of the United Nations High Commissioner of Human Rights (OHCHR) is er in Sudan een netwerk van mensenrechten-ngo's gevormd.
In Sudan is de laatste jaren meer (publieke) discussie over mensenrechten mogelijk. Momenteel is in Sudan een maatschappelijke discussie gaande over de oprichting van een onafhankelijk nationaal instituut voor mensenrechten. De Sudanese regering heeft toegezegd mee te zullen werken aan de oprichting van een dergelijk onafhankelijk nationaal instituut. Inmiddels heeft een voorbereidend seminar plaatsgevonden, waaraan verschillende Sudanese overheidsvertegenwoordigers en ngo's hebben deelgenomen. Desondanks ondervinden mensenrechtenactivisten, vanwege hun kritische houding, regelmatig tegenwerking van de zijde van de Sudanese overheid. Deze tegenwerking varieert van willekeurige arrestaties (zonder arrestatiebevel), verhoren, korte detenties en huiszoeking tot verstoring van bijeenkomsten, inbeslagname van papieren, dagelijkse meldingsplicht en bedreiging van familieleden.
Voor zover bekend zijn in de niet door de regering gecontroleerde gebieden van Sudan geen onafhankelijke mensenrechtenorganisaties actief. Internationaal toezicht op de mensenrechtensituatie in Sudan vond tot 2002 plaats doordat Sudan jaarlijks diverse malen werd bezocht door de door de VN- Mensenrechtencommissie aangestelde Speciale Rapporteur voor de mensenrechtensituatie in Sudan, dr Gerhart Baum. In de 59e zitting van de VN Mensenrechtencommissie werd echter besloten het mandaat van Baum niet te verlengen.82
Verder is in Khartoem is op grond van een overeenkomst in maart 2000 tussen de regering van Sudan en de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten een medewerker van het Hoge Commissariaat geplaatst om aan de overheid technische assistentie te verlenen op het gebied van mensenrechten. In het buitenland gevestigde organisaties als Amnesty International, Human Rights Watch en de Sudanese Human Rights Organisation83 publiceren regelmatig over
82 De reden hiervoor was niet een verbeterde mensenrechtensituatie in Sudan maar politieke oppositie in de Mensenrechtencommissie van met name Afrikaanse landen.
83 Hier wordt bedoeld de SHRO in ballingschap (Kaïro) en niet de in 1991 door de regering opgerichte SHRO onder leiding van Ahmed Al-Nasri.

37

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

de mensenrechtensituatie in Sudan in het algemeen of over specifieke schendingen in het bijzonder. In januari 2003 bracht Amnesty International een bezoek aan Sudan.
Sudan is partij bij het Afrikaanse Handvest inzake de Rechten van Mensen en Volkeren. Er zijn drie klachten ingediend bij de Afrikaanse Commissie. Deze heeft Sudan schuldig bevonden aan schending van een aantal artikelen van genoemd handvest. De kritiek had betrekking op het bestaan van lijfstraffen, (delen van) het Wetboek van Strafrecht 1991 en de beperkingen van de vrijheid van meningsuiting, vergadering en beweging.
3.3 Naleving en schendingen
De Sudanese regering lijkt op het gebied van de mensenrechten nog steeds een dubbel spoor te blijven volgen. Enerzijds is sprake van meer aandacht voor de mensenrechten in Sudan en zijn enkele voorzichtig positieve ontwikkelingen waar te nemen. In dit verband wordt gewezen op de meer publieke discussie over mensenrechten, de formele afschaffing van de perscensuur door de veiligheidsdiensten, de vrijlating van een aantal politieke gevangenen (waaronder Al-Turabi), de opheffing van reisbeperkingen voor de politieke oppositie, etc. Anderzijds werpt de Sudanese regering steeds nieuwe obstakels op. Zo wordt bijvoorbeeld aan bepaalde kranten ondanks de recente afschaffing van de perscensuur nog steeds een verschijningsverbod opgelegd en worden journalisten die niet meer op de zwarte lijst (uitreisverbod) staan na terugkomst in Sudan nog steeds lastig gevallen. Ook worden de veiligheidsdiensten nog steeds als repressief instrument gebruikt. Hierdoor lijken de maatregelen die de Sudanese regering heeft genomen om haar mensenrechtenreputatie op te vijzelen, veelal toch niet meer te zijn dan `window dressing'.
De mensenrechtensituatie in de gebieden die door de SPLM/A worden gecontroleerd blijft ook een punt van zorg. In Zuid-Sudan is sprake van een sterk tribale samenleving. Er is vrijwel geen maatschappelijk middenveld. De internationale gemeenschap heeft zich de afgelopen jaren in verschillende resoluties van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) en van de VN Mensenrechtencommissie kritisch uitgelaten over de situatie in Sudan. In de 59e zitting van de VN Mensenrechtencommissie haalde een kritische EU- resolutie echter geen meerderheid en werd het mandaat van de speciale rapporteur Baum niet verlengd.

38

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

3.3.1 Vrijheid van meningsuiting
Vrijheid van meningsuiting is in de Sudanese grondwet opgenomen onder artikel 25. Met de inwerkingtreding van de perswet van 1999 zijn de bepalingen van de grondwet in de lagere wetgeving verwerkt. De overheid heeft een Nationale Persraad (National Press Council) in het leven geroepen die klachten naar aanleiding van publicaties in behandeling neemt en zo nodig tegen kranten of journalisten optreedt (waarschuwing, schorsing). De persraad legt verantwoording af aan de president. De raad heeft 21 leden en is als volgt samengesteld: 7 leden worden benoemd door de President, 9 leden worden gekozen door de algemene vergadering van de journalistenbond (General Journalists Union) en 5 leden worden gekozen uit het parlement.
Op grond van de noodtoestand zijn extra beperkingen van de persvrijheid mogelijk.
In het regeringsgebied kunnen in principe alle politici en politieke groepen in de kranten aan het woord komen, maar het is journalisten verboden om te rapporteren over internationale veiligheidsvraagstukken, politie, leger en nationale veiligheid.84
De Sudanese media worden gekenmerkt door een groot aantal dagbladen. Gedurende de verslagperiode verschenen twee Engelstalige kranten: de Khartoum Monitor en de Sudan Vision. De Khartoum Monitor heeft een duidelijk profiel en vormt een forum voor zuiderlingen. De Sudan Vision wordt gezien als regeringsgezind. Sinds kort verschijnt er tweemaandelijks een onafhankelijk Engelstalig blad, de Sudan Mirror. Het blad wordt gedrukt in Uganda en gedistribueerd in Zuid-Sudan, in de vluchtelingenkampen in Kenia en Uganda en onder de Sudanese diaspora.85
De meeste Arabische dag- en weekbladen worden ofwel direct door de overheid uitgegeven of zijn daaraan nauw verbonden. Radio en televisie zijn in handen van de centrale of provinciale regering en worden vergaand gecontroleerd.
Voor alles wat via internet of satelliet-tv kan worden ontvangen geldt geen censuur.
In de praktijk wordt de vrijheid van meningsuiting beperkt: journalisten en uitgevers werden door de veiligheidsdiensten lastiggevallen, geïnstrueerd over de wijze van publiceren, ondervraagd en gedetineerd; kranten kregen hoge boetes, edities van kranten werden regelmatig in beslaggenomen omdat de censuur artikelen afkeurde, etc. Bij publicaties over onderwerpen als de oorlog in het zuiden, mensenrechten-schendingen, protestdemonstraties, kritiek op de regeringspolitiek en het overheidsoptreden, etc. grepen veiligheidsdiensten veelal
84 Men is met name alert op berichtgeving over het vredesproces en de situatie in Darfur.
85 IRIN d.d. 02.10.2003

39

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

in. In juli 2002 zou een officiële instructie zijn uitgegaan dat dagbladen een minimum aantal van 12 pagina's zouden moeten hebben, hetgeen de onafhankelijke kranten met veelal beperkte financiële middelen voor grote problemen stelt. 86
Kranten werden ook bestraft met (tijdelijke) sluiting vanwege het handelen in strijd met nationale veiligheidsvoorschriften. Op 4 juli 2003 confisceerde de veiligheidsdienst een deel van de oplage van Al-Ra'i Al-`Amm. Dezelfde dag werden exemplaren van het dagblad Al-Alwan geconfisceerd. De aanleiding voor beide confiscaties waren artikelen over de Verklaring van Khartoem (zie 3.3.2).87 Sinds februari 2001 is voor het dagblad Al Ray al Shaab een verschijningsverbod van kracht. Met de vrijlating van Al-Turabi is volgens de autoriteiten het verschijningsverbod op dit dagblad, dat aan het PNC is gelieerd, opgeheven. Tot op heden is het dagblad echter nog niet verschenen, mogelijk wegens doorstartproblemen.
De Khartoum Monitor is in de verslagperiode meerdere keren doelwit geweest van de censuur. De eerste keer werd de krant van medio mei tot medio juli 2003 door de rechter een verschijningsverbod opgelegd na publicatie van een artikel over bier. De tweede keer trok de Sudanese Court of Crimes against the State in juli 2003 de vergunning van de krant voor onbepaalde tijd in vanwege in 2001 gepubliceerde artikelen over slavernij.88 Het Hof van Beroep besloot echter op 31 augustus 2003 dat dit vonnis wordt herroepen totdat de zaak opnieuw voor de rechtbank voorkomt. Ook de Nationale Persraad verklaarde dat de krant weer mocht verschijnen.89
Het gevolg van dit toezicht was dat veel journalisten een bepaalde vorm van zelfcensuur zijn gaan hanteren.
De Nationale Persraad, die toezicht moet houden op de media, gebruikte haar bevoegdheid om kranten een tijdelijk verschijningsverbod of forse boetes op te leggen.90 Hoewel de persraad op zich naar behoren functioneerde en zich inhoudelijk hield aan de perswet, waren de straffen die werden opgelegd soms onevenredig hoog. Zo werden forse boetes of een verschijningsverbod opgelegd, die vaak niet in verhouding stonden tot de aard en zwaarte van de klacht. De Nationale Persraad heeft zich de afgelopen periode sterk gemaakt om meer autoriteit uit te oefenen maar slaagde er in veel gevallen niet in direct ingrijpen van de veiligheidsdiensten te voorkomen.

86 Human Rights Watch World Report 2003 en Situation of Human Rights in the Sudan, Report of the Special Rapporteur, Gerhart Baum, submitted in accordance with Commission (on Human Rights) resolution 2002/16, E/CN.4/2003/42 d.d. 6 januari 2003.

87 De Nationale Persraad zou in februari 2003 de kranten hebben geïnstrueerd niet te berichten over het vredesproces. Human Rights Watch d.d. 01-08-2003
88 Human Rights Watch d.d. 01-08-2003
89 Reporters sans frontiéres d.d. 16-09-2003
90 Khartoum Monitor en Al-Watan kregen een aantal keren een verschijningsverbod opgelegd.
40

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Op 12 augustus 2003 vaardigde president Al-Bashir een decreet uit waarin de nationale veiligheidsdienst werd ontheven van de bevoegdheid tot direct ingrijpen in de pers (perscensuur).91 Deze toezichthoudende rol zou door de Nationale Persraad worden overgenomen.92 Volgens de Sudanese autoriteiten is na de afkondiging van het decreet inzake censuur geen enkele censuur meer uitgeoefend. Echter, de Khartoum Monitor mocht op last van de Openbare Aanklager ook na 12 augustus niet verschijnen vanwege `subversieve activiteiten'. Pas op 19 oktober 2003 werd het verschijningsverbod voor de Khartoum Monitor opgeheven. Op 24 november 2004 werd de krant opnieuw gesloten.
Het dagblad Al-Ra'I Al-`Amm werd op 13 augustus 2003 opnieuw een verschijningsverbod opgelegd en op 2 september 2003 werd het dagblad Al- Alwan93 door de Openbare Aanklager opnieuw een verschijningsverbod opgelegd vanwege `misdaad tegen de staat', het zaaien van verdeeldheid en het hinderen van de vredesbeweging.94 Op 17 november 2003 werd het blad Al-Ayyam tot nader orde gesloten op last van de Openbaar Aanklager na een klacht van de veiligheidsdienst.
Dat president Al-Bashir in augustus de veiligheidsdienst heeft geïnstrueerd zich niet langer rechtstreeks te mengen in perszaken, betekent niet dat de vrijheid van pers gegarandeerd is. Andere instituties, zoals het Openbaar Ministerie en de Nationale Persraad oefenen feitelijk `censuur in retrospect' uit. Daarbij lijkt het dat via een achterdeur de veiligheidsdienst haar invloed op de schrijvende pers nog altijd kan laten gelden.
Als gevolg van de intensieve controle op de bevolking (via wijkcomité's, informanten, postcensuur, en dergelijke) zullen de veiligheidsdiensten op de hoogte raken als iemand zich sterk profileert op politiek of religieus terrein, bijvoorbeeld door het deelnemen aan demonstraties en oppositionele bijeenkomsten of het zich kritisch (in woord of geschrift) uitlaten over het regeringsbeleid. In dat geval kan deze persoon, ongeacht zijn etnische afkomst, problemen van de zijde van de veiligheidsdiensten ondervinden, variërend van intimidatie en het opleggen van reisbeperkingen tot arrestatie en (meerdere) detenties, waarbij marteling niet is uitgesloten. Vanwege de intensieve controle is het circuit van `activisten/andersdenkenden' bekend bij de veiligheidsdiensten. Deze personen worden dan ook regelmatig opgepakt en ondervraagd. Personen die zich niet profileren zullen in de meeste gevallen niet door de veiligheidsdiensten lastiggevallen worden. Het is echter mogelijk dat de veiligheidsdiensten personen verdenken van onwelgevallige politieke of religieuze activiteiten ook wanneer deze verdenkingen onterecht zijn. Verdachte personen
91 De pre-censuur was formeel al in 2001 opgeheven maar was feitelijk blijven bestaan.
92 Reuters d.d. 12-08-2003

93 Het dagblad Al-Alwan is geaffilieerd aan de PNC.
94 Reporters sans frontiéres d.d. 05-09-2003 en 16-09-2003.
41

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

kunnen te maken krijgen met ruwe ondervragingen, (korte) detentie en/of meldingsplicht. Als na ondervraging echter blijkt dat het niet om politieke of religieuze tegenstanders van de regering gaat, ondervinden betrokkenen verder geen ernstige problemen van de zijde van de veiligheidsdiensten. De academische vrijheid is beperkt. In openbare universiteiten benoemt de regering de bestuurders. Hoewel vele professoren redelijk kritisch spreken en schrijven over de regering, oefenen zij veelal zelfcensuur uit. Particuliere universiteiten staan niet onder directe controle van de regering. Ook hier echter beperken professoren zich in hun uitlatingen. Het curriculum en de taal van onderwijs zijn op beide typen scholen bepaald door de regering. Regelmatig worden politiek actieve studenten gearresteerd en gedetineerd, waarbij bedreigingen en mishandelingen geen uitzonderingen zijn (zie 3.3.2). Islamitische geleerden hebben in juli 2003 een fatwa uitgevaardigd tegen personen die andere wetgeving dan shari'a voorstaan. De geleerden gaven aan dat o.a. socialisten en communisten afvalligen zijn. De regerende partij, National Congress Party, stelde zich formeel op het standpunt dat zij niets van doen heeft met deze fatwa.
In door rebellen beheerste gebieden verschijnen geen kranten, noch worden er radio- of televisieprogramma's uitgezonden. De SPLM/A heeft geen radiostation, maar kondigde medio 2003 aan er binnenkort een op te richten. Wel worden in Zuid-Sudan met steun van Nederland vanuit Kampala algemene informatieve radioprogramma's uitgezonden door Radio Voice of Hope. Ook in door de rebellen gecontroleerde gebieden is geen sprake van volledige vrijheid van meningsuiting.
3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering
De wet op de politieke partijen van maart 2000 bepaalt dat politieke partijen slechts kunnen meedoen aan verkiezingen indien zij zich formeel hebben laten registreren. Bij de registratie dient een politieke partij te verklaren dat zij het eens is met de grondwet. De wet staat externe financiering van geregistreerde partijen toe. Overigens is het ook niet-geregistreerde politieke partijen toegestaan bijeenkomsten te organiseren en propaganda te maken. Op 1 januari 2003 stonden 22 politieke partijen geregistreerd (zie bijlage III). Belangrijke oppositiepartijen, zoals de Umma Party en de DUP, de (S)CP en de strijdende zuidelijke partijen, weigeren zich te laten registreren. Bij deze partijen bestaat veel weerstand tegen de grondwet van 1998 alsmede de uitwerking ervan in lagere wetgeving.
Sinds 2000 is een amnestie van kracht voor in het buitenland verblijvende politieke vluchtelingen. Sindsdien keerden verschillende kaderleden en leiders van
42

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

oppositiepartijen als de DUP en recentelijk ook van (S)CP en de Baath Party naar Sudan terug. Politieke tegenstanders van de regering die zich als zodanig sterk profileren door bijvoorbeeld de gewapende strijd tegen de regering te steunen, kunnen bij terugkeer op problemen van de zijde van de veiligheidsdiensten blijven rekenen.
Het is algemeen bekend dat in het regeringsgebied vakbonden geïnfiltreerd zijn door de veiligheidsdienst. De verkiezingen van leiders van vakbonden en vakorganisaties worden niet zelden gecontroleerd en gemanipuleerd door de overheid.
De vrijheid van vergadering wordt wettelijk ingeperkt door het decreet inzake de noodtoestand en de strafwet. Deze laatste vereist overheidsgoedkeuring voor samenkomsten van meer dan vijf personen. In juni 2001 kondigde de regering een verbod af op alle openbare demonstraties en bijeenkomsten, en dit verbod is nog van kracht.95 Door de overheid georganiseerde of gesteunde demonstraties vinden overigens wel plaats.
Op 10 augustus 2002 werd per presidentieel decreet besloten om de bestaande belemmeringen op de activiteiten van politieke partijen op te heffen. Hiermee kregen ook niet-geregistreerde partijen de vrijheid om politieke vergaderingen te beleggen en propaganda te maken en verviel de verplichting dat voor partijbijeenkomsten eerst een vergunning dient te worden aangevraagd. Het decreet eist echter van alle partijen om geweld af te zweren en eventuele nog bestaande gewapende groepen te ontbinden. Overigens bleven de niet- geregistreerde partijen uitgesloten van deelname van de verkiezingen. Ondanks het presidentieel decreet van augustus 2002 wordt in de praktijk de vrijheid van vergadering van overheidswege nog altijd ingeperkt. Bijeenkomsten van politieke tegenstanders worden geregeld niet toegestaan en, als zij toch plaatsvinden, soms verstoord door de Sudanese veiligheidsdienst. Deelnemers moeten rekening houden met arrestatie, verhoor, detentie en strafvervolging. In juli 2003 verboden de autoriteiten een bijeenkomst op het terrein van de Umma Party. De bijeenkomst had ten doel het vredesproces te bespreken. Activisten van oppositionele partijen, met name van de partijen die samenwerken in de NDA, zoals de DUP, Baath Party, SCP, etc. en van de PNC, ondervinden regelmatig problemen in de vorm van verplichte periodieke melding bij de veiligheidsdiensten, arrestatie, verhoor, marteling, strafvervolging en detentie (zie ook 3.3.6).
Politieke activisten en vertegenwoordigers van het Sudanese maatschappelijk middenveld hebben een gezamenlijke Verklaring van Khartoem (Khartoum
95 US DoS, Country reports on human rights practices ­ Sudan ­ 2002, maart 2003
43

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Declaration) opgesteld ter ondersteuning van het vredesproces, het Machakos Protocol en de Cairo Declaration96 (seculiere status van Khartoem). Een persconferentie op 2 juli 2003 waar deze verklaring zou worden ondertekend werd verstoord door de Sudanese veiligheidienst en verschillende ondertekenaars werden gearresteerd.97 Uiteindelijk is de Verklaring van Khartoem getekend door 18 politieke partijen, 14 maatschappelijk middenveldgroepen en 78 prominente individuen.98
President Al-Bashir heeft aangekondigd een grotere politieke vrijheid toe te staan. Op 5 augustus 2003 gaf president Al-Bashir opdracht 32 politieke gevangenen vrij te laten. Het betrof hier 13 leden van de PNC en 19 leden van organisaties die behoren tot de NDA.99 Op 12 augustus 2003 hief president Al-Bashir het reisverbod voor leden van de oppositie op.
Op 13 oktober 2003 werd onverwachts Al-Turabi, samen met twee andere PNC- leiders, vrijgelaten. Ook werd per presidentieel decreet het verbod op de PNC opgeheven, het hoofdkantoor van de PNC mocht weer heropend worden en de partijkrant mocht weer verschijnen.100
Ondanks deze maatregelen bleven er ook na oktober 2003 berichten over arrestaties van politieke tegenstanders van de regering, waaronder leden van de PNC (zie 3.3.6).
Politie en veiligheidsdiensten bleven hard optreden tegen politieke activiteiten van studenten, met name van leden van het Democratic Front of the Sudanese Students (DFSS). Regelmatig werden politiek actieve studenten gearresteerd en gedetineerd, waarbij bedreigingen en mishandelingen geen uitzondering waren. Ook werden studenten regelmatig (tijdelijk) geschorst of verwijderd van de universiteit vanwege hun politieke activiteiten.
Na de gewelddadige studentenonlusten in oktober 2002 werd de Universiteit van Khartoem gesloten. De Universiteit van Khartoem is inmiddels volledig heropend. Ook hebben daar de verkiezingen voor de studentenvakbonden plaatsgevonden. De meeste stemmen werden uitgebracht op de Alliantie (Al-Tahaluf), een gelegenheidscoalitie bestaande uit studenten die gelieerd zijn aan o.a. de Umma Party, DUP en PNC. De tweede grootste vertegenwoordiging was een groep studenten verwant aan Ansar Al-Sunnah Al-Muhammaddiyya (een orthodox- islamitische beweging). Er zijn geen vertegenwoordigers gekozen namens de National Congress Party.

96 De Cairo Declaration van 24 mei 2003 was een gezamenlijke verklaring van de noordelijke politieke oppositie en de SPLM/A over het vredesproces en de status van de hoofdstad.
97 Amnesty International d.d. 04-07-2003
98 OMCT, Observary Appeals d.d. 04-07-2003
99 Reuters d.d. 05-08-2003

100 BBC d.d. 15.10.2003 en AI, AFR 54/090/2003
---

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

De studentenverkiezingen aan de Universiteit van Juba in Khartoem hebben echter geen doorgang kunnen vinden. Op 31 juli 2003 was er een gewelddadige confrontatie tussen studenten en politie op de campus van de Universiteit van Juba in Khartoem naar aanleiding van het uitstel van de studentenverkiezingen. Ongeveer 70 studenten werden gearresteerd. Op 2 augustus 2003 zijn de studenten voor de rechter verschenen. Allen zijn inmiddels vrijgelaten. De universiteit is tot op heden gesloten.
Verder waren er arrestaties aan de Universiteit van Sudan als gevolg van protesten van studenten die opwaardering van hun studie/diploma eisten. Tot op heden is nog geen officieel rapport verschenen over het harde optreden van de politie bij de studentenonlusten in oktober 2002. Ook in door de rebellen gecontroleerde gebieden is geen sprake van volledige vrijheid van vereniging en vergadering. In deze gebieden worden repressieve maatregelen genomen om onafhankelijk politieke initiatieven te onderdrukken en administratieve structuren te controleren. Er bestaat nog steeds geen politieke oppositie in deze gebieden. Er is geen politiek alternatief voor de SPLM/A. De verkiezingen voor het National Convention zijn (opnieuw) uitgesteld.101 3.3.3 Vrijheid van godsdienst
De vrijheid van godsdienst speelt een belangrijke rol in het conflict tussen Noord- en Zuid-Sudan, dat veelal als een godsdienstoorlog wordt voorgesteld. Deze voorstelling verhult echter dat het conflict, al kent het een godsdienstige component, voornamelijk draait om het zuidelijke protest tegen marginalisering door de noordelijke regering en de beheersing van de natuurlijke rijkdommen.102 De kwestie van de vrijheid van godsdienst is niettemin een belangrijk punt in de vredesonderhandelingen tussen noord en zuid. In het Machakos Protocol is het principe van de scheiding van staat en religie geregeld. De religieuze status van Khartoem is nog een punt van discussie.
Vrijheid van godsdienst is als burgerrecht onder artikel 24 van de Sudanese grondwet opgenomen. De grondwet stelt echter tevens dat de shari'a en de traditie de bronnen van de wetgeving zijn. De Sudanese regering beschouwt de islam als staatsgodsdienst. Het grondrecht vrijheid van godsdienst is dan ook slechts ten dele in lagere wetgeving vertaald. De nog uit de koloniale tijd stammende wet op de missionarissen vormt de huidige rechtsgrond voor christelijke activiteiten in Sudan. De regering beschouwt deze wet als niet meer van deze tijd en zegde in 2000 een nieuwe wet met betrekking tot kerken en religieuze groepen toe, doch
101 Als datum wordt nu mei of november 2004 genoemd. Dit zou onder meer afhankelijk zijn van de lopende vredesbesprekingen.

102 UN ECOSOC CHR, Situation of human rights in the Sudan, Report of the Special Rapporteur, 23 January 2002, E/CN.4/2002/46

45

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

trok deze toezegging najaar 2001 weer in. Ook kondigde de regering aan een adviesraad voor christelijke aangelegenheden in te stellen en christenen op hoge overheidsposities te benoemen.
De Adviesraad voor Christelijke Aangelegenheden, bestaande uit 14 vertegenwoordigers van verschillende kerken, is inmiddels ingesteld maar nog niet bijeen geweest. Er zijn berichten dat de leden van deze adviesraad niet op een democratische wijze zijn benoemd maar door de regering zijn aangewezen. Als gevolg daarvan zouden de kerken geen vertrouwen hebben in de adviesraad.103 Medio 2002 benoemde de Sudanese regering een christen als vervanger van een moslim als hoofd van het Departement van Christelijke Aangelegenheden dat ressorteert onder het ministerie van Religieuze Begeleiding en Schenkingen (`Religious Guidance and Endowments'). De kerken staan echter gereserveerd tegenover deze benoeming en beschouwen hem als een spreekbuis van de Sudanese regering.
Religieuze organisaties en kerken dienen zich, als alle andere organisaties, te registreren om wettelijke erkenning te verkrijgen. De grote christelijke kerken zijn wettelijk erkend, eerste kerstdag is een officiële vrije dag (de zondag niet) en kerken mogen volgens de wet activiteiten ontplooien op het gebied van zielzorg, onderwijs en sociale voorzieningen. Het is niet-moslims verboden anderen te bekeren. Het omgekeerde gebeurt veelvuldig.
In de praktijk wordt in de gebieden onder regeringsgezag de godsdienstvrijheid voor christenen echter ingeperkt en is sprake van pesterijen en tegenwerking door (lokale) autoriteiten.
De afgifte van bouwvergunningen voor kerken behoort tot de bevoegdheden van de deelstaatregeringen. De centrale regering oefent onvoldoende controle uit op eventueel discriminerend beleid door deze deelstaatregeringen. Zo worden bouwvergunningen voor kerkelijke ruimtes geweigerd en worden huurcontracten veelal niet verlengd. Kerken die zonder bouwvergunning zijn gebouwd of de stadsplanning in de weg staan, kunnen worden afgebroken. In vluchtelingenkampen en krottenwijken in Khartoem moeten opvallend vaak illegaal gebouwde verblijven die als kerk en christelijke school dienst doen, voornamelijk ten behoeve van de zuidelijke bevolking, worden afgebroken, omdat zij op de verkeerde plaats zijn gebouwd.104

103 Statement by the Special Rapporteur on the situation of human rights in the Sudan, UNHCHR 12/11/2002. Informatie afkomstig van de Sudan Council of Churches (SCC).
104 Volgens de statistieken van de Sudanese overheid werden in de afgelopen tien jaar 48 bouwvergunningen verstrekt voor kerkenbouw in het noorden, waarvan de helft in de deelstaat Gedaref. Opvallend was dat geen enkele vergunning in de deelstaat Khartoem werd verstrekt en slechts één in de deelstaat Gezira, terwijl juist in die twee deelstaten de christelijke gemeenschap enorm toenam. Niet kan worden uitgesloten dat dit te maken had met de invloed van de sterk fundamentalistische gouverneur van de deelstaat Khartoem.
46

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Voorts berichten kerken regelmatig over problemen bij het verkrijgen van werk- en verblijfsvergunningen voor buitenlandse medewerkers en missionarissen. Ook het gebrek aan vrijheid om van godsdienst te veranderen, waar het gaat om bekering vanuit de islam, is een probleem. De vigerende Sudanese wetgeving weerspiegelt de islamitische wetgeving (de shari'a) en stelt een moslim strafbaar onder de strafwet bij geloofsafval. Afvalligheid kan niet alleen blijken uit de overgang tot een ander geloof, maar ook uit nadrukkelijke minachting voor de centrale leer van de islam en voor de profeet Mohammed. Op deze basis kunnen ook moslims die atheïst zijn geworden in staat van beschuldiging worden gesteld. Bekeerlingen kunnen te maken krijgen met intensieve verhoren, intimidatie en foltering door de autoriteiten.105
Voor afvalligheid van de islam kan de doodstraf worden opgelegd. Voorzover bekend kregen de laatste jaren drie personen om deze reden de doodstraf opgelegd. Zij werden vrijgelaten nadat zij spijt hadden betuigd. Eén afvallige werd in absentie veroordeeld.
Er zijn geen aanwijzingen dat het enkele individueel belijden van andere religies dan de islam tot ernstige problemen met de Sudanese autoriteiten leidt. Indien een individu zich echter in de regeringsgebieden publiekelijk sterk als niet-moslim profileert kunnen wel problemen ontstaan en kan detentie volgen. Ook kunnen niet-moslims hinder ondervinden van fanatieke moslims (bijvoorbeeld werkzaam bij een veiligheidsdienst) indien zij zich niet houden aan de regels van de shari'a, zoals kledingvoorschriften, voedingregels tijdens de Ramadan of het verbod op alcohol. Zo komt het voor dat uit het zuiden afkomstige vrouwen in de ontheemdenkampen rond Khartoem geslagen of gearresteerd werden, vanwege het brouwen van bier of andere activiteiten die tot de zuidelijke cultuur behoren, maar in de islam niet toegestaan zijn.
Ook indien een religieuze groep zich naar de mening van de autoriteiten te nadrukkelijk manifesteert kunnen (administratieve) sancties worden opgelegd. Dit geldt voor alle groepen, ook islamitische, die afwijken van de interpretatie van de islam door het NIF/NC(P).
Het komt voor dat bij voedseldistributie door islamitische NGO's aan de ontvangers gevraagd wordt de islamitische geloofsbelijdenis uit te spreken ("Er is geen andere God dan Allah"). Ook in kindertehuizen en gevangenissen komt dit voor. Bronnen verschillen van mening of deze praktijk een vorm van daadwerkelijke gedwongen bekering is. Over (andere) vormen van gedwongen bekering die zich in de verslagperiode mogelijk hebben voorgedaan, is dezerzijds niets bekend.

105 US DoS, Country reports on human rights practices ­ Sudan ­ 2002, maart 2003
47

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Op openbare scholen in het noorden is islamitisch onderwijs verplicht. In openbare scholen waar moslims niet de meerderheid vormen, hebben de studenten formeel de keuze tussen islamitische of christelijke lessen. In het merendeel van de openbare scholen worden echter geen christelijk lessen aangeboden omdat er niet voldoende christelijke leraren of studenten zijn. Dit betekent dat in de praktijk veel christelijke studenten islamitische lessen volgen. Er zijn aanwijzingen dat christenen die hun dienstplicht vervullen regelmatig vernederd worden vanwege hun christen zijn en onder druk gezet worden om zich tot de islam te bekeren. Bovendien kunnen zij ingezet worden in de gewapende strijd tegen hun geloofsgenoten in Zuid-Sudan. De overheid heeft officieel de tien zuidelijke, in meerderheid niet islamitische, deelstaten ontheffing verleend van op de shari'a gebaseerde delen van de strafwet die lichamelijke straffen voorschrijven, zoals geselingen, amputaties en stenigingen.
In gebieden beheerst door de SPLM/A bestaat in de praktijk vrijheid van godsdienst voor christenen, moslims en aanhangers van traditionele godsdiensten. Vele islamitische bewoners hebben overigens, naar verluidt, deze gebieden in de loop der jaren verlaten. De SPLM /A staat formeel een seculiere staat voor en heeft een niet onaanzienlijk aantal islamitische leden. Toch wordt de SPLM overheerst door christenen, en hebben lokale SPLM/A-leiders veelal nauwe banden met de lokale christelijke leiders.106 De noordelijke leden en aanhangers van de NDA, waarmee de SPLM/A een samenwerkingsverband heeft, zijn grotendeels islamieten, evenals rebellen in de Nuba bergen en andere gebieden die de SPLM/A ondersteunen. De noordelijke partijen zoals DUP en UP willen geen seculiere staat. Ze zijn wel voor vrijheid van godsdienst, maar scheiding van staat en godsdienst streven zij niet na.
3.3.4 Bewegingsvrijheid
De vrijheid van beweging en vestiging is vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet. In de praktijk blijkt dit recht (nog) te zijn beperkt, mede als gevolg van de burgeroorlog.
Binnenland
Binnen de door de regering gecontroleerde gebieden kunnen Sudanezen, zonder onderscheid naar (etnische) afkomst, in beginsel vrij reizen. Zo kunnen Sudanezen sinds de staakt-het-vuren overeenkomst van januari 2002 ook vanuit het Nuba gebergte vrij reizen naar de rest van het regeringsgebied in Noord-Sudan. Ook van en naar de door de regering gecontroleerde gebieden die in de conflictzones liggen
106 US DoS, Country reports on human rights practices ­ Sudan ­ 2002, maart 2003
48

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

(feitelijk de garnizoensplaatsen) kunnen Sudanezen vrij reizen voor zover er een vliegverbinding is. Er zijn commerciële vluchten van Khartoem naar Malakal, Wau en Juba. Voorts proberen veel Zuid-Sudanezen mee te reizen met militaire vliegtuigen die wekelijks naar de garnizoensplaatsen vliegen. Slechts het aantal zitplaatsen vormt hierbij een beperking.
Wel is er een identificatieplicht: formeel dient men in het bezit te zijn van een identiteitskaart.107 Reizigers die geen identiteitskaart kunnen tonen riskeren arrestatie.108 In bijlage 5 is een overzicht opgenomen van identiteits- en reisdocumenten, en de procedures om deze te verkrijgen. In de regeringsgebieden zijn langs de deelstaatgrenzen, de uitvalswegen naar grensposten, de toegangswegen tot grotere plaatsen en de verbindingswegen tussen de buitenwijken van Khartoem controleposten opgesteld. Hier wordt het verkeer onder meer gecontroleerd op het vervoer van verboden goederen (alcohol, wapens, enzovoort). Personen worden voornamelijk gecontroleerd op de vervulling van de dienstplicht, en of ze gezocht worden door de autoriteiten. Vrouwen, kinderen en ouderen worden doorgaans zonder controle doorgelaten. Overigens kan niet geheel worden uitgesloten dat personen die door de autoriteiten worden gezocht, dergelijke controleposten kunnen passeren, mits de gezochte persoon over een geldig identiteitsbewijs beschikt. Aangenomen mag immers worden dat de controleposten niet altijd beschikken over actuele lijsten van door de overheid gezochte personen.
Buiten de conflictzones is geen sprake van een formele avondklok, maar in Khartoem (inclusief Khartoem-Noord) en Omdurman worden `s nachts (vanaf
01.00 uur) extra controleposten ingericht. Er wordt dan hoofdzakelijk gecontroleerd op identiteitsbewijzen. Hoewel er geen verbod is om op straat te zijn, wordt uitgaan op die manier wel beteugeld.
In gebieden waar gewelddadige conflicten plaatsvinden, of waar de algehele veiligheidssituatie dat noodzakelijk maakt, wordt zo nu en dan wel een avondklok van kracht verklaard. Zo is momenteel in de regio Darfur een avondklok van kracht. In welke andere regio's in Sudan thans avondklokken zijn ingesteld is niet bekend. Overtreding van de avondklok kan leiden tot oplegging van een boete of arrestatie.
Ook binnen rebellengebieden kunnen Sudanezen in beginsel vrij reizen, maar ook daar zijn controleposten opgesteld.
Het reizen van 'regeringsgebied' naar 'rebellengebied' en vice versa is niet vrij. In sommige plaatsen wordt wel openlijk tussen beide invloedssferen gereisd, bijvoorbeeld rond Wau, en tussen Wau en Abyei. Op andere plaatsen is het vrijwel onmogelijk de garnizoensstad te verlaten, bijvoorbeeld in Juba. Dit verschilt per
107 Bron: Sudanese Ministry of Interior, Director of Passport & Immigration Department
108 US DoS, Country reports on human rights practices ­ Sudan ­ 2002, maart 2003
49

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

gebied en per periode, afhankelijk van de veiligheidssituatie.109 Het zijn met name ouderen, vrouwen en kinderen die zich verplaatsen. Mannen lopen over het algemeen meer risico. Zij zullen door regeringsdiensten worden gecontroleerd op de vervulling van de dienstplicht en kunnen verdacht worden van deelname aan het rebellenleger.
Er zijn berichten dat ook de SPLM/A in de door haar beheerste gebieden de vrijheid van bewegen van burgers beperkt. Zo zou burgers uit het noorden of uit de regeringsgebieden in het zuiden regelmatig toestemming worden geweigerd om SPLM/A-gebied binnen te gaan en zouden zij worden behandeld als buitenlander. Ook zouden SPLM/A-commandanten burgers regelmatig toestemming weigeren om in het buitenland conferenties bij te wonen.110 Aan Sudanezen die vanuit het Nuba gebergte terug willen keren naar SPLM/A gebied worden in de praktijk ook beperkingen opgelegd.
Beide partijen maken zich schuldig aan verkrachtingen. Om die reden wordt vrouwen geadviseerd om na 13.00 uur niet meer buiten de stad te komen (zie 3.4.2 geweld tegen vrouwen).
Vestiging
Alle Sudanezen hebben het recht zich overal in Sudan te vestigen. Sudanezen afkomstig uit het zuiden, westen, oosten of het Nuba gebergte kunnen zich dus in beginsel in Noord-Sudan (bijvoorbeeld Khartoem) vestigen. Zij kunnen een stuk land of een huis huren dan wel kopen. In het geval zij onvoldoende middelen van bestaan hebben (bijvoorbeeld ontheemden), kan een plaats van vestiging door de autoriteiten worden aangewezen in een ontheemdenkamp of de zogenaamde planned areas.111 Het merendeel van deze groep slaat echter een tent op of vestigt zich in één van de niet-afgebouwde huizen in de illegaal bewoonde wijken (squatter areas). Zij zijn weliswaar vrij zich in Noord-Sudan te vestigen, maar krijgen vaak problemen met grond- of huiseigenaren wanneer zij illegaal van het eigendom van de laatsten gebruik maken.
In Sudan wordt iedereen in de gaten gehouden, en potentiële tegenstanders in het bijzonder. Zuid-Sudanezen worden als potentiële tegenstanders gezien. Zuid- Sudanezen, die zich voor het eerst in het noorden vestigen, trekken door hun vestiging de aandacht van de autoriteiten en kunnen op grond van hun etnische afkomst worden verdacht van lidmaatschap van of sympathie voor een verzetsbeweging. Het is mogelijk dat deze nieuwkomers problemen van de zijde van de veiligheidsdiensten ondervinden in de vorm van ruwe ondervragingen en (korte) detenties, waarbij mishandeling niet kan worden uitgesloten.
109 bron: ICRC

110 US DoS, Country reports on human rights practices ­ Sudan ­ 2002, maart 2003
111 Dat zijn wijken die door de autoriteiten zijn aangewezen, waar ontheemden uit de officiële kampen gehervestigd worden.

50

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Het is algemeen bekend dat de veiligheidsdienst geïnfiltreerd is in de ontheemden- kampen en nieuwkomers scherp in de gaten houdt. Er worden evenwel geen standaard-(onderzoeks)maatregelen ten aanzien van deze groep genomen. Wat de behandeling door de autoriteiten betreft bestaat weinig verschil tussen Zuid- Sudanezen afkomstig uit rebellen- dan wel uit regeringsgebied. Aan een persoon die eenmaal in Khartoem is gearriveerd, is immers niet te zien of het bijvoorbeeld een Dinka uit Wau dan wel uit omliggend rebellengebied betreft. Als na verloop van tijd echter blijkt dat betrokkene geen politieke of militaire activiteiten tegen de regering onderneemt of ondernomen heeft, en doordat alles en iedereen in de gaten gehouden wordt weet de veiligheidsdienst dat na verloop van tijd, dan ondervindt betrokkene verder in de regel geen ernstige problemen van de zijde van de veiligheidsdiensten. De veiligheidsdiensten beschikken over een uitgebreid informatienetwerk, bestaande uit werknemers van de veiligheidsdienst en hun informanten in heel Khartoem. Wanneer een Zuid-Sudanees reeds langere tijd in het noorden verbleven heeft zonder ernstige problemen te ondervinden, dan blijkt daaruit dat de veiligheidsdiensten geen of niet langer verdenkingen koesteren tegen die persoon.
Buitenland
Voor reizen van Sudanese onderdanen naar het buitenland is een geldig Sudanees paspoort met een Bewijs van Vervulling van de Voorwaarden (`Shahadat Istifa') vereist.112 Dit bewijs wordt in de vorm van een los velletje papier door het ministerie van Binnenlandse Zaken afgegeven en niet meer, zoals voorheen het uitreisvisum, in het paspoort aangebracht. De aanvraagprocedure voor het bewijs is gelijk aan de aanvraag van het vroegere uitreisvisum. Het bewijs kan ook worden aangevraagd op het vliegveld.
Voor Sudanezen onder de 16 jaar is het niet mogelijk om op legale wijze zonder begeleiding van een volwassene Sudan te verlaten. De minderjarige dient bovendien in het paspoort van een ouder te zijn ingeschreven of over een eigen paspoort inclusief Bewijs van Vervulling van de Voorwaarden te beschikken. Dat laatste kan alleen worden verkregen met een schriftelijke toestemming van de vader of de formeel aangewezen voogd.
De Sudanese autoriteiten zijn momenteel bezig met een aanpassing van het paspoort. Ook de uitgifteprocedure zal worden gewijzigd. Het komt voor dat de Sudanese regering de uitreis weigert aan politieke tegenstanders (bijvoorbeeld politici, journalisten en mensenrechtenactivisten). Met name NDA-vertegenwoordigers en aanhangers/leden van oppositiepartijen als de PNC en de SCP ondervonden problemen bij het reizen naar het buitenland. Ook werknemers van buitenlandse NGO's en diplomaten ondervonden bureaucratische
112 Dit Bewijs van Vervulling van de Voorwaarden is in 2003 in de plaats gekomen van het uitreisvisum
51

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

tegenwerking bij het reizen in Sudan en het verkrijgen van inreisvisa en werk- en reisvergunningen voor Sudan.
Op 12 augustus 2003 hief president Al-Bashir per decreet het reisverbod voor leden van de oppositie op. Op 18 september 2003 verklaarde de Sudanese minister van Buitenlandse Zaken, Ismaïl, dat de Sudanese regering voor buitenlanders het reizen in Sudan zou vergemakkelijken. Zo zouden reisvergunningen voor crisisgebieden voortaan sneller worden afgegeven.113 De Sudanese regering heeft recentelijk ook de vereiste reisvergunningen voor het bezoeken van negen staten en acht steden afgeschaft.114 Het blijft echter voor hulpverleners een probleem toegang te krijgen tot de crisisgebieden. Vaak blijven reisaanvragen onbeantwoord of wordt de toestemming voor de reis ver na de reisdatum verleend.

Het enkele behoren tot een bepaalde etnische groep is voorzover bekend voor de autoriteiten geen reden om personen reisdocumenten te weigeren. De veiligheidsdienst bezit een zwarte lijst van Sudanezen met een uitreisverbod. De veiligheidsdienst hanteert deze zwarte lijst nauwgezet en soms voor persoon- lijk financieel gewin. Er zijn berichten dat deze zwarte lijst reeds in januari 2003 zou zijn herzien en ingekort. Per presidentieel decreet zijn in augustus 2003 de lijsten met uitreisverboden afgeschaft met uitzondering van de lijsten die zijn opgesteld door de advocaten-generaal en de rechterlijke macht. Zo heeft een correspondent van Reporters Without Borders, voorheen op de zwarte lijst, recentelijk toestemming voor een uitreis gekregen. Desalniettemin is hij na terugkeer in Sudan op 8 juni 2003 langdurig verhoord, lastiggevallen en geïntimideerd door de veiligheidsdienst. Ook is recentelijk een vertegenwoordiger van de oppositionele DUP door de veiligheidsdienst uit het vliegtuig gehaald, ondanks het feit dat hij toestemming voor de uitreis had gekregen van het ministerie van Binnenlandse Zaken115
Controle luchthaven
Vanuit Khartoem bestaan directe vliegverbindingen met diverse internationale bestemmingen in Afrika en het Midden-Oosten. Daarnaast zijn er slechts directe vliegverbindingen met Parijs, Londen en Frankfurt. De controle op het vliegveld van Khartoem is effectief. Iedereen die het land per vliegtuig wenst te verlaten, wordt door de desbetreffende luchtvaartmaatschappij op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt verstrekt aan en gecontroleerd door de (burger)luchtvaartautoriteiten, de immigratie-autoriteiten, de veiligheidsdienst op de luchthaven en de gezagvoerder van het vliegtuig. Het moet vrijwel uitgesloten
113 UNHCR d.d. 18-09-2003

114 Het betreft de deelstaten Gadarif, Gazira, Khartoum, Nile State, Northern Kordofan, Sinnar, Western Kordofan en White Nile State en de steden Damazin, Kadugli, Juba, Kassala, Malakal, Port Sudan en Wau.

115 De autoriteiten hebben voor dit incident hun excuses aangeboden en aangegeven dat de medewerker van de veiligheidsdienst buiten zijn boekje is gegaan.
52

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

worden geacht dat iemand Sudan via de luchthaven kan verlaten als hij niet in het bezit is van een (eventueel vervalst) paspoort inclusief Bewijs van Vervulling van de Voorwaarden, tenzij hij hulp kreeg van met name hooggeplaatste veiligheids- functionarissen.
Controle haven van Port Sudan
Vanuit Port Sudan vertrekken slechts vrachtschepen. Vanuit Suakin, dat iets ten zuiden van Port Sudan ligt, zijn er vier mogelijkheden voor personen om Sudan te verlaten: naar Djeddah (Saoedi-Arabië), Massawa (Eritrea), Djibouti (Djibouti) en naar Sharm el Sheikh (Egypte). In principe worden hier dezelfde controles als op het vliegveld uitgevoerd.
Een ieder die zich op het haventerrein in Port Sudan bevindt, is verplicht over een pasje dat bij de toegangspoorten wordt verstrekt te beschikken. Personen die aan boord gaan dienen zich te legitimeren. Zij dienen een paspoort met Bewijs van Vervulling van de Voorwaarden te hebben. Schepen worden vóór vertrek doorzocht. Het kan echter niet worden uitgesloten dat personen met hulp van insiders aan boord worden gesmokkeld of eerst aan boord van het schip gaan als dat zich buitengaats bevindt.
De landsgrenzen van Sudan zijn op steeds meer plaatsen opengesteld. Vanuit de regeringsgebieden kan thans over land via de officiële weg naar omliggende landen, zoals Egypte, Libië, Ethiopië, Eritrea en Tsjaad worden gereisd. Vanuit rebellengebied kan over land naar aansluitende buurlanden worden gereisd en omgekeerd. Er is vooral grensverkeer naar Kenia en Oeganda, hetgeen door de autoriteiten van die landen wordt toegestaan. De Keniaanse autoriteiten controleren aan de grens. Bij inreis in Zuid-Sudan zijn gewoonlijk vertegenwoordigers van de ter plaatse heersende rebellenbeweging aanwezig. Terugkeer
Sudanezen die vanuit het buitenland via de luchthaven van Khartoem terugkeren doorlopen de volgende procedure. De terugkerende Sudanees vult een regi- stratieformulier in, het paspoort wordt voorzien van een stempel, de Sudanees vult een declaratieformulier in met betrekking tot de naar Sudan meegebrachte buitenlandse valuta, en de bagage wordt gecontroleerd op de eventuele aanwe- zigheid van niet-toelaatbare artikelen, zoals alcohol, opruiende geschriften, en dergelijke. Dan volgt ondervraging door de belastingdienst om te verifiëren of vanuit het buitenland (voldoende) belasting werd betaald (een in het buitenland woonachtige Sudanees blijft belastingplichtig). Afdracht van belasting kan alsnog worden vereist.
Naast deze gebruikelijke procedure komt het voor dat leden van de veiligheids- diensten de ingereisde Sudanees nader ondervragen over het buitenlands verblijf. De duur van het verblijf in het buitenland is één van de criteria op grond waarvan
53

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

de ondervraging plaatsvindt: hoe langer het verblijf, hoe meer kans op ondervraging. Voorzover bekend is een ander belangrijk criterium de plaats van buitenlands verblijf. Indien verbleven is in Addis Abeba, Asmara, Kairo, Londen of Nairobi, is de kans op een relatief strengere controle van de bagage en de kans op ondervraging groter dan bij andere verblijfplaatsen. In genoemde grotere plaatsen wonen relatief veel Sudanezen die betrokken zijn bij de oppositie. Met name Zuid-Sudanezen kunnen zich door een verblijf in het buitenland verdacht maken in de ogen van de autoriteiten. Deze personen lopen bij terugkeer in Sudan (in het door de regering gecontroleerde gebied) het risico te worden geconfronteerd met vormen van negatieve bejegening door de veiligheidsdiensten, zoals ruwe ondervragingen, (korte) detenties en meldingsplicht. Op het moment dat zij in Sudan terugkeren, zullen de veiligheidsdiensten willen nagaan in hoeverre zij zich oppositioneel opstellen, danwel hebben opgesteld. Indien betrokkkenen zich politiek of religieus niet profileren of hebben geprofileerd in Sudan danwel in het buitenland, is de kans gering dat zij ernstige problemen van de zijde van de autoriteiten zullen ondervinden. Als betrokkenen vóór vertrek uit Sudan gedurende langere tijd zonder problemen in het noorden hebben verbleven, dan weten de veiligheidsdiensten dat betrokkenen zich in Sudan niet oppositioneel hebben opgesteld. Als betrokkenen zich bovendien in het buitenland niet oppositioneel hebben opgesteld, is de kans op ernstige problemen met de autoriteiten gering.
Personen die uit gevangenschap naar het buitenland zijn gevlucht, zeker in die gevallen waarin een proces tegen hen liep, kunnen bij terugkeer opnieuw worden gearresteerd. Dat geldt evenzo voor personen die door een commuun delict de wet hebben overtreden .
In principe ondervinden politieke tegenstanders van de regering, die eerder Sudan ontvluchtten, bij terugkeer geen problemen doordat zij vallen onder de in 2000 afgekondigde amnestie (zie ook 3.3.2). Echter niet kan worden uitgesloten dat politieke tegenstanders van de regering die zich sterk profileren door bijvoorbeeld de gewapende strijd tegen de regering te steunen, bij terugkeer ernstige problemen van de zijde van de veiligheidsdiensten zullen ondervinden. Republiekvlucht
Voorzover bekend bestaat in Sudan geen wettelijke bepaling waarin het ongeoor- loofd verlaten van het land of het na het verstrijken van de toegestane termijn terugkeren in het land strafbaar wordt gesteld. Voorzover bekend vindt in Sudan bij terugkeer van een illegaal uitgereisde persoon geen strafvervolging plaats vanwege de illegale uitreis.
Zuid-Sudanezen kunnen vanuit het regeringsgebied, onder dezelfde voorwaarden als hierboven uiteengezet voor Sudanezen in het algemeen, zonder problemen via de officiële kanalen Sudan uit- en inreizen. Zuid-Sudanezen die het land niet via
54

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

de officiële kanalen hebben verlaten (die bijvoorbeeld via Oeganda of Kenia het rebellengebied hebben verlaten) en niet in het bezit zijn van een Sudanees paspoort met Bewijs van Vervulling van de Voorwaarden, dienen bij terugkeer in principe te beschikken over een geldig inreisdocument. Dit inreisdocument kan door de Sudanese vertegenwoordigingen in het buitenland worden afgegeven. Aan de afgifte zal een onderzoek door de Sudanese autoriteiten vooraf gaan. Dezerzijds is niet bekend wat voor onderzoek wordt uitgevoerd. Ook is niet bekend in welke gevallen een reisdocument wordt geweigerd. Sudan neemt in de regel haar eigen staatsburgers terug.
De Sudanese ambassade in Den Haag verstrekt een laissez-passer aan Sudanezen die vanuit Nederland vrijwillig dan wel gedwongen terugreizen naar Sudan en niet over een geldig reisdocument beschikken.
Indien Zuid-Sudanezen terugkeren zonder geldig reisdocument, zullen zij bij terugkeer vrijwel zeker problemen van de zijde van autoriteiten ondervinden. Het feit dat de Zuid-Sudanees geen reisdocument heeft, kan in de ogen van de autoriteiten duiden op herkomst uit het zuiden en sympathie voor de SPLM/A. Indien hij vóór vertrek in Noord-Sudan woonachtig was en niet in de negatieve belangstelling van de autoriteiten stond, had hij immers via de officiële weg kunnen uitreizen. Na aankomst in Khartoem zal een onderzoek plaatsvinden of betrokkene gevaar oplevert voor het regime. Dit onderzoek kan een aantal maanden in beslag nemen en de veiligheid van betrokkene kan niet worden gegarandeerd. De zuidelijke leden van de Sudanese Human Rights Group hebben in dit kader klachten ontvangen.116
Consequenties asiel aanvragen in het buitenland
Het indienen van een asielverzoek in het buitenland werd door de Sudanese autoriteiten niet gewaardeerd omdat, zo was de redenering, de indiener te kennen gaf zich van de regering te distantiëren. De wetenschap dat de terugkerende Sudanees een asielverzoek had ingediend was voor de Sudanese autoriteiten derhalve eveneens een criterium op grond waarvan tot ondervraging kan worden overgegaan. Teneinde te bepalen in welke mate de terugkerende Sudanees zich daadwerkelijk oppositioneel opstelde dan wel in het buitenland had opgesteld en/of ter intimidatie, kon in incidentele gevallen een terugkerende Sudanees, waarvan bij de Sudanese autoriteiten bekend was dat hij asiel had aangevraagd, gedurende een bepaalde periode een meldingsplicht worden opgelegd. Betrokkene kon daarbij worden onderworpen aan ondervraging die een suggestief of beledigend karakter kon hebben. Na de door de president afgekondigde politieke amnestie in 1999 en 2000, onder meer voor politieke vluchtelingen die zich in het buitenland bevinden, is het aantal meldingen hierover sterk teruggelopen.
116 Bron: Sudan African Human Rights Association
---

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Er zijn over de verslagperiode geen gevallen bekend van teruggekeerde asielzoekers, die vanwege hun ingediende asielaanvraag bij terugkomst in Sudan van de zijde van de autoriteiten ernstige problemen hebben ondervonden.117 3.3.5 Rechtsgang
De grondwet van 1998 voorziet in een eerlijke rechtsgang. In de praktijk is dit recht echter niet altijd gegarandeerd.
Voor een overzicht van de rechterlijke macht in Sudan wordt verwezen naar bijlage VI.
In 1991 werd het wetboek van strafrecht (Criminal Act) aangenomen, dat gebaseerd is op de shari'a-principes.118 Deze federale wet is formeel van kracht in heel Sudan, met dien verstande dat ingevolge de memorie van toelichting op de wet het administratief-bestuurlijke Zuid-Sudan is uitgesloten van artikelen die betrekking hebben op islamitische principes en straffen. De moslims woonachtig in het administratieve zuiden, kunnen, indien zij dat wensen, om toepassing van islamitische principes en straffen verzoeken. In de praktijk wordt deze strafwet slechts toegepast in de door de regering gecontroleerde gebieden. In de gebieden die door de rebellen worden gecontroleerd vindt géén toepassing van de strafwet van 1991 plaats. In de gebieden die door de SPLM/A worden gecontroleerd, spreken magistraten recht op basis van een wetboek van strafrecht dat gebaseerd is op een wet uit 1925 (de 1925 Sudan Penal Code). De SPLM/A erkent ook traditionele rechtbanken van stamoudsten (Courts of Elders) die naar gewoonterecht rechtspreken. In de door de rebellen gecontroleerde gebieden nemen burgerrechtbanken langzamerhand de plaats in van militaire rechtbanken. Door een gebrek aan infrastructuur, communicatiemiddelen en financiën laat het rechtssysteem in veel SPLM/A-gebieden echter te wensen over. Er zijn berichten over een zekere willekeur in het functioneren van de rechtbanken. In gebieden die buiten de controle van de SPLM/A (of regering) vallen, wordt door stamoudsten naar gewoonterecht rechtgesproken. In regeringsgebied geniet een verdachte bij rechtszaken behandeld door reguliere rechtbanken niet altijd voldoende juridische bescherming.119 In de praktijk komt het voor dat de verdachte voorafgaand aan het proces langdurig op een onbekende plaats wordt vastgehouden, zonder de mogelijkheid om contact met familie of
117 Hetzelfde geldt voor eerdere verslagperiodes vanaf maart 2001.
118 Er is een Criminal Act 1991 en een Criminal Procedures Act 1991. De voorgaande strafwetten, van 1983 en 1925, werden doorgaans Penal Code genoemd.
119 US DoS, Country reports on human rights practices ­ Sudan ­ 2002, maart 2003
56

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

raadsman te leggen. Ook wordt wel de toegang voor de raadsman tot relevante dossiers bemoeilijkt. Bovendien zijn vonnissen doorgaans summier. Ook bij rechtszaken voor de militaire rechtbanken (die op ad hoc basis, indien zich een zaak voordoet, worden ingesteld) is de eerlijkheid van de rechtsgang niet gegarandeerd. Militaire processen vinden achter gesloten deuren en snel plaats, soms worden geen advocaten toegelaten, en het militaire recht biedt geen effectieve mogelijkheid tot beroep in het geval van een doodvonnis. Voor wat betreft het familierecht is verschillende regelgeving van toepassing. Welke regelgeving van toepassing is wordt bepaald door de godsdienstige achtergrond (bijvoorbeeld shari'a in het geval van moslims en regelgeving van de katholieke kerk in het geval van rooms-katholieken) of etniciteit (bijvoorbeeld gewoonterecht van de Dinka stam) van betrokkenen.
Om de onrust in Darfur te bestrijden heeft de Sudanese regering in 2001 zogenaamde noodrechtbanken (Special Courts) ingesteld op grond van de wet op de noodtoestand (State of Emergency Act). Deze noodrechtbanken werden ingesteld om zaken te behandelen als gewapende overvallen, moord en wapensmokkel.
Elke noodrechtbank bestaat uit drie rechters, één civiele en twee militaire. De verdachten hebben in principe het recht op bijstand van een advocaat en een beroepsmogelijkheid. De advocaat mag echter niet voor de verdachte spreken, deze dient zelf het woord te voeren. Naar verluidt bepaalt de rechter tijdens de rechtszaken sterk de gang van zaken om de zaak snel te kunnen afhandelen. De straffen worden veelal snel uitgevoerd. Er zijn berichten dat sommige veroordeelden al een dag na de uitspraak zouden zijn geëxecuteerd.120 Veroordeelden hebben formeel een week om in beroep te gaan bij de hoogste rechter (District Chief Justice) in Darfur. Er zijn berichten dat veroordeelden bij straffen als doodstraf en amputatie in beroep kunnen gaan bij het Hooggerechtshof (Supreme Court) in Khartoem. Een aantal door de noodrechtbanken veroordeelden is inmiddels in beroep gegaan bij het Constitutioneel Hof.121 De noodrechtbanken hebben de afgelopen jaren een groot aantal doodstraffen uitgesproken (zie 3.3.10). Het is moeilijk aan te geven of deze uitspraken gericht zijn tegen specifieke groepen, c.q. of specifieke groepen door de noodrechtbanken worden berecht. Niet alleen leden van de agrarische niet-nomadische stammen, zoals de Fur, werden hiervan het slachtoffer maar ook leden van Arabische nomadische stammen.

120 US DoS, Country reports on human rights practices ­ Sudan ­ 2002, maart 2003
121 In 2002 zijn 96 zaken voorgelegd aan het Constitutionele Hof, waarvan de meest de doodstraf betroffen.

57

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

In juni 2003 zou president Al-Bashir een decreet hebben uitgevaardigd, waarin hij de gouverneurs van de drie Darfur deelstaten formeel toestemming geeft om de noodrechtbanken (Special Courts) op te heffen. Hij zou hiermee tegemoet willen komen aan de nationale en internationale kritiek (met name van de EU) op het functioneren van deze noodrechtbanken.
Er zijn berichten dat reeds in april 2003 in Southern Darfur de fel bekritiseerde noodrechtbanken (Special Courts) zouden zijn opgeheven en vervangen door zogenaamde Specialized Criminal Courts. Deze Specialized Criminal Courts zouden worden voorgezeten door een burgerrechter. Ook zouden verdachten bij deze rechtbanken het recht op bijstand van een advocaat hebben. Er zou bij deze rechtbanken alleen recht op beroep bestaan bij straffen als levenslang, doodstraf en amputatie. Bij deze straffen zou een eenmalig beroep mogelijk zijn bij de Chief Justice of South Darfur State. Een verdere rechtgang naar het Hooggerechtshof of het Constitutioneel Hof zou niet mogelijk zijn.122 Onduidelijk is in hoeverre bij deze Specialized Criminal Courts een (meer) eerlijke rechtsgang is gegarandeerd. Er zijn berichten dat inmiddels in heel Darfur de noodrechtbanken zijn vervangen door Specialized Criminal Courts.
Naast de berechtingen door de Special (Specialized) Courts was in Darfur een toename van willekeurige arrestaties, detenties, martelingen en mishandelingen te zien (zie 3.3.6). Hiervan leken met name leden van de agrarische niet-nomadische stammen het slachtoffer te zijn. Toch werden niet alleen leden van Afrikaanse stammen gearresteerd (veelal verdacht van banden met SLM/A ) maar ook leden van Arabische stammen werden aangepakt.
3.3.6 Arrestaties en detenties
De grondwet verbiedt willekeurige arrestatie en detentie zonder aanklacht, maar in de praktijk blijft de overheid willekeurige arrestatie en detentie toepassen. Indien een persoon door de politie wordt gearresteerd, mag deze persoon onder de strafwet drie dagen zonder aanklacht worden vastgehouden, hetgeen verlengd kan worden tot dertig dagen en vervolgens nogmaals verlengd kan worden, met dertig dagen. Wordt een persoon echter aangehouden door de veiligheidsdiensten, dan geldt het detentieregime van de wet op de nationale veiligheidsdiensten van 1994 (zie hieronder). Arrestanten die aanvankelijk waren aangehouden door de politie kunnen 'overgenomen' worden door de veiligheidsdienst, zelfs nadat een proces heeft plaatsgevonden of nadat ze zijn vrijgelaten. In dat geval geldt uiteraard het detentieregime van de wet op de nationale veiligheidsdiensten. In juni 2001 heeft het parlement opnieuw een amendement inzake de wet op de nationale veiligheidsdiensten van 1999 aangenomen. Hierbij is de periode dat een arrestant kan worden vastgehouden zonder dat een officiële rechtsgang wordt
122 Amnesty International: Sudan: Empty promises? Human rights violations in government-controlled areas

58

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

ingezet van zes maanden omgezet in vier en negen maanden: vier maanden in gevallen waarbij betrokkene wordt verdacht van een misdrijf tegen de Staat en negen maanden in de gevallen van een gewapende overval, discriminatie op grond van ras, aanzetten tot religieuze haat en gevaar voor openbare orde. Het voornaamste knelpunt van dit amendement is dat er een rechter wordt aangewezen die over de detentieperiode dient te beslissen zonder dat betrokkene wordt gehoord. Bovendien heeft betrokkene geen beroepsmogelijkheid. In regeringsgebied vonden in de praktijk dan ook willekeurige arrestaties, langdurige hechtenis zonder aanklacht en detentie in isoleercellen in de verslagperiode plaats. De wens om familie of advocaat te spreken wordt nog vaak geweigerd. De praktijk om mensen op een onbekende plaats vast te houden bestaat nog steeds. Gearresteerden worden in gevangenissen of in gebouwen van de veiligheidsdienst vastgehouden. Ook de praktijk van een dagelijkse meldingsplicht bij de veiligheidsdienst bestaat nog steeds.
Met name mensenrechtenactivisten, activisten van oppositionele partijen en groeperingen, kritische advocaten, studenten en journalisten lopen het risico van een willekeurige arrestatie en korte of langere detentie. Ter illustratie kunnen de volgende zaken worden vermeld:
In mei 2003 werden in Dongola vijf Nuba-activisten gearresteerd door de veiligheidsdienst. Zij werden verdacht van het opzetten van de bevolking van het Nuba gebergte tegen de Sudanese regering. Volgens berichten zou een van hen zijn overleden als gevolg van foltering door de veiligheidsdienst. Twee anderen zouden zijn overgebracht naar een ziekenhuis.123
Op 2 juni 2003 arresteerde de veiligheidsdienst 35 vrouwen van de Nuba Mountains Women's Association in Kalakla, terwijl zij op reis waren naar een vrouwenconferentie voor vrede en ontwikkeling in Al-Kawda, Nuba Mountains. De arrestanten werden onder andere verhoord over banden met de SPLM/A. Drie vrouwen moesten op woensdag 27 augustus 2003 in Khartoem voor de rechter verschijnen op verdenking van activiteiten tegen de staatsveiligheid. De rechter heeft nog geen uitspraak gedaan; de zaak is inmiddels geschorst. Al-Hajj Tunjur, de voorzitter van de General Union for Southern and Northern Funj (Blue Nile) is op 16 juni gedetineerd geweest in de Kober-gevangenis. Advocaat en mensenrechtenactivist Ghazi Suleiman wilde een verklaring afleggen over de Verklaring van Khartoem (zie 3.3.2.). Voor het zover kwam, werd hij op 2 juli 2003 gearresteerd en voor korte tijd gedetineerd in de Kober-gevangenis. Eind september 2003 is een leider van het Beja Congress, Osman Ahmad Fegerai, gearresteerd door de veiligheidsdienst. Hij sprak op een bijeenkomst van de Al- Nilyan Universiteit. Inmiddels is hij weer vrijgelaten.
123 AI AFR 54/080/2003

59

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

President Al-Bashir heeft aangekondigd een grotere politieke vrijheid toe te staan. Op 5 augustus 2003 gaf president Al-Bashir opdracht 32 politieke gevangenen vrij te laten. Het betrof hier 13 leden van de PNC en 19 leden van organisaties die behoren tot de NDA.
Alhoewel de Adviesraad voor Mensenrechten van het Ministerie van Justitie de vrijlating van Al-Turabi adviseerde, verlengde president Al-Bashir in augustus 2003 de detentie van Turabi opnieuw. Op 13 oktober 2003 werd Al-Turabi, samen met twee andere PNC-leiders, Jibril al-Neel en Yusuf Libs, onverwachts vrijgelaten.124 Volgens de Sudanese regering waren dit de laatste politieke gevangenen. Er zouden echter nog altijd personen op politieke gronden gedetineerd zijn.
Ondanks de in 2003 door president Al-Bashir aangekondigde politieke vrijheid bleven er berichten van nieuwe arrestaties van politieke tegenstanders van de regering. Met name PNC-aanhangers zouden zijn opgepakt, veelal op beschuldiging van banden met de rebellen in Darfur.125 Ter viering van de staatsgreep van 14 juli 1989 (de Dag van Nationale Redding) zouden in juli 2003 882 gevangenen, voornamelijk kleine criminelen, zijn vrijgelaten.
Personen die gearresteerd worden door de veiligheidsdienst in Khartoem worden in de regel naar het hoofdkantoor van de veiligheidsdienst in Imarat (Khartoem) overgebracht voor ondervraging. Daarna worden zij overgebracht naar een speciale vleugel in de Kober gevangenis. Deze afgescheiden vleugel staat onder direct beheer van de veiligheidsdienst.126
Naast de berechtingen door de noodrechtbanken was er in Darfur een toename van willekeurige arrestaties, detenties, martelingen en mishandelingen te zien. Hierbij leken met name leden van de agrarische niet-nomadische stammen het slachtoffer te zijn. Toch werden niet alleen leden van Afrikaanse stammen gearresteerd (veelal verdacht van banden met SLM/A ) maar ook leden van Arabische stammen werden aangepakt. Zo werden op 2 juli 2003 in Southern Darfur 38 leden van de Mahariyya stam afkomstig uit de plaats Adila opgepakt en overgebracht naar Nyala. Zij werden verantwoordelijk geacht voor een gewelddadige aanval op de Rizeigat
Ook buiten Darfur werden arrestaties verricht. Op 28 mei 2003 doorzochten de Sudanese autoriteiten Suq Libya in Omdurman. Hierbij werden wapens en lichte munitie gevonden. De meeste arrestanten behoorden tot de Zaghawa stam en werden verdacht van steun aan de rebellen in Darfur. In de laatste maanden van de
124 Volgens het hoofd van de veiligheidsdienst waren er geen redenen meer om Al-Turabi vast te houden.
125 Zie Reuters d.d. 13.01.2004 en Amnesty International AFR 54/006/2004
126 Amnesty International, Sudan: Empty promises? Human rights violations in government-controlled areas

60

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

verslagperiode zouden tientallen personen, waaronder voormalige ministers, universitaire docenten en PNC-leden, in Khartoem gearresteerd op verdenking van banden met het verzet in Darfur.127
Na het sluiten van de staakt-het-vuren overeenkomst in september 2003 werden tientallen gevangenen, verdacht van banden met de SLM/A , door de Sudanese autoriteiten in Darfur vrijgelaten.128 Volgens Amnesty International bleven ook na het staakt-het-vuren in Darfur nog steeds personen om politieke redenen in detentie, met name leden van de Fur, Zaghawa en Massaleet.129 Ook zouden na het staakt-het-vuren nog steeds personen worden gearresteerd op beschuldiging van rebel te zijn.130
Omstandigheden in gevangenissen
De omstandigheden in de Sudanese gevangenissen zijn slecht. De gebouwen dateren van vóór de onafhankelijkheid en zijn nauwelijks onderhouden. Sanitaire voorzieningen ontbreken of zijn in slechte staat. De hygiëne, de voedselvoorziening en de medische verzorging zijn gebrekkig. De regering staat geen regelmatige bezoeken aan gevangenissen door mensenrechtenorganisaties toe.131
De omstandigheden in gevangenissen in SPLM/A-gebied zijn eveneens slecht, maar er zijn geen meldingen bekend van sterfgevallen in gevangenschap. De SPLM/A staat in de regel bezoeken van het International Committee of the Red Cross (ICRC) aan krijgsgevangenen (PoW's) toe. 132 3.3.7 Mishandeling en foltering
De grondwet verbiedt mishandeling en foltering. In algemene zin kan gesteld worden dat, mede als gevolg van (inter)nationale druk en publiciteit, het aantal gemelde gevallen van mishandeling en foltering sinds 1998 geleidelijk is verminderd ten opzichte van voorgaande jaren.133 Desondanks wordt geweld, inclusief marteling en andere vormen van onmenselijke behandeling of bestraffing, nog steeds door politie en veiligheidsdiensten toegepast zowel tegen reguliere verdachten als tegen politieke tegenstanders. Met name politieke activisten en studenten worden slachtoffer van mishandeling en marteling. Ook zuiderlingen die lid zijn van oppositiebewegingen lopen risico
127 Reuters d.d. 13.01.2004 en Amnesty International AFR 54/006/2004
128 Amnesty International, AI AFR 54/083/203
129 AI AFR 54/090/2003

130 BBC d.d. 10.10.2003

131 US DoS, Country reports on human rights practices ­ Sudan ­ 2002, maart 2003
132 US DoS, Country reports on human rights practices ­ Sudan ­ 2002, maart 2003
133 Onder meer: US DoS, Country reports on human rights practices ­ Sudan ­ 2002, maart 2003
61

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

slachtoffer te worden van mishandeling en of marteling. De enkele etnische afkomst van zuiderlingen stelt hen als zodanig niet aan meer risico bloot. Met name in de regio Darfur was het aantal meldingen van mishandeling en marteling door de veiligheidsdiensten in de verslagperiode onverminderd hoog. Het betrof hier personen die verdacht worden van banditisme of banden met rebellengroepen. 134
Algemeen wordt aangenomen dat er geen zogenoemde `ghosthouses' meer zijn zoals destijds begin jaren '90, waarbij grove schendingen van mensenrechten plaatsvonden. De veiligheidsdiensten beschikken echter nog steeds over voor de buitenwereld anonieme gebouwen, waar mensen voor korte tijd worden vastgehouden. Er zijn aanwijzingen dat methoden als mishandeling en marteling ook hier gepraktiseerd worden. Op welke schaal de veiligheidsdiensten er nog dit soort gebouwen op na houden is niet bekend.
Er waren berichten van personen die tijdens hun detentie overleden aan de gevolgen van mishandeling en marteling. Zo overleed één van de vijf gearresteerde Nuba-activisten als gevolg van foltering door de veiligheidsdienst. Twee anderen moesten worden opgenomen in het ziekenhuis (zie 3.3.6). Er waren in de verslagperiode geen berichten van daders van mishandeling of foltering die ter verantwoording werden geroepen of strafrechtelijk werden vervolgd (zie ook bijlage IX).
Lijfstraffen
Het Sudanese strafrecht kent op basis van de shari'a voor een aantal delicten lijfstraffen. Zweepslagen zijn in dit verband de meest uitgevoerde. Bij schuld aan gewapende overvallen, eigendomsdelicten en/of zwaar lichamelijk letsel kan als straf worden opgelegd de amputatie van ledematen, en bij schuld aan echtbreuk (bij gehuwden) kan tot steniging worden veroordeeld. Voorts voorziet de wet in vergelding als straf. Indien het slachtoffer gewond is geraakt, kan de dader als straf dezelfde verwonding opgelegd krijgen.
Volgens Amnesty International is op 17 mei 2003 een 14-jarig meisje (zwanger) door een rechtbank in Nyala (Southern Darfur) veroordeeld tot een straf van 100 zweepslagen wegens overspel. De advocaat van het meisje is inmiddels in hoger beroep gegaan.135 In juli 2003 werd een 16-jarige scholiere eveneens veroordeeld tot een straf van 100 zweepslagen wegens overspel. De uitvoering van het vonnis werd echter uitgesteld tot 23 januari 2004.136 Niet bekend is of dit vonnis inmiddels is uitgevoerd.

134 Zie (pers)berichten AI en OMCT.
135 Amnesty International, Bliksemaktie d.d. 22 mei 2003 (AFR 54/035/2003
136 Amnesty International AFR 54/106/2003
62

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Niet bekend is of in de verslagperiode strafamputaties hebben plaatsgevonden. De twee personen die in de voorgaande verslagperiode door een noodrechtbank in Darfur tot kruisamputatie waren veroordeeld wachten nog steeds op executie van de straf. De zaak is inmiddels voorgelegd aan het Constitutionele Hof. In oktober 2003 veroordeelde de Nyala Special Court opnieuw een 16-jarige jongen tot een kruisamputatie vanwege een gewapende roofoverval.137 Er zijn geen gevallen van steniging bekend. 3.3.8 Verdwijningen
In regeringsgebied komen verdwijningen voor. Soms verdwijnt een persoon voor korte tijd nadat hij/zij in handen van de veiligheidsdienst is gevallen. Voorzover bekend wordt zo iemand na enige tijd weer vrijgelaten. Een andere vorm van verdwijning is de razzia-achtige vorm van werving voor de dienstplicht. Een van de straat opgepakte dienstplichtige, die zich tot dan toe aan de dienstplicht wist te onttrekken, kan direct naar een trainingskamp worden gezonden zonder dat de familie wordt ingelicht. Sommige vormen van verdwijningen zijn sinds het staakt-het-vuren tussen de Sudanese regering en de SPLM/A afgenomen. Het gaat hierbij om de razzia- achtige vorm van (gedwongen) rekrutering van (jonge) mannen door de verschillende milities in de verschillende conflictgebieden en in steden als Khartoem, Juba en Bentiu, met name onder de ontheemdenpopulatie. Deze vorm van rekrutering vond met name plaats rond geplande offensieve acties (zie 4.3). Sinds het staakt-het-vuren van oktober 2002 is het aantal ontvoeringen van burgers, met name vrouwen en kinderen, sterk afgenomen (zie 3.4.3).

3.3.9 Buitengerechtelijke executies en moorden In de conflictgebieden in Sudan komen buitengerechtelijke executies voor. Er zijn berichten dat de Sudanese regering in de verslagperiode in Darfur burgerdoelen bombardeerde, als gevolg waarvan dodelijke slachtoffers vielen. Bekend is verder dat verzetsbewegingen en aan de regering gelieerde milities politieke en andere buitengerechtelijke executies uitvoeren. Details over dergelijke moorden zijn echter vrijwel niet voorhanden.
Er zijn berichten dat regeringstroepen gevangengenomen rebellenstrijders om hebben gebracht. Ook zouden volgens berichten SPLM/A-autoriteiten SPLM/A- militairen die gewelddadigheden, waaronder verkrachtingen, tegen binnenlandse ontheemden hadden gepleegd, na een `snelrecht'proces hebben geëxecuteerd.138
137 OMCT Appeal d.d. 23.10.2003
138 Human Rights Watch, World Report 2003
63

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Bij aanvallen die regeringstroepen en verzetsbewegingen op elkaar uitvoerden werden geregeld burgers gedood (zie 2.3). Partijen in het conflict gebruikten bovendien landmijnen.139
In regeringsgebied vielen incidenteel dodelijke slachtoffers bij confrontaties tussen veiligheidsdiensten en politieke tegenstanders van de regering. 3.3.10 Doodstraf
De doodstraf is in de Sudanese wetgeving al sinds het eerste wetboek van strafrecht van 1925 opgenomen. In artikel 33, lid 1 van de grondwet van 1998 staat echter dat deze straf uitsluitend in gevallen van extreme misdaad zal worden opgelegd. Het gaat hier om de volgende gevallen:
- misdrijven tegen de staat, zoals samenzwering, oorlogvoering tegen de staat en verraad;

- moord, waarop tevens de islamitische wetgeving van toepassing kan zijn;
- misdrijven ingevolge de hudud, namelijk overspel, afvalligheid van de islam, roofoverval (hiriba), derde veroordeling voor (mannelijke) homoseksualiteit en derde veroordeling voor het geven van gelegenheid tot prostitutie;140

- desertie (zie 3.4.1);

- muiterij.
De doodstraf wordt niet uitgevoerd indien de veroordeelde ouder dan zeventig jaar is of jonger dan achttien jaar. Evenmin worden zwangere vrouwen ter dood gebracht. Eerst nadat de baby twee jaar is geworden kan executie van de moeder plaatsvinden.
Met name noodrechtbanken hebben de afgelopen jaren een groot aantal doodstraffen uitgesproken. Dit houdt verband met het toegenomen geweld in Darfur (zie 2.3.2). Bekend is dat doodstraffen daadwerkelijk worden uitgevoerd. In 1998 werd in 72 gevallen de doodstraf voltrokken en in 1999 in 34 gevallen. Onder de ter dood gebrachten waren geen vrouwen. Voor 2000, 2001 en 2002 zijn geen officiële cijfers bekend
De 88 leden van de Rizeigat die wegens een gewapende overval op een andere Arabische stam door een noodrechtbank in Darfur ter dood zijn veroordeeld staan nog steeds op de nominatie voor de executie van de straf. Deze veroordelingen hebben tot grote verontwaardiging geleid en internationale protesten, met name omdat zich onder de veroordeelden ook een aantal minderjarigen bevindt.141 In
139 Volgens schattingen van VN en ngo's liggen er in Sudan tussen de 500.000 en 2 miljoen mijnen.
140 Artikel 155 van de 1991 Penal Code geeft de dood aan als straf voor 'the third-time offence of running a place of prostitution'. Art. 154 behelst de beschuldiging van 'practising prostitution' , waarvoor de doodstraf niet wordt genoemd.

141 Situation of Human Rights in the Sudan, Report of the Special Rapporteur, Gerhart Baum, submitted in accordance with Commission (on Human Rights) resolution 2002/16, E/CN.4/2003/42 d.d. 6 januari
64

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

oktober 2003 zijn opnieuw 15 leden van een Arabische stam ter dood (ophanging) veroordeeld in verband met de roofoverval op de dorpen Jukhma en Jebra in Darfur.142
Alvorens tot uitvoering van de doodstraf te kunnen overgaan, dient de straf op grond van wet inzake de strafrechtprocedures van 1991 allereerst te worden bekrachtigd door het Hooggerechtshof. Vervolgens kan het Hooggerechtshof slechts met toestemming van de President een executiebevel uitvaardigen. In de afgelopen jaren zijn drie gevallen bekend waarbij de doodstraf wegens afvalligheid of belediging van de islam werd uitgesproken. In geen enkel geval vond tenuitvoerlegging van het vonnis plaats. In twee gevallen werd de veroordeelde na spijtbetuiging vrijgelaten. In één geval werd de dader in absentie veroordeeld.
De doodstraf op afvalligheid wordt alleen opgelegd wanneer de bekeerde zijn bekering publiek maakt. Voor zover bekend wordt deze straf op grond van een interne instructie van het ministerie van Justitie reeds sedert 1994 niet ten uitvoer gebracht. Om politieke redenen zou de overheid uitvoering willen vermijden. Ook in de door de rebellen gecontroleerde gebieden worden doodstraffen uitgesproken. Nadat in laatste instantie het Hof van Beroep (Court of Appeal) uitspraak heeft gedaan gaat het doodvonnis naar Garang voor tekening waarna het vonnis kan worden voltrokken. Het laatste doodvonnis zou in 2001 zijn voltrokken. Mogelijk zou een aantal terdoodveroordeelden nog op voltrekking van hun vonnis wachten.
3.4 Positie van bijzondere groepen
3.4.1 Dienstplichtigen en militairen
Op grond van artikel 7 van de wet op de nationale dienstplicht van 1992 (National Service Act) is iedere Sudanees tussen 18 en 33 jaar verplicht de nationale dienstplicht te vervullen. De wet maakt geen onderscheid tussen mannen en vrouwen.
In de praktijk wordt de wet op de dienstplicht alleen uitgevoerd in regeringsgebieden. Het blijkt overigens mogelijk dat dienstplichtigen met de juiste connecties hun dienstplicht afkopen.143

2003

142 OMCT Appeal d.d. 23.10.2003
143 Alle geraadpleegde bronnen verklaren dit als een algemeen bekend fenomeen, maar merken daarbij op dat in de praktijk slechts de rijke bovenlaag (10 % van de bevolking) tot afkopen in staat is.
65

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

In de praktijk worden vrouwen niet opgeroepen, met uitzondering van een aantal vrouwen dat in een medisch beroep werkzaam is of een medische studie heeft gevolgd (artsen, verpleegkundigen en paramedisch personeel). Vrouwen uit deze categorieën kunnen wel worden opgeroepen en in een civiel ziekenhuis of een kliniek in Noord-Sudan te werk worden gesteld. Een plaatsing in een ziekenhuis of kliniek in de door de regering gecontroleerde gebieden in Zuid-Sudan ) kan echter niet geheel worden uitgesloten. Ten behoeve van de verzorging van gewonden aan het front worden daarentegen uitsluitend mannen ingezet. Dat vrouwen zich in het kader van de dienstplicht vrijwillig melden is theoretisch mogelijk, maar komt in de praktijk zelden voor.
De duur van de nationale dienstplicht is in principe 24 maanden inclusief basistraining, maar deze duur wordt teruggebracht tot 18 maanden voor hen die een middelbare schoolopleiding hebben afgerond en tot 12 maanden voor afgestudeerden aan universiteiten en hogere-beroepsopleidingen. Een verlenging van de dienst tot 36 maanden op vrijwillige basis is ook mogelijk. Alle dienstplichtigen doorlopen een basistraining van 45 dagen.144 Na de basistraining worden de dienstplichtigen voor de periode van eigenlijke dienst ingedeeld bij één van de volgende diensten: het officiële Sudanese leger (Sudanese Peoples Armed Forces, SPAF), de politie of andere ordediensten, overheidsdiensten of publieke ontwikkelingsprojecten. Ook indeling bij de Popular Defence Forces (zie verder) is mogelijk. De wet spreekt in dit kader over mogelijke plaatsing bij `the armed forces, police or other regular forces, government or public sector units, public projects'. Het betreft hier een verplichte indeling. Zie voor een overzicht van de procedures rond rekrutering en plaatsing bijlage VII.
Dat politieke tegenstanders bij wijze van straf door de autoriteiten in een trainingskamp worden geplaatst kan dezerzijds niet worden bevestigd. Vrijstelling
Personeelsleden van de politie en ordediensten zijn van de nationale dienstplicht vrijgesteld, mits zij een periode van drie jaar volmaken. Vrijstelling van dienstplicht wordt ook verleend aan degenen die niet voldoen aan de eisen van medische geschiktheid. Gedeeltelijke vrijstelling op medische gronden is ook mogelijk, in dat geval wordt de rekruut bij een andere overheidsinstelling dan het leger geplaatst. Niet zelden wordt eerst in de trainingsperiode vastgesteld dat de opgeroepene medisch niet geschikt is.
De wet voorziet niet in vrijstelling op grond van gewetensbezwaren.
144 In het algemeen ambtsbericht van 31 maart 2001 wordt nog gesproken over een basisopleiding van zes maanden. De verkorting van de basistraining tot 45 dagen is echter al in 2000 ingevoerd.
---

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Uitstel
Uitstel kan op grond van de wet worden verleend aan kostwinners, aan studenten en scholieren en aan degenen die onmisbaar zijn in een overheidsfunctie. Voor jongens, die aan een universiteit of in het hoger beroepsonderwijs een studie willen volgen, bestaat de mogelijkheid om na het doorlopen van de trainingsperiode van 45 dagen, met de studie te beginnen en de periode van actieve dienst pas na afronding van de studie te vervullen. Eerst na vervulling van de volledige dienstplicht wordt aan hen het einddiploma of de academische graad uitgereikt.
Volledigheidshalve dient te worden gemeld dat uitstel of vrijstelling, mits men over de juiste contacten beschikt, ook wel kan worden `gekocht'. Gedwongen rekrutering
Gedwongen rekrutering vindt in de regel plaats in de conflictgebieden en in de grote steden (Khartoem, Juba en Bentui). Ook in de ontheemdenkampen rond Khartoem en de vluchtelingenkampen in Uganda komt gedwongen rekrutering voor. Deze gedwongen rekrutering gebeurt veelal door middel van razzia-achtige acties en is vaak gekoppeld aan concrete militaire acties. Onduidelijk is in hoeverre leger, regeringsmilities en rebellengroeperingen zich in de verslagperiode hebben schuldig gemaakt aan gedwongen rekrutering. Er zijn berichten dat deze praktijk in de verslagperiode is voortgezet, zij het vermoedelijk op beperktere schaal dan voorheen in verband met de afname van de vijandelijkheden in Zuid- Sudan.
Onttrekking/desertie
In Sudan wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds onttrekking aan de dienstplicht en anderzijds desertie. Van onttrekking is sprake indien iemand probeert onder een oproep voor de nationale dienstplicht uit te komen en niet verschijnt op de basistraining. Van desertie kan eerst sprake zijn indien iemand is gerekruteerd en is begonnen aan de dienstplicht met inbegrip van de basistraining. In het geval van onttrekking is de strafmaat omschreven in de Wet op de nationale dienstplicht (National Service Act 1992): een geldboete en/of gevangenisstraf van twee tot drie jaar. Onttrekking wordt door de niet-militaire rechtbank behandeld. De in de wet genoemde straf wordt in de praktijk nauwelijks ten uitvoer gebracht. Betrokkenen worden meestal direct in de opleiding geplaatst. Het is niet aannemelijk dat een dienstplichtige enkel en alleen op grond van zijn etnische afkomst bij onttrekking aan de dienstplicht een zwaardere straf krijgt opgelegd. Zodra iemand is gerekruteerd (dus ook ten tijde van de basistraining) zijn de wetten en regelgeving van de strijdkrachten van toepassing, onder andere de Wet van de volksstrijdkrachten van 1986 (Qanun Quwwat Al-Sha'b Al-Musallaha 1986). Deze regelgeving is reeds van kracht sinds 1986 (inzake desertie) en 1992 (inzake onttrekking aan dienstplicht).

67

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

De Wet op de volksstrijdkrachten van 1986 is ook op de PDF van toepassing. Desertie wordt door de militaire rechtbank behandeld. Op grond van de Wet van de volksstrijdkrachten kan desertie worden bestraft met ten hoogste de doodstraf. Volgens artikel 48 van deze wet wordt een deserteur bestraft met de doodstraf of een andere, lagere straf indien hij op het moment van desertie `in het veld diende of onder bevel van het veld diende'145. Onder andere omstandigheden wordt een deserteur bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste tien jaar. Dit betekent dat in de praktijk een deserteur aan het front (dat wil zeggen een locatie waar op dat moment gevechten gaande zijn) de doodstraf opgelegd kan krijgen, in de overige gebieden (dus in elk geval alle relatief veilige gebieden) is een gevangenisstraf aannemelijker. Niet bekend is echter welke gevangenisstraffen deserteurs in de praktijk krijgen opgelegd en of voor desertie opgelegde doodstraffen ook worden uitgevoerd. Evenmin is bekend of sprake is van discriminatoire bestraffing, bijvoorbeeld op grond van etnische afkomst. Voorzover bekend is voor desertie tijdens de basistraining geen doodstraf opgelegd en/of uitgevoerd.
Zoals vermeld in 3.3.5 is bij militaire rechtbanken een eerlijke rechtsgang niet gegarandeerd. Ook is er in Sudan sprake van een zekere willekeur in de rechtspraktijk.146 Daarom is voorzichtigheid geboden inzake uitspraken over de rechtspraktijk met betrekking tot dienstplicht en desertie. Popular Defence Forces
Sinds april 1997 zijn de trainingen voor de Popular Defence Forces (PDF; zie ook paragraaf 2.3) stopgezet en zijn de PDF min of meer geïntegreerd in het regeringsleger. Wel vindt nog gerichte rekrutering voor de PDF plaats, deels op vrijwillige basis, deels gedwongen, via de volgende kanalen:
1. PDF-reservisten kunnen worden opgeroepen om een aantal maanden bij een PDF-eenheid te dienen, bijvoorbeeld in een oorlogsgebied of bij de beveiliging van een oliepijpleiding (allen die tot april 1997 hebben deelgenomen aan de PDF-training, staan als PDF-reservist geregistreerd bij de PDF-administratie). PDF-reservisten kunnen zich in de praktijk niet aan een dergelijke oproep onttrekken zonder repercussies. Naar verluidt worden overheidsmedewerkers en studenten die tot april 1997 de verplichte PDF-training hadden gevolgd, niet meer als reservist beschouwd en als zodanig ingezet bij militaire PDF-operaties.
145 Een andere Nederlandse omschrijving zou kunnen zijn `op het slagveld' of `onder militair bevel'.
146 Bij rechtszaken voor de militaire rechtbanken (die op ad hoc basis, indien zich een zaak voordoet, worden ingesteld) is de eerlijkheid van de rechtgang niet gegarandeerd. Militaire processen vinden achter gesloten deuren en snel plaats, soms worden er geen advocaten toegelaten, en het militair recht biedt geen effectieve mogelijkheid tot beroep in het geval van een doodvonnis.
68

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

2. Dienstplichtigen worden aangemoedigd (tijdens de basistraining) vrijwillig te kiezen voor het vervullen van de periode van actieve dienst bij de PDF. De dienstplichtigen worden met name aangemoedigd om zich als vrijwilliger op te geven voor de zogenaamde `Babine', dat is het dienstonderdeel dat in de vuurlinies aan het front actief is.
Mogelijk worden ook dienstplichtigen verplicht geplaatst bij de PDF voor de periode van actieve dienst.147 Het is niet duidelijk of, indien in de praktijk dienstplichtigen verplicht bij de PDF worden geplaatst, deze PDF- dienstplichtigen ook buiten Khartoem worden ingezet. Wel staat vast dat deze PDF-dienstplichtigen niet verplicht worden geplaatst bij PDF- dienstonderdelen, die in de vuurlinies aan het front actief zijn. 3. Mannen uit de bevolking worden aangemoedigd op vrijwillige basis dienst te nemen bij de PDF in het algemeen148 of voor een specifieke militaire operatie. Zo kunnen in Khartoem studenten gratis studeren, zakenmensen gemakkelijker vergunningen verkrijgen, en werknemers promotie maken, als zij zich aanmelden voor de PDF. In andere gebieden krijgen PDF-vrijwilligers allerlei vergoedingen. Naast deze veelal economische aanmoedigingen spelen ook politiek-religieuze motieven, en wellicht indoctrinatie, een rol. Zo behoren de meeste vrijwilligers tot de aanhang van het National Islamic Front (NIF). Voor functies in de frontlinies worden vooral jonge mannen aangemoedigd en soms geïntimideerd. Sinds Al-Turabi op een zijspoor is gezet en niet meer de drijvende kracht achter de PDF is, is het aantal vrijwilligers uit de bevolking echter teruggelopen.
4. In het kader van specifieke militaire operaties kunnen ook incidenteel gericht bepaalde categorieën mannen worden opgeroepen om dienst te doen bij de PDF.149 Deze werving vindt vooral plaats in de regio van de militaire operatie. Rekrutering voor specifieke operaties gaat niet op naam maar via algemene campagnes gericht op een bepaalde categorie mannen. De campagnes omvatten oproepen via de media (krant, radio en tv) en oproepen in de straten met auto en megafoon. Aan een dergelijke oproep dient gehoor te worden gegeven, het is een verplichte oproep. Indien iemand uit de betreffende categorie zich niet meldt, loopt hij het risico opgepakt te worden en naar een PDF-eenheid overgebracht te worden. Daarnaast is, vooral in de dorpen, de sociale druk om toe te treden groot. Ook hier geldt dat de oproep kracht wordt bijgezet door financiële vergoedingen in het vooruitzicht te stellen.
147 De officiële instanties geven geen informatie op dit punt. Niet-overheidsbronnen berichten verschillend hierover. Gezaghebbende bronnen verklaarden echter dat in de praktijk dienstplichtigen bij de PDF kunnen worden geplaatst.

148 Zo stond in februari 2002 een aantal malen een advertentie in de Arabische kranten, waarbij mannen werden opgeroepen zich te melden voor de PDF. Het doel van de oproep werd er niet bij vermeld.
149 Het gaat hierbij om incidentele acties, zoals bijvoorbeeld de militaire operatie in Raga in 2001 en in Kassala in 2000. Bij deze specifieke werving kan bijvoorbeeld leeftijd bepalend zijn of een specifiek beroep; dat hangt van de militaire operatie af.
69

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

PDF-rekruten uit de categorieën 3. en 4. hierboven krijgen in de praktijk nauwelijks de militaire basistraining.
Toetreding tot de PDF is en blijft voor mannen uit categorie 3 hierboven vrijwillig, maar zijn zij eenmaal toegetreden dan kan weglopen leiden tot repercussies. Aan vrijwillige toetreding tot de PDF zijn privileges en vergoedingen verbonden. Het toekennen van deze privileges en vergoedingen gebeurt op basis van het systeem van stukproductie, dat wil zeggen dat een persoon na het vervullen van een taak voor de PDF, bijvoorbeeld het deelnemen aan een militaire operatie, hiervoor een beloning krijgt.
Op actieve PDF-leden is de Wet van de Volksstrijdkrachten 1986 van toepassing. Voor hen geldt dus het militair strafrecht. Zolang een PDF-er niet onder militair bevel staat, is op hem het militair strafrecht niet van toepassing. Dezerzijds is de rechtpraktijk inzake de PDF niet bekend. Wel is bekend dat personen die zich aan een (verplichte) oproep onttrekken of weglopen ten tijde van een militaire operatie, kunnen worden onderworpen aan repercussies. Personen die weglopen tijdens een militaire operatie kunnen worden teruggestuurd naar het front. Andere voorbeelden van strafmaatregelen zijn slaan, schoppen, treiteren en het ontnemen danwel ontzeggen van vergoedingen. Niet kan worden uitgesloten dat weglopers (deserteurs) dusdanig worden mishandeld dat de dood erop volgt of dat zij worden geëxecuteerd. Het moment waarop aan de dienstplichtige wordt medegedeeld bij welk dienstonderdeel hij zijn dienst zal vervullen, ligt voor de meeste dienstplichtigen direct na de basistraining, en voor degenen die uitstel hebben gekregen op het moment dat zij zich aanmelden voor de eigenlijke dienst. Een dienstplichtige kan dus niet op voorhand weten, op het moment dat hij wordt opgeroepen, dat het de bedoeling is dat hij na het doorlopen van de basistraining bij de PDF wordt geplaatst.
3.4.2 Vrouwen
Sinds de machtswisseling van 1989 is de positie van de vrouw verslechterd. Vrouwen werden naar de achtergrond van het openbare leven gedwongen. Vele goed opgeleide vrouwen verloren zowel hun werk als hun bewegingsvrijheid. Voor vrouwen bij onderwijs- en (semi)overheidsinstellingen werden strikte kledings- en gedragsregels ingevoerd.
De media, de politieke partijen en de overheid worden gedomineerd door mannen. In Sudan bekleden weinig vrouwen leidinggevende posities. Van het in december 2000 gekozen parlement, dat 360 zetels heeft, werden 270 leden direct gekozen en 90 benoemd. Het parlement heeft 39 vrouwelijke leden (4 direct gekozen en 35 benoemd). Bij de rechterlijke macht zijn bij de hoogste rechterlijke instanties, die
70

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

samen 24 rechters tellen, 3 vrouwelijke rechters werkzaam.150 Van de 43 functies van minister, staatssecretaris en presidentieel adviseur wordt een drietal door vrouwen vervuld.
In de publieke sector wordt het aantal vrouwen op 18 tot 20 % geschat. Desondanks is er in Sudan een actieve vrouwenbeweging met een aantal krachtige persoonlijkheden. Er is een netwerk van vredesorganisaties van Sudanese vrouwen, de Sudanese Women's Civic Society for Peace. De vrouwenbeweging ontmoet veel weerstand vanuit islamitische fundamentalistische hoek maar ook haar vredesinitiatieven worden door de Sudanese autoriteiten met argwaan bezien. Veel meisjes van gegoede families en van de middenklasse gaan studeren. Meer dan 50 % van alle studenten aan de universiteiten zijn vrouwen.151 Er is een aparte vrouwenuniversiteit in Omdurman, die 4500 studenten telt. Het is voor vrouwen in Sudan moeilijk om in hun levensonderhoud te voorzien. Werken buitenshuis is weliswaar in het algemeen toegestaan, maar er zijn slechts weinig banen en mannen gaan in het algemeen voor in de concurrentie op de arbeidsmarkt. Vrouwen die buitenshuis werken vinden dan ook veelal werk in de huishouding of de straathandel, of komen terecht in de (illegale) prostitutie. Hier lopen zij echter risico slachtoffer te worden van fysiek en seksueel geweld (zie verder paragraaf geweld tegen vrouwen).
In december 2000 vaardigde president Al-Bashir met betrekking tot de wet op de Arbeid (Labour Act) per decreet een voorlopige maatregel uit, waarbij vrouwen worden uitgesloten van beroepen waarin zij werken met chemicaliën (bijvoorbeeld bij tankstations) en van beroepen waarin hun eer en waardigheid kan worden aangetast (bijvoorbeeld in restaurants of hotels). Deze maatregel is voorlopig geschorst. 152
Voor vrouwen geldt een gedrags- en kledingcode voor openbare ruimten die neergelegd is in de wetten inzake het persoonlijk leven (Personal Laws) van 1991 en is gebaseerd op de shari'a. Op handen en gezicht na dient het gehele lichaam te worden bedekt en de vrouw dient zich te onthouden van kleding waarbij de
150 Sinds de toepassing van de shari'awetten zijn geen nieuwe vrouwen toegetreden tot de rechterlijke macht aangezien zij op basis van de shari'a uitgesloten zijn van toetreding tot rechterlijke posities. De zittende vrouwen zijn niet ontslagen, bron: lid Constitutioneel Hof.
151 Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat veel jongemannen de dienstplicht proberen te ontlopen door naar het buitenland te gaan of door de registratie op school te ontlopen door een eenvoudig baantje te zoeken.

152 In september 2000 al werd het vrouwen in Khartoem door de gouverneur van de deelstaat Khartoem op grond van de shari'a verboden om nog langer in openbare gelegenheden als hotels, restaurants en benzinestations te werken, omdat zij aldaar in direct contact met mannen komen. Dit besluit, in strijd met de grondwet, werd echter door de bekende mensenrechtenadvocaat Ghazi Suleiman ter toetsing aan het Constitutionele Hof voorgelegd. Ook de vrouwenbeweging heeft protest aangetekend. Het verbod werd tijdelijk opgeschort in afwachting van een uitspraak van het Constitutionele Hof. Het Hof heeft tot op heden nog geen definitieve uitspraak gedaan.
71

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

contouren van het lichaam zich aftekenen. De reguliere politie, Community Security (voorheen politie voor de openbare orde), treedt nog steeds op als vrouwen zich niet aan deze voorschriften houden, maar de frequentie en de aard van het optreden wisselt. De straf is doorgaans een aantal zweepslagen of de verplichting tot het ondertekenen van een verklaring dat het niet meer zal gebeuren. De straf kan soms worden afgekocht. Voorheen waren het de rechtbanken voor de openbare orde die deze straffen oplegden. Sinds die in 2000 zijn opgeheven en deel uitmaken van de strafrechtbanken, behoort het tot de competentie van laatstgenoemde instanties.
Met name op de overheidsuniversiteiten houdt men vast aan de beschreven kledingcode, de andere universiteiten zijn liberaler. Ook in het centrum van de stad bij het busstation wordt er veel meer op gelet dan in de buitenwijken. Vrouwen zijn evenals mannen formeel handelingsbekwaam vanaf 18 jaar. Zij kunnen echter niet zelfstandig een paspoort of uitreisvisum verkrijgen. Gehuwde vrouwen dienen hiervoor de schriftelijke toestemming van hun echtgenoot te hebben. Ongetrouwde vrouwen, ongeacht hun leeftijd, dienen de schriftelijke toestemming van hun verzorger te hebben, dat wil zeggen hun vader, oudere broer, of oom. Zij kunnen niet zelfstandig het land verlaten. Uitsluitend indien zij voor hun werk moeten reizen of zij hun naaste familie gaan bezoeken (ouders dan wel echtgenoot), mogen zij zonder begeleiding naar het buitenland reizen mits toestemming is verkregen van echtgenoot of verzorger.153 Weduwen vallen onder de verantwoordelijkheid van een mannelijk familielid. Dat kan de vader, broer, oom of zoon zijn.
Al jaren wordt gesproken over het al dan niet ondertekenen van de Conventie inzake de Uitbanning van alle vormen van Discriminatie van Vrouwen (CEDAW). Momenteel is deze discussie in regeringskringen opnieuw aan de orde. De overheid staat niet onwelwillend tegenover tekening van de conventie, met een voorbehoud ten aanzien van een aantal artikelen, zoals een aantal andere Arabische landen ook heeft gedaan.
Vrouwelijke studenten en politieke activisten zijn regelmatig het slachtoffer van hard optreden van de Community Security. Het komt regelmatig voor dat vrouwen tijdens of na een bijeenkomst worden lastig gevallen door de veiligheidsdienst. Besnijdenis
Hoewel wettelijk verboden, wordt vrouwenbesnijdenis (of genitale verminking van vrouwen, female genital mutilation, FGM) in Sudan nog steeds op grote schaal uitgevoerd. De volgende vormen van genitale verminking vinden plaats in Sudan (in volgorde van lichte naar zware verminking): circumcisie, excisie, infibulatie; en tussenvormen. Genitale verminking komt vooral voor in het
153 Sudanees ministerie van Binnenlandse Zaken
72

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

noorden en het westen van het land.154 Zelfs binnen de gemeenschap van binnenlands ontheemden in het noorden begint het een gewoonte te worden. In Zuid-Sudan wordt genitale verminking van vrouwen op geringere schaal uitgevoerd. Met name de religieuze leiders die claimen dat excisie onder de islamitische wet (shari'a-sunna) valt, vormen de drijfveer achter vrouwenbesnijdenis. Voorts is de druk van de sociale omgeving nog steeds aanwezig, maar ook de gezondheidssector speelt een rol. Het is voor vele klinieken, met name in de rurale gebieden, een goede bron van inkomsten. De leeftijd waarop vrouwen besneden worden ligt tussen 4 en 8 jaar. Daarom is besnijdenis een keus van de ouders en is de vraag in hoeverre meisjes zelf zich hieraan kunnen onttrekken, niet aan de orde. De keuzevrijheid van de ouders hangt nauw samen met de culturele opvattingen van de familie en omgeving. Het komt voor dat men zich aan besnijdenis onttrekt door naar de gemeenschap toe de schijn te wekken alsof de ceremonie heeft plaatsgevonden en betreffende dochter besneden is, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval is. Dit komt niet veel voor. Het komt feitelijk niet voor dat mensen verhuizen om zich aan de genitale verminking te onttrekken. De hoger opgeleide vrouwen zullen hun dochters niet laten besnijden, die hebben vrijheid en krijgen daar ook geen problemen mee, maar de laaggeschoolden op het platteland hebben weinig keus. In vergelijking met de situatie van tien jaar geleden is de toepassing van genitale verminking wel veranderd. Zo is het percentage excisie-gevallen toegenomen ten opzichte van het aantal gevallen van infibulatie.155 De regering beschouwt genitale verminking van vrouwen evenwel als niet- islamitisch en steunt de ontmoediging van deze praktijk. Zo is er onder meer een gezondheidswet tegen genitale verminking. In de praktijk wordt echter nauwelijks toegezien op naleving van deze wet en staan er geen straffen op het genitaal verminken van vrouwen. Ook heeft de regering meermalen verklaard dat zij de praktijk van besnijdenis door middel van voorlichting (vanuit een aparte afdeling binnen het ministerie van Gezondheid) wil bestrijden. Van een doelbewuste en doelgerichte campagne is echter nog geen sprake.
Er waren berichten dat een religieuze commissie een fatwa (religieuze islamitische richtlijn) aan het voorbereiden is die de relatie tussen besnijdenis en islam afwijst. In de deelstaat Southern Darfur is inmiddels een ontwerpwet in voorbereiding met sancties tegen ouders die hun dochter laten besnijden. Er zijn verscheidene (inter)nationale organisaties, zoals de Sudan National Committee against Traditional Harmful Practices (SNCTP), die initiatieven ondernemen om genitale verminking te bestrijden. De Sudanese media geven
154 Naar schatting is 90 % van de vrouwen in Noord-Sudan besneden.
155 In de groep moeders van 45 tot 49 jaar nam het percentage infibulatie af van 91% naar 85 %, terwijl het percentage excisie toenam van 9% naar 15%. In de groep dochters van 15 tot 19 jaar nam het percentage infibulatie af van 80 % naar 57%, terwijl het percentage excisie van 20% tot 43% was opgelopen. (bron: SNCTP).

73

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

ruimte aan zowel voor- als tegenstanders van het toepassen van genitale verminking.
Recentelijk lijkt de Sudanese regering voor een actievere rol te hebben gekozen. Aan het einde van een driedaags symposium eind augustus in Khartoem verklaarde de Sudanese minister van Volksgezondheid dat de regering zich committeerde aan de uitbanning van vrouwenbesnijdenis op alle niveaus. Hij kondigde wettelijke maatregelen aan om vrouwenbesnijdenis illegaal te verklaren, alsmede een publieke verklaring van de president. Ook de nationale Human Rights Advisory Council zou bereid zijn om het ontwerp van een specifieke wet, die vrouwenbesnijdenis als misdrijf bestempelt, te steunen. De minister verklaarde dat vrouwenbesnijdenis beschouwd zou worden als een verboden handeling voor medici. Ook ondersteunde hij een aanbeveling om hoge straffen te introduceren voor hen die door zouden gaan met de `verboden' handelingen'.156 Geweld tegen vrouwen
In de Sudanese cultuur is er nauwelijks of geen bescherming tegen seksueel geweld. Vrouwelijke slachtoffers van seksueel geweld kunnen in de praktijk vrijwel nergens terecht. In de Sudanese cultuur gaat men er bij voorbaat vanuit dat zij het zelf heeft uitgelokt. Voor haar familie is het een schande. Aangifte bij de politie is in theorie mogelijk maar gezien de Sudanese cultuur zullen vrouwen dat niet durven.
Ook geweld jegens vrouwen door overheidsfunctionarissen komt voor. Het is echter moeilijk inzicht te krijgen op welke schaal dit gebeurt omdat weinig vrouwen aangifte doen of erover durven te praten. Zelfs de vrouwelijke advocatengroep Mutaweinat durft geen aangifte te doen indien zij klachten ontvangen.157 Het gaat hierbij onder andere om seksuele intimidatie op het werk, maar ook om seksueel geweld door de politie en andere overheidsfunctionarissen. Er is niet zo zeer sprake van discriminatie op basis van etnische afkomst. De meeste slachtoffers van seksueel geweld vallen onder de armste laag van de bevolking158, dat wil zeggen de meest kwetsbare groep die weinig weerstand kan bieden. Niet vanwege hun etnische achtergrond maar vanwege hun kwetsbare positie, zijn binnenlands ontheemde vrouwen vaak slachtoffer van geweld, zowel in en rond de kampen en in de squatter areas in Khartoem als in de kampen buiten Khartoem, en bijvoorbeeld bij de grensovergangen tussen regerings- en niet- regeringsgebied rond Wau en andere garnizoensplaatsen. In die plaatsen wordt vrouwen geadviseerd niet na 12.00 à 13.00 uur nog naar de markt te gaan. In en rond Khartoem is het geweld overigens minder ernstig en minder frequent dan in
156 IRIN d.d. 03.09.2003

157 In een concreet geval heeft de groep wel aangifte gedaan, maar de ouders van het betrokken meisje werden op zodanige wijze lastiggevallen en bedreigd door de autoriteiten dat zij uiteindelijk hebben verzocht de aangifte in te trekken.

158 Straatkinderen, straatverkoopsters, de vrouwen die 's avonds laat nog op straat leven
74

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

deze garnizoensplaatsen in het zuiden. In de conflictgebieden komen veel verkrachtingen voor.
In sommige stammen wordt het gebruik van geweld tegen vrouwen, bijvoorbeeld slaan, niet gezien als een misdaad. Dit is het geval bij bepaalde stammen in het westen van Sudan. Tegen deze vorm van geweld treedt de overheid niet op omdat het wordt bepaald door de cultuur van de stam. De overheid treedt niet in de gewoontes van een stam.
In theorie zouden vrouwen zich hieraan kunnen onttrekken door zich elders in het land te vestigen. Zonder relaties in andere gebieden zal een dergelijke hervestiging echter weinig succesvol zijn. In dat geval zou de vrouw immers overgeleverd zijn aan het leven op straat of de prostitutie, waardoor ze weer tot een andere kwetsbare groep zou gaan behoren en het risico zou lopen slachtoffer te worden van geweld.
Oorlogsgeweld tegen vrouwen
Vrouwen zijn in het militaire conflict slachtoffer van verschillende vormen van geweld. Ofschoon er geen sprake is van systematisch geweld tegen vrouwen als oorlogstactiek, kunnen vrouwen in conflictgebieden niet alleen slachtoffer worden van bombardementen, beschietingen en landmijnen, maar ook van ontvoeringen,159 fysiek geweld en seksueel misbruik, zoals verkrachtingen. Alle bij het militaire conflict betrokken partijen in Sudan maakten zich hieraan schuldig.
Vrouwengevangenis
De omstandigheden in de Vrouwengevangenis van Omdurman wijkt niet af van de andere gevangenissen. De gevangenis is overbevolkt, sanitaire voorzieningen zijn beperkt en epidemische ziekten komen veel voor. Vrouwen bevallen van kinderen in de gevangenis. Er is voedseltekort en met name kinderen lijden aan ondervoeding in de gevangenis. 75% van de vrouwelijke gevangenen is afkomstig uit Zuid-Sudan. Volgens SOAT is deze groep vrouwen veroordeeld door de rechtbanken voor de openbare orde en het merendeel van hen wegens het brouwen van alcohol. Gevangenisstraffen variëren van één tot zes maanden. Geregeld worden grote groepen vrouwen vrijgelaten om in de overvolle gevangenis plaats te maken voor een nieuwe lichting.
3.4.3 Slavernij en ontvoeringen
Inter-tribale ontvoering van vrouwen en kinderen is een fenomeen dat met name in West- en Zuid-Sudan reeds lang voorkomt. Voor bepaalde nomadische en sedentaire bevolkingsgroepen is het roven van vrouwen en kinderen een regulier
159 Zie hiervoor 3.4.3 Slavernij en ontvoeringen
75

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

wapen in de strijd om watervoorraden en weidegrond. Door de burgeroorlog kreeg dit fenomeen echter een nieuwe dimensie en werd het ontvoeren van burgers een regulier onderdeel van de burgeroorlog.
De ontvoeringen vonden vooral plaats in de zuidelijke deelstaten Northern Bahr el-Ghazal (woongebied van de Dinka; conflictgebied) en Western Upper Nile (woongebied van de Nuer; overgangsgebied), en de noordelijke deelstaten Southern en Western Kordofan (woongebied van de Nuba; overgangsgebied). Aan deze ontvoeringspraktijken maakten alle bij de oorlog betrokken strijdende partijen zich schuldig, maar de regeringsgesteunde milities in het bijzonder. In de ontvoeringen spelen met name de nomadische Arabische stammen een hoofdrol. De Murahileen van deze stammen zijn in het bijzonder actief in de deelstaten Bahr al-Ghazal en Western Kordofan. De Sudanese regering bewapent al sinds het begin van de oorlog Arabische nomadenstammen (zoals de Miseiriya, Rizeigat, Taiesela en Zaghana) en zet ze als militie in tegen de SPLM/A. Deze milities vielen niet alleen rebellenkampen en gewapende rebellenstrijders aan maar ook burgers. Zij namen bij hun acties krijgsbuit mee en waren verantwoordelijk voor ontvoeringen, plunderingen en verkrachtingen van burgers. Op deze manier zijn er vele vrouwen en kinderen ontvoerd (naar noordelijke deelstaten als Southern en Western Kordofan en Darfur) en tot arbeid gedwongen. De slachtoffers zijn voornamelijk Dinka's uit Zuid-Sudan. De regering zette de Murahileen de laatste jaren vooral in bij de beveiliging van de trein die vanuit het noorden de regeringstroepen in het Zuiden bevoorraadt. Plunderende Murahileen maakten het gebied rond de spoorlijn onveilig en ontvoerden grote aantallen vrouwen en kinderen. De trein naar Wau heeft echter al twee jaar niet gereden.
Sinds de vijandelijkheden na het staakt-het-vuren van oktober 2002 sterk zijn afgenomen, is ook het aantal ontvoeringen in dit kader sterk gedaald. In de verslagperiode zijn geen nieuwe berichten van ontvoeringen bekend. De laatste jaren worden ook steeds meer lokale overeenkomsten gesloten tussen de Arabische nomadenstammen en de Afrikaanse stammen waardoor ook het aantal gevallen van `traditionele' ontvoeringen is afgenomen. Er zijn echter de laatste maanden steeds meer berichten dat in Darfur Arabische milities (Janjawid) zich schuldig zouden maken aan ontvoering van kinderen en volwassenen (zie 2.3.2).160
De schattingen over het aantal ontvoerden lopen sterk uiteen. De Speciale Rapporteur van de VN voor de mensenrechten in Sudan, Baum, sprak over
160 Amnesty International AFR/005/2004

76

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

minimaal 5.000 ontvoerden die tegen hun wil worden vastgehouden in West- en Noord-Sudan. UNICEF-Khartoem noemt een aantal van 10.000 tot 17.000 en de internationale NGO Association of World Citizens spreekt zelfs over minimaal 100.000 ontvoerden.161 Recentelijk heeft het Rift Valley Institute de resultaten van een onderzoek in Northern Bahr el-Ghazal gepubliceerd. Sinds 1983 zouden in dat gebied ongeveer 11.000 personen zijn ontvoerd en zouden 5.000 personen zijn omgekomen bij de verschillende aanvallen.162
De meeste ontvoerden worden gedwongen zonder betaling te werken in de huishouding of op het land. Vrijgekomen vrouwen berichten veelvuldig over fysieke en psychologische mishandeling, lijfstraffen, gedwongen bekeringen tot de islam, gedwongen besnijdenis en verkrachting. Veel vrouwen baarden kinderen van hun ontvoerders. In een aantal gevallen werden ze ook tot een huwelijk gedwongen.
De Sudanese grondwet en het wetboek van strafrecht verbieden slavernij en dwangarbeid. De regering distantieert zich dan ook officieel van deze ontvoeringspraktijken maar nam gedurende verslagperiode in de praktijk weinig actie. Veelal werd een en ander afgedaan met een verwijzing naar traditionele stammenconflicten. De regering ontkent overigens dat slavernij in Sudan voorkomt.163
De regering heeft in juni 1999 een Comité voor de uitbanning van ontvoering van vrouwen en kinderen (Committee for the Eradication of Abduction of Women and Children, CEAWC) opgericht. De primaire doelstelling van het comité is het opsporen van ontvoerde vrouwen en kinderen en hereniging met hun familie. Het uiteindelijke doel is het uitroeien van ontvoeringspraktijken en het bestraffen van degenen die zich daaraan schuldig maken. Het CEAWC heeft lokale comités in die delen van het land waar de slachtoffers heengevoerd zijn. Door deze lokale comités (bemand door vertegenwoordigers van Dinka en Arabische nomadenstammen) worden de slachtoffers geïdentificeerd en op vrijwillige basis naar de oorspronkelijke woonplaats teruggebracht. Het programma wordt door UNICEF, Save the Children Fund UK en enkele donoren gesteund. In de loop van het herenigingsproces stuitte de CEAWC op tal van praktische problemen: ontvoerde kinderen die niet meer terug willen naar hun biologische ouders, terugkerende vrouwen die door hun stam niet (meer) worden geaccepteerd, etc.164
161 Het Dinka Chiefs Committee (DCC) gaat uit van 14.000 Dinka ontvoerden. Daarnaast zouden nog eens ongeveer 3500 ontvoerde leden van de Messerya en Rizeigat zich in SPLM/A-gebied bevinden.
162 Ongeveer 500 personen zijn inmiddels teruggekomen.
163 Er is veel discussie over het begrip 'slavernij'. De regering geeft de ontvoeringspraktijk toe maar ontkent dat slavernij voorkomt in Sudan. De Westerse landen benoemen het probleem in officiële documenten als `ontvoering' (abduction), maar beschouwen het als een hedendaagse vorm van slavernij.

164 Situation of Human Rights in the Sudan, Report of the Special Rapporteur, Gerhart Baum, submitted in accordance with Commission (on Human Rights) resolution 2002/16, E/CN.4/2003/42 d.d. 6 januari
---

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

In januari 2002 heeft de CEAWC een ingrijpende reorganisatie ondergaan. Medio juli 2003 maakte CEAWC bekend dat zij sinds januari 2002 ongeveer 700 ontvoerden heeft teruggevonden in Southern-Darfur en Western-Kordofan en herenigd met hun familie.165 Er is echter veel kritiek op de CEAWC door internationale NGO's. Naast kritiek op de werkwijze en het financieel beheer van de CEAWC is er twijfel over de door de CEAWC genoemde aantallen.166 CEAWC heeft ambitieuze plannen om de komende 12 maanden de resterende 10.000 ontvoerden op te sporen.167
Er is inmiddels een speciale rechtbank ingesteld om ontvoerders te vervolgen. Volgens berichten is bij deze speciale rechtbank nog maar één ontvoeringszaak aanhangig gemaakt die niet tot vervolging heeft geleid. Ook is de regering in het kader van de Danforth-voorstellen akkoord gegaan met de instelling van een onafhankelijke commissie die onderzoek gaat doen naar de problematiek van slavernij en ontvoeringen.
In november 2001 had de Sudanese regering aangekondigd dat zij speciale burgertribunalen in de overgangsgebieden tussen Noord- en Zuid-Sudan zou instellen om de verantwoordelijken voor de ontvoeringen te vervolgen. Deze burgertribunalen zijn echter nog niet ingesteld.
Er is inmiddels nieuwe strengere wetgeving aangenomen in de strijd tegen ontvoeringen. Tot nu toe zijn nog geen gevallen bekend van vervolging van ontvoerders.168
De CEAWC heeft mandaat om daders over te dragen aan het gerecht. Vooralsnog wordt de oplossing niet zozeer gevonden langs juridische weg. CEAWC ziet de oplossing van de ontvoeringen eerder in het bemiddelen tussen de betrokken partijen dan in rechtszaken.
Internationaal is er veel aandacht voor de ontvoeringen en de daarmee verbonden slavernij. Verschillende internationale, met name christelijke, organisaties kopen slaven vrij. Zo beweert de internationale NGO Christian Solidarity International de laatste vijf jaar meer dan 60.000 slaven te hebben vrijgekocht voor een bedrag van USD 33 per persoon. Andere internationale organisaties als UNICEF en diverse donoren, waaronder Nederland, wijzen het vrijkopen van slaven af met het argument dat het 'opkopen' van slaven de prijs zou opdrijven en daardoor het

2003

165 Als gevolg van geldtekort zou de CEAWC niet haar gehele capaciteit hebben kunnen benutten.
166 Volgens een vertrouwelijk rapport van een internationale NGO zou van de genoemde 700 opgespoorde ontvoerden een groot deel onterecht worden aangemerkt als zijnde ontvoerd.
167 Hiervoor zou een additioneel bedrag van ruim 5 miljoen USD nodig zijn.
168 Situation of Human Rights in the Sudan, Report of the Special Rapporteur, Gerhart Baum, submitted in accordance with Commission (on Human Rights) resolution 2002/16, E/CN.4/2003/42 d.d. 6 januari 2003

78

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

fenomeen juist zou bevorderen. Bovendien zijn er rapporten die melden dat de SPLM/A misbruik maakt van laatstgenoemde praktijken en inwoners van Dinka dorpen meerdere malen als 'slaaf' laat terugkopen door deze christelijke organisaties.
3.4.4 Homoseksuelen
Op grond van artikel 148 van het wetboek van strafrecht van 1991 is het verrichten van homoseksuele handelingen strafbaar. De volgende strafmaat is voorgeschreven:

- 100 zweepslagen en mogelijk een gevangenisstraf van maximaal 5 jaar bij de eerste veroordeling;

- 100 zweepslagen en een gevangenisstraf van maximaal 5 jaar bij de tweede veroordeling;

- de doodstraf of levenslange gevangenisstraf bij de derde veroordeling. De homoseksuele geaardheid op zichzelf vormt geen delict. Strafvervolging wordt eerst ingezet indien kan worden aangetoond dat iemand homoseksuele handelingen verricht. Voor zover bekend is de doodstraf in geval van homoseksualiteit nog nooit toegepast.
Het komt voor dat homoseksuelen die openlijk uitkomen voor hun geaardheid door politie en veiligheidsdiensten negatief worden bejegend dan wel slecht worden behandeld. Maar de autoriteiten voeren geen actief vervolgingsbeleid tegen homoseksuelen. Dit heeft te maken met het feit dat in de Sudanese cultuur homoseksuele geaardheid wordt gezien als een schande of een ziekte. Het is vooral de negatieve reactie van de omgeving, die de homoseksuelen het meest raakt. De betrokken familie zal door de omgeving worden geïsoleerd. Er zijn geen gevallen bekend waarbij een (toegeschreven) homoseksuele geaardheid tot discriminatoire of onevenredige bestraffing heeft geleid bij vervolging wegens een commuun delict.
3.4.5 Gemengde huwelijken
Gemengde huwelijken tussen partners uit verschillende noordelijke Arabische stammen komen voor en leveren betrekkelijk weinig problemen op. Hetzelfde geldt voor gemengde huwelijken tussen leden van verschillende, veelal zuidelijke, niet-Arabische stammen. Gemengde huwelijken uit vrije wil tussen partners uit een noordelijke Arabische stam en een zuidelijke niet-Arabische stam of Nuba- stam komen echter nagenoeg niet voor. Hier speelt de familie een belangrijke rol. De partner uit de andere stam zal niet eenvoudig worden geaccepteerd.
79

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

In de gebieden van waaruit ontvoering plaatsvindt, komt het daarentegen regelmatig voor dat de ontvoerde vrouw, veelal afkomstig van de Dinka stam, één van de echtgenoten van de ontvoerder, afkomstig van een noordelijke Arabische stam, wordt. Dit wordt door de stamgenoten van de ontvoerder geaccepteerd. Ook eventuele kinderen worden geaccepteerd. Er ontstaan echter problemen voor deze kinderen als de vrouw mét haar kinderen terug wil keren naar haar oorspronkelijke woonomgeving. De vraag is dan tot welke stam het kind behoort. Geen van de partijen zal het kind willen afstaan. Bovendien blijft het kind in zijn of haar nieuwe woonomgeving een uitzonderingspositie innemen. In de rest van Noord-Sudan hebben deze kinderen overigens geen problemen.


80

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

4 Migratie
4.1 Opvang van binnenlands ontheemden
De oorlog in het zuiden en de droogte in het westen van Sudan hebben geleid tot grootschalige verhuizingen van de bevolking in diverse delen van het land. Het totale aantal binnenlands ontheemden in Sudan bedraagt circa 4 miljoen, waarvan zich ongeveer 2 miljoen in de regio Khartoem bevinden. Het aantal ontheemden dat zich in officiële kampen in geheel Sudan bevindt loopt tegen één miljoen. In de regio Khartoem bedraagt het aantal ontheemden in de vier officiële kampen circa 260.000. Het merendeel van de binnenlands ontheemden is afkomstig uit Zuid- Sudan.
Volgens schattingen van de Verenigde Naties zijn ongeveer 300.000 mensen binnenlands gevlucht naar de door de regering gecontroleerde grotere plaatsen in het zuiden. In de door de rebellen gecontroleerde gebieden in het zuiden bevinden zich ongeveer 1,5 miljoen ontheemden. Veel mensen vluchten van plaats naar plaats gedurende het conflict. In het zuiden leven de meeste ontheemden in behoeftige omstandigheden, doorgaans niet in kampen.169 In het Nuba gebergte leven enkele honderdduizenden ontheemden in zogenaamde Nuba peace- villages.170
Gedurende de verslagperiode zijn er nieuwe ontheemden bijgekomen vooral als gevolg van het geweld in Darfur. Daar ontvluchtten niet-nomadische bevolkingsgroepen hun oorspronkelijke woongebied vanwege aanvallen door Arabische milities. Ook de gevechten tussen SLM/A en regeringstroepen veroorzaakten omvangrijke vluchtelingenstromen. Naar schatting zijn ongeveer 600.000 personen171 ontheemd in Darfur en hebben ongeveer 100.000 personen hun toevlucht gezocht in Tsjaad.
Daarnaast is er een beweging te zien op beperkte schaal van ontheemden (voornamelijk ouderen), die terugkeren naar hun oorspronkelijke woongebied, op eigen initiatief of in het kader van een terugkeerprogramma. De belangrijkste reden is de toegenomen veiligheid van het oorspronkelijke woongebied. Ook is van belang dat de levensomstandigheden van ontheemden elders in Sudan doorgaans niet beter zijn dan in het oorspronkelijke woongebied.172
169 USCR, Mid Year Country Report 2001
170 Er zijn berichten dat in de verslagperiode kleine aantallen ontheemden deze Nuba peace-villages hebben verlaten.

171 Waarvan 300.000 als gevolg van de gewelddadigheden van de laatste maanden.
172 Het komt echter ook voor dat personen in het kader van een terugkeerprogramma vanuit bijvoorbeeld Khartoem terugkeren naar hun oorspronkelijke woonomgeving maar vanwege het ontbreken van voorzieningen vandaar weer teleurgesteld vertrekken naar Khartoem.
81

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

De directe aanleiding waarom groepen Sudanezen zich elders in het land vestigen, wordt in eerste instantie gevormd door de veiligheidssituatie en droogte. Uit onderzoeken uitgevoerd door de VN is gebleken dat mensen die zich om veiligheidsredenen elders vestigen, doorgaans eerst in de regio blijven en een plek zoeken waar zij niet meer blootstaan aan direct gevaar. Vervolgens zullen zij zich elders vestigen om economische redenen of wegens gebrek aan onderwijsmogelijkheden. Uiteindelijk komen zij in de grotere plaatsen of Khartoem terecht. Het komt minder vaak voor dat Sudanezen uit het oorlogsgebied zich - vanwege de veiligheidssituatie of de droogte in hun oorspronkelijke gebied - direct in Khartoem vestigen. Meestal hebben hier enkele fases tussen gezeten.
De vestiging van ontheemden in de verschillende gebieden is in beginsel vrij, dat wil zeggen slechts afhankelijk van toestemming van de eigenaar van de grond of woning. In Khartoem vraagt de eigenaar van een stuk grond of een woning doorgaans een half jaar huur vooruit, hetgeen ontheemden die net in Khartoem arriveren en nog geen baan hebben, gewoonlijk niet kunnen opbrengen. Om die reden zullen ontheemden zich zo mogelijk bij familie vestigen, of als zij geen familie ter plaatse hebben, zich tot stamgenoten wenden om de eerste maanden door te komen en werk te zoeken. De vraag waar ontheemden zich in eerste instantie vestigen hangt dus af van waar familie of stamgenoten wonen. Naast de circa 260.000 ontheemden in de vier officiële kampen in de regio Khartoem, woont de meerderheid van de ontheemden in deze regio in de zogenaamde squatter areas.173 Daarnaast bevindt zich een gedeelte van de ontheemden in de regio Khartoem in de planned areas, sommigen hebben zich in de 'gewone' woonwijken gevestigd en betalen daar huur of bezitten een huis, en ten slotte wonen grote groepen in niet-afgebouwde huizen verspreid over de stad. De basisvoorzieningen in de officiële kampen in de regio Khartoem worden verzorgd door nationale en internationale ngo's, onder verantwoordelijkheid van de Sudanese overheid. De watervoorziening in de kampen is qua kwaliteit en afstand redelijk. Ook de voedselprogramma's draaien redelijk. De voedingstoestand is mede afhankelijk van het seizoen, aangezien in de oogsttijd een deel van de ontheemden Khartoem verlaat en werk vindt op het land. Basisvoorzieningen op het gebied van gezondheidszorg zijn in de kampen aanwezig. Het lager onderwijs heeft te kampen met grote problemen, zoals feitelijk geldt voor geheel Sudan. Er zijn nauwelijks middelbare scholen.
173 Omdat de kampen te dichtbevolkt raakten en een deel van de bevolking er al meer dan tien jaar woont, heeft de overheid bepaalde wijken (planned areas) aangewezen voor permanente hervestiging van de ontheemden. Met de squatter areas worden wijken bedoeld waar mensen zich ongepland en veelal illegaal vestigen.

82

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Buiten de kampen worden de voorzieningen gecoördineerd door de lokale autoriteiten. In de planned areas hebben de ontheemden door de overheid een woning toegewezen gekregen, maar de grond blijft eigendom van de overheid. In deze planned areas heeft de overheid op zeer beperkte schaal voorzieningen getroffen, zoals water en een paar islamitische scholen. Voor de elektriciteit zijn vooralsnog slechts de palen geslagen. De gebieden waar het hier om gaat liggen echter ver buiten de stad (20 km), waar geen arbeidsmogelijkheden zijn. In de squatter areas zijn de watervoorziening en het onderwijs van vergelijkbare kwaliteit als in de kampen. De voorzieningen voor basisgezondheidszorg zijn slecht. Mensen in de squatter areas lopen echter het risico door de overheid verwijderd te worden. Soms komen er bulldozers aan te pas om hele groepen tegelijk gedwongen te verwijderen.
Over het geheel genomen zijn de levensomstandigheden van de binnenlands ontheemden in en rond Khartoem gemiddeld weliswaar minder dan voor het grootste deel van de bevolking van Khartoem, maar er is geen sprake van direct levensbedreigende omstandigheden. Gebrek aan onderwijs, werk, inkomen en toekomstperspectief vormt voor het merendeel van de ontheemden een groot probleem. Ook is er, zoals overal in Noord-Sudan, veel discriminatie (hogere huren, nauwelijks scholings- en arbeidsmogelijkheden). Ontheemden worden behandeld als tweederangs burgers.
De situatie van ontheemden in het zuiden verschilt van die in het noorden van Sudan. In het noorden verblijft een groot aantal ontheemden in kampen. In het zuiden bevindt zich voor zover bekend slechts een klein aantal ontheemdenkampen. In het zuiden krijgen ontheemden vaak land toegewezen door de lokale `chief', waarna zij met lokale materialen hun eigen huisvesting bouwen. Als ze de beschikking krijgen over zaden en gereedschappen en/of vee, dan zijn ze gewoonlijk vrij snel in staat zelfvoorzienend te worden. In het zuiden integreren ontheemden vrij snel en zijn ze niet zo sterk afhankelijk van humanitaire hulp als ontheemden die in kampen verblijven, mits ze toegang hebben tot land. De veiligheidssituatie in gebieden waar ontheemden zich hebben gevestigd, is afhankelijk van de algemene veiligheidssituatie in het desbetreffende gebied. Binnenlandse ontheemden hebben zich over heel Sudan gevestigd. Zo bevinden zich grote groepen ontheemden in de conflictgebieden, zowel in Noord- als in Zuid-Sudan. In de kampen in die gebieden worden zij beschermd, daarbuiten zijn ontheemden aangewezen op de bescherming door de lokale autoriteiten, die vaak te wensen overlaat. In gebieden waar zich grote groepen ontheemden bevinden kunnen de onderlinge spanningen soms hoog oplopen.
83

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Personen die door de Sudanese regering als politieke tegenstanders worden gezien en te maken krijgen met maatregelen van de zijde van de veiligheidsdienst, kunnen zich daaraan in het algemeen niet onttrekken door zich elders in Sudan te vestigen. Hoewel de organisatie van de veiligheidsdiensten waarschijnlijk niet over de modernste onderzoeksmethoden en -apparatuur beschikken, moeten deze diensten in staat worden geacht in alle door de regering gecontroleerde gebieden vervolgingsmaatregelen uit te voeren. Dat personen zich gedurende kortere tijd aan de diensten onttrekken, wordt wel mogelijk geacht. Sudan is immers een zeer groot land en het is de vraag of er overal goed ontwikkelde geautomatiseerde bestanden van gezochte personen aanwezig zijn.
De Sudanese gemeenschap is echter hecht en de vestiging van een persoon in een ander gebied zal vragen doen rijzen bij de bevolking en derhalve bij de veiligheidsdiensten.
De gebieden die niet door de regering worden gecontroleerd bieden geen alternatief omdat deze in het algemeen niet rechtstreeks toegankelijk zijn. Die gebieden zijn wel goed bereikbaar via omliggende landen als Kenia of Oeganda, waarvoor een Bewijs van Vervulling van de Voorwaarden moet worden aangevraagd (zie 3.3.4).
Humanitaire hulpverlening
Als uitwerking van de staakt-het-vurenovereenkomst van 15 oktober 2002 kwam de VN op 26 oktober 2002 met de Sudanese regering en SPLM/A overeen dat er volledige humanitaire toegang zou zijn tot alle delen van Sudan conform de vigerende overeenkomst Operation Lifeline Sudan (OLS). Medio januari 2003 spraken de VN, de Sudanese regering en de SPLM/A tijdens een bijeenkomst van de Technical Committee for Humaniarian Assistance (TCHA) in Nairobi af dat voor humanitaire hulpvluchten in Zuid-Sudan geen expliciete toestemming meer nodig was maar volstaan kon worden met notificatie aan de Sudanese regering. De VN tekende medio januari 2003 ook bilaterale overeenkomsten met de Sudanese regering en de SPLM/A inzake humanitaire hulp aan Kassala State in Oost-Sudan en Southern Blue Nile.
In vervolg op de tekening van de staakt-het-vuren overeenkomst in Darfur kwamen SLM/A en Sudanese regering op 17 september 2003 overeen om vrije en ongehinderde humanitaire toegang te verlenen tot de Darfur regio.174 Tijdens een bezoek in september 2003 van de Speciale Gezant (van de SGVN) voor Humanitaire Noden in Sudan, Vraalsen, werd het zogenaamde `Greater Darfur Special Initiative' gelanceerd. Naast speciale hulpprogramma's omvat het initiatief ook hulpprogramma's gericht op vrede en ontwikkeling.175 Als gevolg van het voortdurend geweld kunnen veel ontheemden echter niet terugkeren naar hun woongebied en wordt humanitaire hulpverlening in grote
174 IRIN d.d. 18.09.2003

175 Reliefweb d.d. 29.09.2003 (OCHA)

84

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

delen van Darfur bemoeilijkt. Ook wordt door bureaucratische tegenwerking van de Sudanese autoriteiten de humanitaire hulpverlening in Darfur ernstig gehinderd. Volgens berichten in januari 2004 zou slechts 15% van de ontheemden in Darfur bereikbaar zijn voor humanitaire hulpverlening.176 4.2 Opvang van vluchtelingen in de regio
In de omringende landen van Sudan bevinden zich ongeveer 500.000 Sudanese vluchtelingen. De grootste aantallen vluchtelingen bevinden zich in: Uganda (170.000), Tsjaad (100.000) Ethiopië (90.000), Kenia (70.000) en DRCongo (70.000).177
Het merendeel van de in Uganda verblijvende Sudanese vluchtelingen woont in één van de 25 vluchtelingenkampen in Noord-Uganda en is grotendeels afhankelijk van voedselvoorziening.178 De vluchtelingenkampen worden van tijd tot tijd aangevallen door de rebellen van het Lord's Resistance Army. Vanwege deze aanvallen waren 16.000 vluchtelingen het kamp Anchol-Pii ontvlucht en hadden hun toevlucht gezocht in het kamp Kiryandango. Vanwege dreigende overbevolking in Kiryandango besloot de UNHCR om 10.000 vluchtelingen vandaar over te brengen naar twee kampen in noord-west Uganda, in het Yumbe en Arua district.179 Deze plannen ontmoeten in eerste instantie veel verzet omdat veel vluchtelingen in de nieuwe kampen opnieuw voor aanvallen van de LRA vreesden.180 De UNHCR wilde deze vluchtelingen gefaseerd overbrengen maar begin september 2003 besloot de Ugandese regering om de betreffende 16.000 vluchtelingen in een keer over te brengen naar de nieuwe kampen Madi Okollo en Ikafe.181
Ongeveer 100.000 mensen uit de regio Darfur zijn het geweld (van de laatste maanden) ontvlucht en hebben een veilig heenkomen gezocht in het noorden en noord-oosten van Tsjaad. De meeste vluchtelingen verblijven in het grensgebied onder slechte omstandigheden: verblijf in de open lucht, weinig voedsel, geen veilig drinkwater en geen toegang tot gezondheidszorg. Ook liggen er veel mijnen in de grensgebieden. Vanwege de voortdurende onveiligheid in Darfur ontvluchten nog steeds mensen het gebied. Er is nog geen zicht op terugkeer.182 De VN is
176 IRIN d.d. 23.01.2004

177 USCR, World Refugee Survey 2003
178 Reliefweb d.d. 23.09.2003 (Norwegian Refugee Council)
179 AFP d.d. 30.04.2003

180 Reliefweb d.d. 05.05.2003 (OCHA)
181 UNHCR d.d. 03.10.2003

182 UNHCR d.d. 02.10.2003

85

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

momenteel bezig om geschikte lokaties te vinden om deze vluchtelingen te huisvesten.183
In Ethiopië verblijven in de regio van Fugnido meer dan 85.000 Sudanese vluchtelingen. Het plan van de Ethiopische autoriteiten om na de geweldsuitbarsting van november 2002184 ongeveer 24.500 vluchtelingen van Nuer en Dinka etniciteit uit het Fugnido kamp te herhuisvestigen in een nieuw kamp, genaamd Odier, is voorlopig van de baan na overstromingen van de Nijl in Odier. De Ethiopische autoriteiten zoeken nu naar een alternatieve locatie voor hervestiging.185
De Keniaanse regering is al enige tijd bezig om haar politiek inzake de vluchtelingenkampen in de regio's Kakuma en Dabaab te herzien. Men denkt er over om de vluchtelingen meer vrijheid en mogelijkheden tot zelfvoorziening te geven. Ook wordt nog steeds het verplaatsen van de betreffende vluchtelingenkampen naar een andere regio overwogen. In het kamp Kakuma verblijven momenteel ongeveer 65.000 Sudanese vluchtelingen. De situatie voor de vluchtelingen in het kamp is onveilig, er zijn veel interne spanningen. Ook zijn er regelmatig gewelddadige conflicten tussen de Sudanese vluchtelingen en de lokale Keniase bevolking (Turkana stam).186
De Keniase regering werkt momenteel aan een nieuwe vluchtelingenwet (Refugee Bill), inclusief registratie en afgifte ID-kaarten. De Keniaanse regering is van plan om alle 100.000 vluchtelingen in Kenia boven de 18 gefaseerd te voorzien van een ID-kaart.187
4.3 Minderjarigen
Meerderjarigheid188
Ingevolge de wet op persoonlijke aangelegenheden (Law for Personal Affairs) van 1993, is de leeftijd waarop men meerderjarig wordt, 18 jaar. Vanaf deze leeftijd is men formeel handelingsbekwaam. In diverse andere wetten worden ook leeftijden genoemd, bijvoorbeeld de wet op het jeugdwelzijn (Juvenile Welfare Act) van 1983, het wetboek van strafrecht (Criminal Act) van 1991, en de wet op de arbeid (Labour Act) van 1997.

183 Reliefweb d.d. 09.10.2003 (UNHCR)
184 Op 27 november 2002 vielen leden van de Annuak leden van de Dinka aan, waarbij 42 doden vielen.
185 IRIN d.d. 09.09.2003

186 IRIN d.d. 24.06.2003

187 Reliefweb d.d. 15-04-2003

188 Bronnen: Save the Children Fund /US en Institute of Training & Law Reform, Women and Children Department

86

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Ingevolge de wet op het jeugdwelzijn wordt met een jongere bedoeld een persoon onder de 18 jaar. Volgens deze wet is een jeugddelinquent een persoon tussen 10 en 18 jaar. Bij zaken van jeugddelinquenten regelt deze wet de rechtsgang, de straf en de opvang in tuchthuizen.
In het wetboek van strafrecht worden personen vanaf 16 jaar, waarvan op basis van natuurlijke kenmerken komt vast te staan dat zij de pubertijd hebben bereikt, als volwassenen aangemerkt. Bij onduidelijkheid over de natuurlijke kenmerken zijn personen vanaf 18 jaar van rechtswege volwassen. De doodstraf wordt niet opgelegd aan personen onder de 18 jaar.
In Sudan komen per jaar ongeveer 20.000 jongeren in aanraking met de wet. Er zijn in Sudan vier rechtbanken speciaal voor jongeren, drie in Khartoem en één in Northern Kordofan.189 Er zijn twee tuchtscholen in Khartoem. Volgens de wet op de arbeid is een werknemer in de zin van de wet een persoon vanaf 16 jaar. Kinderen tussen 12 en 16 jaar mogen alleen werken indien de aard van het werk en de gezondheid van het kind het toelaat. Er zijn diverse condities weergegeven voor het werken van kinderen tussen 12 en 16 jaar. Onder de 12 jaar mag niet worden gewerkt met uitzondering van schoolstages en leerlingcontracten. De publieke sector valt overigens niet onder de wet op de arbeid. Voorts bestaan er voorschriften, die niet gekoppeld zijn aan een leeftijd, maar aan het huwelijk. Deze voorschriften zijn veelal gebaseerd op de regels van shari'a. Zo eindigt een voogdij bij het sluiten van een huwelijk of bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar door de pupil.
Militaire dienstplicht is verplicht voor alle Sudanezen in de leeftijd tussen 18 en 33 jaar.
Sudan kent geen wettelijk vastgestelde leerplicht. Het percentage kinderen dat naar school gaat ligt overigens laag omdat veel ouders het schoolgeld niet kunnen betalen.
Documenten
Aan een minderjarige kan vanaf de leeftijd van 16 jaar een identiteitskaart worden verstrekt; betrokkene heeft hiervoor de toestemming van zijn vader of voogd nodig. Er zijn geen wettelijke leeftijdsgrenzen gesteld aan de afgifte van paspoorten. Het is in de praktijk gebruikelijk dat een kind tot 16 jaar wordt bijgeschreven in het paspoort van de ouders. Daarna kan een eigen paspoort worden aangevraagd. Tot de leeftijd van 18 jaar heeft een kind hiervoor de toestemming van de vader of de voogd nodig.
Voor beide documenten dient men een nationaliteitsverklaring over te leggen, die eveneens met de hulp van vader of voogd dient te worden aangevraagd.
189 Rights of the Child in Sudan, Report on the implementation of the Convention on the Rights of the Child by Sudan, OMCT 2002.

87

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Zelfredzaamheid
In de Sudanese cultuur is het niet gebruikelijk dat men op zich zelf gaat wonen zolang men niet is getrouwd.190 De enige uitzondering hierop zijn de studenten die op de campus van de universiteit of in een studentenhuis wonen. Maar na de studie keert men doorgaans terug naar het ouderlijk huis. Ongetrouwde jongeren van 16 en 17 jaar worden dan ook niet als zelfstandig beschouwd. Degenen in die leeftijdscategorie die getrouwd zijn, worden geacht zelfstandig te zijn. Er is geen wettelijke minimum leeftijd waarop men mag trouwen. De leeftijd waarop men trouwt is afhankelijk van de gewoontes van de stam waartoe men behoort. In de rurale gebieden wordt veelal op jongere leeftijd (onder de 18 jaar) getrouwd dan in de steden (juist boven 18 jaar). Een hogere huwelijksleeftijd gaat ook vaak samen met opleiding en ontwikkeling.
Deelname aan het arbeidsproces door 16- en 17-jarigen is voor kinderen uit de geschoolde stedelijke milieus niet gebruikelijk. Degenen die niet naar school gaan zullen door de ouders in hun levensonderhoud worden voorzien. Kinderen uit de niet-geschoolde (doorgaans minder bedeelde) milieus die op die leeftijd niet naar school gaan worden vooral aangetrokken door de informele sector. Vooral in de grote steden leeft een groot aantal kinderen op straat. Straatkinderen kunnen als noodgedwongen de facto zelfstandig worden beschouwd. De leeftijd van straatkinderen varieert van 8 tot 18 jaar. Het zijn de schoenenpoetsers, autowassers en huishoudelijk personeel. De wat ouderen onder hen verkopen onder meer tijdschriften en sigaretten op straat. Straatkinderen worden regelmatig door de politie opgepakt en naar opvangtehuizen gebracht, waar de behandeling en condities slecht zijn. Volgens een recent onderzoek wordt het totale aantal kinderen in de regio Khartoem tussen 5 en 18 jaar op ongeveer 205.000 geschat. Daarvan leven circa 34.000 kinderen op straat: 15-20 % meisjes, de rest jongens; ongeveer 16 % van de straatkinderen is jonger dan 10 jaar.191 Met name kinderen van ontheemden leven onder slechte omstandigheden. Zij hebben veelal geen toegang tot elementaire basisvoorzieningen en zijn regelmatig het slachtoffer van sexueel misbruik en geweld. De politie treedt hard op tegen straatkinderen.192 De meeste van de naar schatting 34.000 straatkinderen in Khartoem zijn kinderen van ontheemden.
Op het platteland helpen de kinderen van jongs af aan mee op het land van hun ouders of bij de verzorging van het vee; deze kinderen worden door dit werk echter niet als zelfstandig beschouwd.

190 Slechts straatkinderen leven noodgedwongen op zichzelf en moeten in hun eigen levensonderhoud voorzien.

191 Street Children in Khartoum study report - Save the Children UK en US - juni 2001
192 Rights of the Child in Sudan, Report on the implementation of the Convention on the Rights of the Child by Sudan, OMCT 2002.

---

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Opvang en voogdij
Minderjarigen die niet langer opvang hebben bij hun ouders, worden door de familie opgevangen, dat wil zeggen de 'extended' familie van vaders- of moederskant. Dit kan vrij ver gaan indien naaste familieleden niet beschikbaar zijn. Het begint bij de oudere broers, grootouders, getrouwde zussen, ooms en tantes, neef of getrouwde nicht. Mocht er geen familie zijn, dan zal iemand van dezelfde stam die bevriend is met de familie van de minderjarige voor opvang zorgen. In de Sudanese cultuur komt het zeer zelden voor dat minderjarigen niet door hun familie of stamgenoten worden opgevangen. Toch komt het voor dat wezen geen opvang krijgen, of dat pasgeborenen te vondeling worden gelegd. Ook komen straatkinderen voor. Straatkinderen hebben vaak wel ouders, of alleen een moeder, maar die kunnen niet voor hen zorgen.
De Khartoum Council for Child Welfare, een overheidsinstantie van de deelstaat Khartoum behartigt de belangen van het kind in de deelstaat. Van overheidswege bestaat er een beperkt aantal opvangtehuizen die zich richt op de opvang van straatkinderen en er is een beperkt aantal weeshuizen, waar met name vondelingen worden opgevangen. Daarnaast zetten zowel lokale als internationale ngo's zich in om kinderen onder te brengen in opvanggezinnen. Dit gebeurt echter op kleine schaal. Kinderen kunnen tot hun meerderjarigheid in de opvangtehuizen blijven. Vooral meisjes vertrekken vaak eerder, doordat zij trouwen. Jongens vertrekken soms eerder indien zij een baan hebben en in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien.
Straatkinderen worden regelmatig door de politie opgepakt en naar opvangtehuizen gebracht. De condities in de tehuizen voor straatkinderen zijn slechter dan de leefomstandigheden van grote delen van de Sudanese bevolking. In de tehuizen voor straatkinderen wordt vrijwel geen onderwijs gegeven, soms worden uitsluitend lessen in de koran gegeven. Medische voorzieningen ontbreken. Huisvesting en voeding zijn slecht. De omstandigheden zijn zo slecht dat straatkinderen vaak trachten de opvanghuizen te ontvluchten. De capaciteit van de opvanghuizen is ontoereikend.
Uit het buitenland teruggekeerde alleenstaande minderjarigen, zijnde geen straatkinderen of vondelingen, kwalificeren in het algemeen niet voor opvang in de bestaande weeshuizen of straatkinderenopvang.
In Sudan zijn verschillende lokale en internationale ngo's actief die zich inzetten voor straatkinderen en weeskinderen. Onder andere kunnen worden genoemd: Sabah, Amal, Homes & Hope, MSF, Warchild en Save the Children UK. In Sudan zijn geen lokale of internationale ngo's actief die een rol spelen in de hereniging met hun familie van uit het buitenland teruggekeerde minderjarigen. Wel kan worden opgemerkt dat in Khartoem een vestiging van de International
89

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Organisation of Migration (IOM) is gevestigd. Deze organisatie heeft ervaring met het faciliteren van de terugkeer van personen die door de LRA waren ontvoerd.
Kindsoldaten
Rekrutering van minderjarigen komt in Sudan voor. Het zijn vooral de verschillende milities (SSUM, SSIM/A, SPDF) die kinderen rekruteren, maar ook het Sudanese leger zet minderjarigen in, waarvan sommigen jonger dan 15 jaar. Deze kinderen worden voornamelijk ingezet bij ondersteunende werkzaamheden. De Sudanese regering ontkent overigens dat zij gebruik maakt van kindsoldaten. De SPLM/A werkt actief mee aan de demobilisatie van kindsoldaten. Ondanks een demobilisatie van ongeveer 11.000 kindsoldaten zouden er bij de SPLM/A nog zo'n 5.000 kindsoldaten in actieve dienst zijn. De SPLM/A meldde in 2001 dat zij geen kinderen meer zou rekruteren. Het valt niet te verifiëren of deze toezegging is nageleefd. Er zijn berichten dat gedemobiliseerde kindsoldaten soms opnieuw worden gerekruteerd.
Recentelijk meldde Unicef dat de SPLM/A in januari 2003 een nieuwe omvangrijke (800 kinderen) demobilisatie operatie van kindsoldaten is gestart in Western Upper Nile.193
Gedwongen rekrutering van minderjarigen vindt in de regel plaats in de conflictgebieden en in de grote steden (Khartoem, Juba en Bentui). Ook in de ontheemdenkampen rond Khartoem en de vluchtelingenkampen in Uganda komt gedwongen rekrutering voor. Deze gedwongen rekrutering gebeurt veelal door middel van razzia-achtige acties en is vaak gekoppeld aan concrete militaire acties. Onduidelijk is in hoeverre leger, regeringsmilities en rebellengroeperingen zich in de verslagperiode hebben schuldig gemaakt aan gedwongen rekrutering van minderjarigen. Vermoedelijk zal deze praktijk ook in de verslagperiode zijn gecontinueerd, zij het waarschijnlijk op beperktere schaal dan voorheen in verband met de afname van de vijandelijkheden in Zuid-Sudan. 4.4 Activiteiten van internationale organisaties In het gehele land zijn internationale organisaties actief. Zij voeren internationale humanitaire hulpoperaties uit. Het belangrijkste kader in dit verband is de Operation Lifeline Sudan (OLS), een consortium van VN-organisaties194 en circa 40 ngo's, 195 dat in 1989 werd opgericht. OLS werkt zowel in de gebieden onder controle van de regering als in de gebieden in handen van de rebellen. Er wordt
193 IRIN d.d. 23.01.2003

194 WFP, UNICEF, UNDP, FAO, UNHCR, OCHA, UNFPA
195 o.a. SCF/UK, SCF/US, IRC, FAR, CARE, OXFAM, GOAL
90

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

respectievelijk vanuit Khartoem en Nairobi gewerkt. Zie voor humanitaire hulpverlening paragraaf 4.1.
Niet alle organisaties werken in OLS-verband196, maar zij zijn net als de andere organisaties in zowel het noorden als het zuiden van Sudan vertegenwoordigd. Regelmatig worden medewerkers van organisaties uit conflictgebieden geëvacueerd. Zo hebben verschillende organisaties zich teruggetrokken uit Darfur vanwege de voortdurende conflictsituatie.
Organisaties als ICRC en de IOM zijn eveneens actief. De werkzaamheden van de IOM zijn voornamelijk gericht op het faciliteren van de terugkeer van door het LRA ontvoerden.
ICRC opereert net als de andere organisaties in zowel regerings- als in rebellengebied, maar werkt als enige organisatie die beide gebieden bestrijkt uitsluitend vanuit Khartoem.
UNHCR
UNHCR werkt in Sudan voornamelijk ten behoeve van de vluchtelingen uit Eritrea.197 Daarnaast is de UNHCR actief betrokken bij de repatriëring van Sudanezen uit met name Kenia. Momenteel onderzoekt de UNHCR de mogelijkheden om opvangkampen op te zetten in Zuid-Sudan voor terugkerende vluchtelingen.
Het standpunt van UNHCR ten aanzien van de terugkeer naar Sudan van uitgeprocedeerde asielzoekers is gedurende verslagperiode niet gewijzigd. UNHCR acht terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers naar Sudan slechts mogelijk indien bij de beoordeling rekening wordt gehouden met specifieke omstandigheden en kenmerken van betrokkene, waaronder etnische afkomst, godsdienst en gebied van herkomst.
UNHCR wijst erop dat de terugkeer van afgewezen asielzoekers hoogstwaarschijnlijk zal plaatsvinden naar Khartoem, waar zij wellicht niet vandaan komen. Als gevolg hiervan zouden afgewezen Sudanese asielzoekers, met name die uit het zuiden, waarschijnlijk terechtkomen in een van de ontheemdenkampen waar de leefomstandigheden zeer armoedig en de economische mogelijkheden beperkt zijn, aldus UNHCR. 4.5 Beleid van andere Europese landen
België
Het aantal in 2002 ingediende Sudanese asielverzoeken was 354.
196 o.a. MSF, DED

197 Zie hiervoor het algemeen ambtsbericht Eritrea van maart 2003
91

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Als risicogroepen voor vluchtelingrechtelijke vervolging worden beschouwd elke niet-Arabische groep, politieke oppositiegroeperingen en leden van de SPLM/A in Zuid-Sudan. Daarnaast kan vrees voor gedwongen inlijving in het leger, gedwongen besnijdenis, bestraffing op basis van de shari'a, etc. een reden vormen om het land te ontvluchten.
Een op de drie teruggeleidingsverzoeken wordt gehonoreerd. Denemarken
Alle asielverzoeken worden individueel behandeld.
Uitgeprocedeerde asielzoekers worden daadwerkelijk uitgezet. Duitsland
Sudanese asielzoekers kunnen in aanmerking komen voor asiel wanneer zij zich in het openbaar kritisch hebben uitgelaten over het regime danwel protestmarsen of andere politieke activiteiten hebben georganiseerd. Dit geldt met name voor leden van de oppositiepartijen, die zich hebben verenigd in de NDA, leidinggevende leden van voormalige vakbonden, gedeserteerde militairen en Sudanezen die in het buitenland op een geëxponeerde plaats actief zijn geweest tegen het regime. Er bestaat geen subsidiaire bescherming voor bepaalde categorieën asielzoekers. Per geval zal worden bezien of uitzetting wegens het bestaan van uitzettingsbelemmeringen achterwege moet blijven.
In individuele gevallen worden Sudanese asielzoekers wegens uitzettingsbelemmeringen vooralsnog gedoogd. Het gaat hierbij om dreigende genitale verminking, dreigende gevangenschap, dreigende doodstraf en dreigende shari'a-straf (amputatie van ledematen).
Duitsland heeft in 2002 op 227 Sudanese asielverzoeken beslist. In 19 gevallen werd asiel verleend. Met betrekking tot één Sudanees werd vastgesteld dat hij wegens een uitzettingsbelemmering vooralsnog in Duitsland mocht blijven. Verenigd Koninkrijk
Alle Sudanese asielaanvragen worden op hun eigen merites beoordeeld, er is geen categorie asielzoekers aan wie automatisch asiel wordt toegekend. Het Verenigd Koninkrijk beschouwt Sudan als veilig genoeg voor gedwongen terugkeer. Het Verenigd Koninkrijk verwijdert ook daadwerkelijk afgewezen asielzoekers naar Sudan.
Er zijn geen exacte gegevens beschikbaar over de terugkeer van asielzoekers naar Sudan in 2002. Het aantal aantal Sudanese asielzoekers dat in 2001 is verwijderd uit het Verenigd Koninkrijk wordt geschat op 10.
Zwitserland
Alle aanvragen worden individueel behandeld, zij het met de volgende kanttekeningen. Asielzoekers die in Sudan bij de overheid bekend zijn en die activiteiten bij een oppositiepartij, zoals de NDA, SAF, SPLM/A geloofwaardig
92

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

kunnen maken, wordt vanwege het feit dat deze groeperingen doelwit zijn van vervolgingsmaatregelen door het regime in Sudan, asiel verleend. Aan christenen die ernstig hebben geleden onder individuele vervolging onder het islamitische bewind van Al-Bashir, wordt asiel verleend. Asielzoekers die behoren tot de christenen uit het noorden (Khartoem en Omdurman) die geen duidelijke individuele vervolging geloofwaardig kunnen maken, worden uitgewezen. Christenen uit het zuiden worden alleen uitgewezen wanneer een binnenlands vluchtalternatief redelijk is.
Voor wat de asielzoekers uit Sudan betreft die tot de zuidelijke bevolkingsgroepen behoren, zoals de Dinka's, Nuer en Shilluk, of de westelijke Fur en de Nuba kan het volgende worden opgemerkt: aan degenen die het geloofwaardig kunnen maken dat ze in Sudan samengewerkt hebben met de SPLM/A wordt asiel verleend. Wordt het aangevoerde niet geheel geloofwaardig geacht, dan wordt de aanvrager uitgewezen als een redelijk binnenlands vluchtalternatief bestaat; anders volgt een voorlopige opname.
Aangezien een hoog percentage van de asielzoekers uit Sudan zich bezighoudt met politieke organisaties in ballingschap en vanwege het feit dat ervan kan worden uitgegaan dat deze activiteiten door de Sudanese ambassades in de gaten worden gehouden, wordt in voorkomend geval aan de aanvragers op grond van persoonlijke `Nachfluchtgrunde' voorlopige opname als vluchteling verstrekt.


93

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

5 Samenvatting
De belangrijkste partijen in de burgeroorlog in Sudan, de Sudanese regering en de SPLM/A, lijken hun positie te consolideren. De SPLM/A is in gesprek met verschillende zuidelijke rebellenbewegingen. In oktober 2003 besloot de SPLA- United samen te gaan met de SPLM/A.
In de verslagperiode vond een aantal nieuwe onderhandelingsrondes plaats tussen de Sudanese regering en de SPLM/A om het in juli 2002 gesloten principe- akkoord (Machakos Protocol) verder uit te werken tot een integraal vredesakkoord. Sinds 10 september 2003 voeren vice-president Taha en SPLM/A- leider Garang directe onderhandelingen, hetgeen in september 2003 uitmondde in een (deel)akkoord over militaire- en veiligheidsaangelegenheden en in januari 2004 in een (deel)akkoord over de verdeling van de welvaart. De oppositiepartijen nemen geen deel aan de vredesbesprekingen en volgen het vredesproces vanaf de zijlijn.
Op 15 oktober 2002 hebben de Sudanese regering en de SPLM/A een overeenkomst gesloten inzake een staakt-het-vuren. Deze staakt-het-vuren overeenkomst werd verschillende malen verlengd, laatstelijk op 28 november 2003 voor een periode van twee maanden. De overeenkomst van het staakt-het- vuren tussen de Sudanese regering en de SPLM/A werd op 4 februari 2003 uitgebreid met een Addendum.
Hoewel beide partijen elkaar ook na de ondertekening van het Addendum op 4 februari 2003 bleven beschuldigen van schending van het staakt-het-vuren, is het aantal gewapende conflicten in Zuid-Sudan na 4 februari 2003 duidelijk teruggelopen en voor het eerst sinds jaren is er weer sprake van enige rust en stabiliteit voor de lokale bevolking. De zware gevechten en bombardementen hebben zich verplaatst naar West-Sudan (Darfur). Gedurende de verslagperiode was het in het noorden van Sudan rustig, met uitzondering van Darfur waar sprake was van een verdere verslechtering van de veiligheidssituatie. De staakt-het-vuren overeenkomst voor het Nuba gebergte werd opnieuw verlengd tot juli 2004. Deze staakt-het-vuren-overeenkomst houdt goed stand.
In Darfur was het in de verslagperiode zeer onrustig en onveilig. Naast berichten over gevechten en bombardementen, waren er ook meldingen van gewapende roofovervallen en moordpartijen door met name Arabische milities (Janjawid) op dorpen. Op 3 september 2003 sloten de Sudanese regering en de rebellenbeweging SLM/A een staakt-het-vuren voor een periode van 45 dagen. Op 4 november 2003 werd deze overeenkomst met een maand verlengd. De gevechten blijven echter doorgaan. Een aantal groepen, zoals de Justice and Equality Movement en de
94

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Arabische milities (Janjawid), achten zich niet gebonden aan de staakt-het-vuren- overeenkomst en blijven zeer actief.
Noord-Sudan (met uitzondering van de deelstaten Northern Darfur, Western Darfur, Southern Darfur, Western Kordofan, Southern Kordofan, Kassala State en Blue Nile) alsmede enkele gebieden in Zuid-Sudan (namelijk de garnizoensplaatsen die in handen van de regering zijn, het zuidelijke deel van de deelstaat Buheyrat, de deelstaat Western Equatoria met uitzondering van het grensgebied en het noord-oostelijke deel van de deelstaat Upper Nile) vormen relatief veilige gebieden. Overgangsgebieden worden gevormd door de noordelijke deelstaten Western Kordofan, Southern Kordofan, Kassala State (met uitzondering van de grensgebieden) en Blue Nile. De situatie is onveilig in de noordelijke deelstaten Northern Darfur, Western Darfur, Southern Darfur en de grensgebieden van Kassala Sate. Ook onveilig zijn de zuidelijke deelstaten met uitzondering van de garnizoensplaatsen die in handen van de regering zijn en de hiervoor genoemde relatief veilige en overgangsgebieden in Zuid-Sudan. De Sudanese regering lijkt op het gebied van de mensenrechten nog steeds een dubbel spoor te blijven volgen. Enerzijds is sprake van meer aandacht voor de mensenrechten in Sudan en zijn enkele voorzichtig positieve ontwikkelingen waar te nemen. Anderzijds werpt de Sudanese regering steeds nieuwe obstakels op en gebruikt zij de veiligheidsdiensten nog steeds als repressief instrument. Hierdoor lijken de maatregelen die de Sudanese regering heeft genomen om haar mensenrechtenreputatie op te vijzelen, veelal toch niet meer te zijn dan `window dressing'.
De pers bleef geconfronteerd worden met repressieve maatregelen. Activisten van oppositionele partijen bleven problemen ondervinden in de vorm van verplichte periodieke melding bij de veiligheidsdiensten, arrestatie, verhoor, strafvervolging en detentie. Ook bleven politie en veiligheidsdiensten hard optreden tegen politieke activiteiten van studenten. De Sudanese politie en veiligheidsdiensten bleven willekeurige arrestatie en detentie toepassen. Ook bleven zij geweld, inclusief marteling en andere vormen van onmenselijke behandeling of bestraffing, gebruiken. Met name in Darfur werd door de autoriteiten hard opgetreden tegen personen verdacht van banditisme of banden met de rebellen (willekeurige arrestaties, martelingen, doodstraffen). In de verslagperiode is het aantal ontheemden in Sudan toegenomen met name als gevolg van het geweld in Darfur.
Geen van de ons omringende landen kent een beleid waarbij een subsidiaire status wordt toegekend aan Sudanese asielzoekers op grond van de algemene situatie in
95

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Sudan. Van België, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland is bekend dat zij afgewezen asielzoekers verwijderen naar Sudan.


96

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004


Bijlage(n)
I Kaart van Sudan


97

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

II Literatuurlijst
Amnesty International: Sudan: Committee of Investigation into security forces action's in universities must be effective AFR 54/034/2002, 7 november 2002; Amnesty International: Sudan: Urgent call for Commission of Inquiry in Darfur as situation deteriorates , Reliefweb 21 februari 2003; Amnesty International: Sudan: Time for action now on Sudan's new commitment to bring its law in line with international humanitarian law AFR 54/007/2003, 26 februari 2003;
Amnesty International: Sudan: Restrictions on freedom of expression must be lifted AFR 54/008/2003, 11 maart 2003;
Amnesty International: Sudan: Urgent need for continued human rights monitoring AFR 54/016/2003, 1 april 2003;
Amnesty International: Sudan: Killings, abductions of children and arbitrary detention in Darfur AFR/005/2004, 7 januari 2004; Amnesty International: Sudan: Empty promises? Human rights violations in government-controlled areas;
Amnesty International: Sudan, Report 2003 (betreft 2002); Amnesty International: diverse persberichten, bliksemacties, etc. (juli 2003 ­ januari 2004);
CEAWC: Information Note and an Update about the activities of the Committee for the Eradication of Abduction of Women and Children (CEAWC), 15 september 2003;
Christian Aid: Update on Sudan peace campaign (juli 2003 ­ december 2003); Economist Intelligence Unit: Sudan Country Reports (juli 2003 ­ december 2003); Human Rights Watch: LRA Conflict in Northern Uganda and Southern Sudan, 2002;
Human Rights Watch: World Report 2003 (betreft 2002);
98

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

International Crisis Group: Africa Report 51, Sudan's Best Chance For Peace: How Not to Lose it, 17 september 2002;
International Crisis Group: Africa Report 55, Power and Wealth Sharing: Make or Break Time in Sudan's Peace Process, 18 december 2002; International Crisis Group: Africa Briefing, Sudan's Oilfields Burn Again: Brinkmanship Endangers The Peace Process, 10 februari 2003; International Crisis Group: Sudan's other wars, 25 juni 2003; International Crisis Group: Sudan endgame, 7 juli 2003; International Crisis Group: Sudan: Towards an Incomplete Peace, 11 december 2003;
Organisation Mondiale Contre la Torture: verschillende persberichten (juli 2003 ­ januari 2004);
Organisation Mondiale Contre la Torture: Report on the implementation of the Convention on the Rights of Child by Sudan 2002/2003; Persberichten van IRIN, Reuters, BBC, Reliefweb, etc (juli 2003 ­ januari 2004); Reporters sans frontières, Annual Report Sudan 2002, maart 2003; Rift Valley Institute: Slavery and abduction project, The Sudan Abduction Database, juli 2003;
SHRG: The Sudanese Human Rights Quaterly, juni 2003; Sudan Human Rights Organisation: The Situation of Human Rights in Sudan (1 juli tot 30 september 2002);
Sudan Human Rights Organisation: verschillende rapporten (juli 2003 ­ december 2003);
Sudan Organisation Against Torture: verschillende persberichten (juli 2003 ­ januari 2004);
UNDP: Human Development Report 2003;

99

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

UN General Assembly: Interim report of the Special Rapporteur of the Commission on Human Rights on the situation of human rights in Sudan, A/57/326, 20 augustus 2002;
UNHCHR: Statement by the Special Rapporteur on the situation of human rights in Sudan, Reliefweb 12 november 2002;
UN Commission on Human Rights: Report of the Special Rapporteur, Gerhart baum, submitted in accordance with Commission resolution 2002/16, E/CN.4/2003/42, 6 januari 2003;
UN Office for the Coördination of Humanitarian Affairs, Sudan Humanitarian Updates (juli 2003 ­ januari 2004);
USCR: World Refugee Survey Sudan 2003;
US Department of State, Country Reports on Human Rights Practices, Sudan 2002, maart 2003;
US Department of State, International Religious Freedom Report, Sudan 2002, oktober 2002;
Watch List on Children and Armed Conflict Sudan, maart 2003;


100

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

III Politieke en militaire organisaties
De per 1 januari 2003 officieel geregistreerde politieke partijen en associaties zijn:
198

1. Alliance of the Working People Forces Tahaluf Quwwa Al-Sha'b Al-'Amila

2. Democratic Unionist Party (factie Al-Hindi) Hizb Al-Ittihadi Al-Dimuqrati;

3. United Democratic Salvation Front (UDSF) Jabhat Al-Inqadh Al-Dimuqratiyya Al-Mutahidda
4. Liberal Democrats Party
Hizb Al-Dimuqratiyyin Al-Ahrar

5. National Sudanese Liberal Party
Hizb Al-Qawmi Al-Sudani Al-Hurr

6. Islamic Umma Party
Hizb Al-Umma Al-Islami

7. Muslim Brothers
Al-Ikhwan Al-Muslimin

8. National Gathering for the Movement of the South Sudan Al-Tagammu' Al-Watani Li-Harakat Junub Al-Sudan
9. National Congress Party (NCP)
Hizb Al-Mu'tamar Al-Watani

10. National Reform Congress
Mu'tamar Al-Islah Al-Watani

11. National Islamic Front (NIF)
Al-Jabha Al-Qawmiyya Al-Sudaniyya

12. Nile Valley Congress
Mu'tamar Wadi Al-Nil

13. Nile Valley Unity Party
Hizb Wahdat Wadi Al-Nil

14. Peoples Congress
Al-Mu'tamarat Al-Sha'biyya

15. Popular National Congress (PNC of PNCP) Al-Mu'tamar Al-Sha'bi Al-Watani

16. Progress and Social Justice
Hizb Al-Taqaddum Wa-l-'Adala Al-Ijtma'iyya
17. Sudanese National Labour Party
Hizb Al-'Amal Al-Watani Al-Qawmi Al-Sudani
18. Sudanese National Front
198 De Justice National Party is inmiddels ook geregistreerd. Deze partij staat momenteel onder leiding van Banani.

101

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Al-Jabha Al-Qawmiyya Al-Sudaniyya

19. Umma Party (Nation Party)
Hizb Al-Umma, afsplitsing onder leiding van Al-Nur Jadayn
20. Sudanese Islamic Front

21. New Sudan Organisation

22. Movement of the Revolutionary Committees
De belangrijkste niet-geregistreerde politieke partijen en organisaties zijn:
· Baath Party (pro Syrian) - (Hizb Al-Baath);
· Baath Party (pro Iraq) - (Hizb Al-Baath);

· Beja Congress - (Moutammar Al-Beja);

· Democratic Forces Front (DFF) - (Gabbhat Al-Ghowa Al-Democratia, GAD);
· Democratic Unionist Party (DUP, de hoofdfactie onder leiding van Al- Mirghani) - (Al-Hizb Al-Etihadi Al-Democraty);
· National Congress (NC) - (Al-Moutammar Al-Watani);
· National DemocraticAlliance (NDA) - (Al-Tahaluf Al-Watani Al-Democrati);
· Arab Nasserist Social Party - (Al-Arabi Al-Nasiri);
· New Forces Movement - (Harakat Al-Ghowa Al-Haditha, HAG);
· Sudan African National Union (SANU) - (Ittihad Al-Sudan Al-Ghaoumi Al- Afrighi);

· Sudanese Communist Party (S)(CP) - (Al-Shioue'ei Al-Sudani);
· Sudan Federal Party - (Al-Hizb Al-Federali Al-Soudani);
· Sudanese National Party (SNP) ­ (Al-Hizb Al-Ghoumi Al-Soudani);
· Sudan People's Liberation Movement (SPLM) - (Al-Harakat Al-Shaabia Le Tahreer Al-Sudan);

· Union of National Democratic Forces - (Ittihad Al-Ghowa Al-Wataannia Al- Dimocratia);

· Union of Southern African Parties (USAP) - (Ittihad Al-Ahzab Al-Ganoubia Al-Afrigia);

· Sudan United Forces - (Ghowa Al-Sudan Al-Muttahida);
· Umma Party / Nation Party (UP, dat wil zeggen de hoofdstroming onder leiding van Al-Mahdi) - (Al-Umma).
De belangrijkste strijdende partijen in het noord-zuid conflict zijn: Noordelijke partijen/groeperingen/milities:
Beja Congress (BC)
Het Beja Congress heeft zich in 1995 aangesloten bij de NDA. Het Beja Congress heeft een militaire vleugel. Één van de leiders in Sudan is Osman Ahmed Fegerai. Hij is onlangs gearresteerd - en inmiddels weer vrijgelaten - nadat hij zich in
102

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Khartoem kritisch had uitgelaten over de regering. In januari 2004 zou het Beja Congress een samenwerkingsovereenkomst met de SLM/A hebben gesloten. (Sudan) Federal Democratic Alliance (FDA)
De (Sudan) Federal Democratic Alliance is aangesloten bij de NDA. In juni 2003 zou de voorzitter van de binnenlandse FDA, advocaat Ismail Idris Nawai, hebben aangekondigd dat hij zijn troepen voegt bij de SLM/A. Een reden voor deze verwantschapsverklaring is dat sommige leden van de FDA afkomstig zijn uit Darfur. Zo zijn dr. Ahmad Ibrahim Drij - de leider van de FDA in het buitenland - en dr. Sharif Harir (vertegenwoordiger bij de NDA) van oorsprong uit de regio Darfur afkomstig.
Free Lions (FL)
Afkomstig uit noorden en noord-oosten, groepering die behoort tot de Rashayda. Jinjawid
Dit is de volksnaam voor de Arabische milities die actief zijn in het westen van Sudan.
Justice and Equality Movement (JEM)
Dr. Khalil Ibrahim, voormalig lid van de PNC en tegenwoordig leider van de Justice and Equality Movement, heeft zich solidair verklaart met de opstand in Darfur. De beweging voert een gewapende strijd in Darfur. National Democratic Alliance (NDA)
De National Democratic Alliance is een samenwerkingsverband van een aantal Sudanese partijen. Momenteel hebben in het NDA onder meer zitting: Democratic Unionist Party (Mirghani-factie), Communist Party/ CP, Baath Party, SPLM/A, Free Lions en Union of Southern African Parties / USAP). Tevens zijn o.a. vakverenigingen en officiersgroepen aangesloten. Volgens berichten heeft recentelijk ook de SLM/A zich aangesloten bij de NDA. De NDA heeft strijdkrachten die onder meer vanuit Eritrea opereren. De betekenis van deze strijdkrachten was aan het einde van de verslagperiode niet groot meer. Ze werken samen met de SPLM/A van John Garang. De NDA maakt voor haar hoofdkwartier in Asmara gebruik van het gebouw waarin de voormalige Sudanese vertegenwoordiging gehuisvest was. In 1998 werd een binnenlands kantoor opgericht in Khartoem, dat geleid wordt door Joseph Ukel (USAP). Sudan Alliance Forces (SAF)
De Sudan Alliance Forces is de grootste gewapende noordelijke oppositionele beweging binnen de NDA. De SAF opereert voornamelijk in Oost-Sudan. In maart 2002 sloot de SAF een overeenkomst met de SPLM/A met als doel politieke en
103

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

militaire integratie van beide bewegingen. De integratie zou inmiddels voltooid zijn.
Sudan Liberation Movement/Army (SLM/A)
De Sudan Liberation Movement/Army wordt geleid door 'Abd Al-Wahid Muhammad Nur, een voormalig lid van de oppositionele Communist Party. De secretaris-generaal van de SLM/A is Minni Arku Minnawi. De SLM/A streeft naar regionale autonomie voor Darfur binnen een seculier, verenigd en democratisch Sudan, waarbij gewapende strijd als een legitiem middel wordt beschouwd. De rebellenbeweging heeft trainingskampen in Jebel Marrah. De rebellen gebruiken de kampen als uitvalsbasis voor aanvallen op regeringsposities. 'Abdullah Al-Bakr is de militaire commandant en heeft deelgenomen aan de besprekingen tussen de SLM/A en de Sudanese regering. De SLM/A heeft zich aangesloten bij de NDA. Er zijn berichten dat er onenigheid zou zijn tussen de Fur en de Zaghawa over het leiderschap van de SLM/A. In januari 2004 zou de SLM/A een samenwerkingsovereenkomst met het Beja Congress hebben gesloten. Zuidelijke milities en groeperingen:
Equatoria Defence Force (EDF)
De Equatoria Defence Force staat aan de zijde van Khartoem en vindt haar aanhang hoofzakelijk onder Equatorianen (in het bijzonder de Bari). De EDF vindt zijn oorsprong in begin jaren tachtig. Een bekende militieleider is Martin Kenyi. Theophilis Ochang is politiek leider die zitting heeft in de CCSS.

GANTRY
GANTRY is een afkorting van de plaatsnamen Gogrial, Aweil, Nyamlell, Tonj, Rumbek en Yirol. Het is een zuidelijke rebellenbeweging die onder leiding stond van Kerubino Bol tot aan zijn dood in september 1999. Deze beweging behoorde tot de ondertekenaars van het vredesakkoord van Khartoem van april 1997. South Sudan Independance Movement (SSIM/A)
De South Sudan Independance Movement is een rebellenbeweging die indertijd onder leiding van Riak Machar is afgesplitst van de SPLA-United. De SSIM sloot zich aan bij het vredesakkoord van Khartoem. Eind 1999 zegde Riak Machar echter zijn steun aan het vredesakkoord van Khartoem op, omdat hij stelde dat de afspraken niet nagekomen werden. Machar trad vervolgens in februari 2000 terug uit zijn functies, en sinds begin 2001 hebben hij en zijn aanhangers zich, onder de naam Sudan Peoples Democratic Front (SPDF) aan de zijde van het SPLM/A geschaard tegen de regering.

104

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

De SSIM/A staat thans onder dezerzijds onbekende leiding en is pro-regering sinds december 2002.
South Sudan Liberation Movement (SSLM)
De South Sudan Liberation Movement is een rebellenbeweging die sedert januari 2000 bestaat en onder leiding staat van dr Wol Duany. Komt voort uit de SSIM. De SSLM stond aan de zijde van de SPLM/A, maar sloot in juli 2002 een overeenkomst met de regering.
South Sudan United Movement (SSUM)
De South Sudan United Movement is een rebellenbeweging onder leiding van Paulino Matip die zich heeft aangesloten bij de regering in Khartoem. Southern Sudan Defence Force (SSDF)
De merendeel van de hedendaagse zuidelijke regeringsmilities opereert onder een koepelorganisatie genaamd de South Sudan Defence Forces (SSDF). De SSDF werd opgericht na de ondertekening van het Verdrag van Khartoem (1997). De Coordinating Council for Southern States (CCSS) kan wel worden beschouwd als de politieke vleugel van de SSDF. Naar wordt aangenomen staan de SSDF- milities tegenwoordig onder toezicht van de Militaire Inlichtingendienst. Paulino Matip is sinds april 2001 de commandant van de SSDF. Sudan Peoples Democratic Front (SPDF)
De Sudan Peoples Democratic Front is de naam van de beweging van Riak Machar, die eerder de SSIM leidde. De SPDF heeft in 2000 het regeringskamp verlaten en staat sinds het begin van 2002 formeel aan de kant van de SPLM/A. In 2002 besloten SPDF en SPLM/A samen te gaan. Riak Machar, de leider van de SPDF, kreeg de functie van 2e vice-voorzitter in de SPLM/A. Sudan People's Liberation Movement/Army (SPLM/A)
De voornamelijk zwart-Afrikaanse Sudan People's Liberation Movement (SPLM), met als gewapende vleugel het Sudan People's Liberation Army (SPLA), is de belangrijkste zuidelijke oppositiegroep tegen de regering. De SPLM/A bestaat sinds 1991 voornamelijk uit Dinka, daar de beweging in dat jaar in facties uiteenviel die voornamelijk op stamloyaliteiten gebaseerd waren; niet-Dinka officieren, onder leiding van Riak Machar van de Nuer stam en Lam Akol van de Shilluk stam, splitsten zich af en vormden een aparte groep, bekend onder de naam SPLA-Nasir en later SPLA-United.
Kolonel John Garang leidt zowel de SPLM als het SPLA. De beweging zegt te vechten voor een democratische, federale Sudanese staat New Sudan. Sinds medio 2000 beheerst het SPLM/A grote delen van het zuiden en zuidwesten, en bevecht het, als onderdeel van een verenigde commandostructuur binnen de NDA, regeringstroepen in de centrale en zuidoostelijke staten.
105

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

In 2002 besloten SPDF en SPLM/A samen te gaan en in oktober 2003 besloot de SPLA-United zich te voegen bij de SPLM/A.
SPLA-Nuba
De SPLA-Nuba is een afsplitsing (juni 1996) van de SPLA Nuba Mountains en staat onder leiding van Mohammed Harun Kafi. Tekende een akkoord met de Sudanese regering en staat ook thans nog aan haar zijde. SPLA-Nuba Mountains
De SPLA-Nuba Mountains of Nuba Mountains SPLA stond onder leiding van Yusuf Kuwah tot aan zijn dood in april 2001, sindsdien is Abdel Aziz Al-Helo de leider. De beweging steunt de SPLM/A.
SPLA-United
Het SPLA-United (voormalig SPLA-Nasir) is een afsplitsing van het SPLA en staat thans onder leiding van Lam Akol. Het SPLA-United sloot zich aan bij de vredesakkoorden van Khartoem en Fashoda met de Sudanese regering en stond een aantal jaren aan de kant van de regering. Enkele jaren geleden besloot Lam Akol echter om de samenwerking met de regering te verbreken. In oktober 2003 besloot de SPLA-United om zich te voegen bij de SPLM/A. UDSF
Het United Democratic Salvation Front is voorzover bekend verdeeld in twee facties. Een factie maakt deel uit van de regering en een andere factie voert formeel oppositie vanuit het parlement.


106

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

IV Andere afkortingen
(voor afkortingen van politieke partijen zie Bijlage 3) AI Amnesty International
CCSS Coördinating Council for Southern States CEAWC Committee for the Eradication of Abduction of Women and Children CPMT Civilian Protection Monitoring Team DFSS Democratic Front of the Sudanese Students DOP Declaration of Principles (zie 2.2) ICRC International Committee of the Red Cross IGAD Intergovernmental Authority on Development (zie voetnoot 8) IMF Internationaal Monetair Fonds
IOM International Organisation of Migration IPF IGAD Partners' Forum (zie voetnoot 8) JMM/JMC Joint Monitoring Mission/Joint Military Commission LRA Lord's Resistance Army (zie 2.2) NSCC New Sudan Council of Churches
OHCHR Office of the United Nation's High Commissioner of Human Rights OMCT Organisation Mondiale Contre la Torture OLS Operation Lifeline Sudan
PDF People's Defence Forces
SHRG Sudanese Human Rights Group
SNCTP Sudan National Committee against Traditional Harmful Practices SOAT Sudanese Organisation Against Torture SPA Sudan Peace Act
SVTG Sudan Victims of Torture Group TCHA Technical Committee for Humanitarian Assistance UNHCR United Nation High Commissioner for Refugees VMT Verification and Monitoring Team WFP World Food Programme (Wereldvoedselprogramma)
107

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

V Identiteits- en reisdocumenten
Paspoorten, nationaliteitscertificaten en persoonlijke identiteitsbewijzen worden verstrekt door het Directoraat voor Immigratie en Nationaliteit van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, dat deze bevoegdheid gedeeltelijk naar de deelstaatautoriteiten heeft gedelegeerd. Op het federale ministerie is een centraal register van alle reisdocumenten en identiteitspapieren, inclusief namen, foto's en de locatie waarop het document betrekking heeft. Het dragen van een legitimatiebewijs is verplicht voor elke Sudanees van 16 jaar en ouder. Bij een controle dient men zich te kunnen legitimeren met behulp van een paspoort of identiteitskaart.

· Paspoorten worden verstrekt aan personen van 18 jaar of ouder of, indien jonger dan 18 jaar, met de toestemming van de vader of de voogd van betrok- kene. Bij de aanvraag dienen een nationaliteitscertificaat en een geboorteakte te worden overgelegd. Tevens dient de aanvrager aanvullende informatie over zichzelf en zijn familie verstrekken. In dit verband kunnen de autoriteiten vragen om een bewijs (certificaat of pasje) waaruit blijkt dat de aanvrager de dienstplicht heeft vervuld of om een brief waarin aan aanvrager uitstel dan wel vrijstelling van de dienstplicht wordt gegeven.
· Nationaliteitscertificaten kunnen door iedereen worden aangevraagd. De aanvrager dient te beschikken over een verklaring van goed gedrag, afkomstig van de plaatselijke (eventueel wijk-)autoriteit, het zogenaamde volkscomité (popular committee). Een nationaliteitscertificaat is een vereiste bij sollicitaties naar overheidsfuncties. Ook bij officiële (financiële) transacties is overlegging van een nationaliteitscertificaat vereist. Minderjarigen hebben voor de aanvraag van een nationaliteitscertificaat de toestemming van vader of voogd nodig.

· Geboorteakten Op elk gewenst moment kan aangifte worden gedaan bij een lokaal registratiekantoor van geboorte en overlijden, ressorterend onder bovengenoemd Directoraat van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. In Khartoem is een centraal register, General Registrar of Births and Deaths, waar eveneens aangifte kan worden gedaan en waar gegevens kunnen worden opgevraagd.199 Dit kantoor geeft ook uittreksels uit het register af. Over het algemeen wordt pas aangifte gedaan op het moment dat een geboorteakte nodig is. Dan wordt een verklaring opgehaald bij het ziekenhuis, waar het kind
199 Bij het centrale register zouden alleen die gegevens kunnen worden opgevraagd die aldaar (in Khartoem) zijn aangeleverd.

108

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

is geboren. Met deze verklaring wordt de geboorte geregistreerd bij een registratiekantoor en wordt een uittreksel afgegeven. Is er geen verklaring van een ziekenhuis dan dient de vader een verklaring af te leggen. Bij twijfel omtrent de leeftijd wordt onderzoek verricht en beslist een panel van artsen. Er wordt dan een geboortejaar vastgesteld, terwijl de geboortedag op 1 januari wordt gezet.


· Voor identiteitskaarten geldt een minimumleeftijd van 16 jaar. Om een identiteitskaart te verkrijgen, dient men zich te melden bij een speciaal daartoe bestemd gemeentelijk kantoor (ressorterend onder bovengenoemd Directoraat van het Ministerie van Binnenlandse Zaken), met overhandiging van pasfoto's en nationaliteitscertificaat.200 Minderjarigen (16- en 17-jarigen) hebben de toestemming van vader of voogd nodig.

· Verder zijn alle werknemers die in de publieke sector werkzaam zijn, verplicht een werknemerskaart (employment card) te hebben. Deze kaarten worden afgegeven door het ministerie van Arbeid (Ministry of Manpower). De werknemerskaart fungeert tevens als identiteitskaart naast het bovengenoemde identiteitsbewijs. Er zijn als zodanig geen sancties beschreven indien een kaart niet kan worden getoond.

· Voor het reizen naar het buitenland is een Bewijs van Vervulling van de Voorwaarden (voorheen: uitreisvisum) verplicht. Dit Bewijs van Vervulling van de Voorwaarden wordt formeel verstrekt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Directoraat voor Immigratie en Nationaliteit. Ter verkrijging van een Bewijs van Vervulling van de Voorwaarden dient de aanvrager in ieder geval een verklaring te overleggen dat hij/zij de militaire dienst volbracht heeft of dat daarvoor vrijstelling dan wel uitstel werd gegeven. In het algemeen geldt dat alle overheidsfunctionarissen een schriftelijke toestemming van hun werkgever dienen te overleggen. Artsen wordt het in het algemeen niet toegestaan het land te verlaten tenzij zij expliciete toestemming van het ministerie van Gezondheid hebben verkregen. Ook voor politiefunctionarissen en legerofficieren geldt dat zij in het algemeen moeilijk toestemming van hun hoofdkwartieren verkrijgen. In de praktijk geeft de veiligheidsdienst instructies aan de immigratie-autoriteiten over het verstrekken van een Bewijs van Vervulling van de Voorwaarden.
· Een vrouw die alleen buitenlands wil reizen dient tevens een goedkeuringsverklaring om te reizen te tonen die van haar vader, echtgenoot of mannelijk familielid (de zogenaamde mahram) afkomstig is. Deze
200 Bij controles worden in de praktijk ook vaak andere identiteitsbewijzen geaccepteerd, zoals pasjes afgegeven door een VN-organisatie of door de Orde van Advocaten.
109

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

verklaring dient te zijn afgestempeld door het volkscomité van de buurt waarin de vrouw woont.

· Dienst-identiteitskaarten (Service Identity Cards) worden verstrekt door het regionale administratiekantoor voor rekrutering aan hen die zich aanmelden voor de nationale dienstplicht.
Vervolgens worden aan hen die vrijstelling of uitstel van dienstplicht hebben gekregen schriftelijke verklaringen van vrijstelling respectievelijk uitstel afgegeven.


110

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

VI Overzicht rechterlijke macht
Het rechtssysteem omvat vier soorten rechtbanken: reguliere rechtbanken; traditionele rechtbanken, speciale rechtbanken en militaire rechtbanken. Daarnaast stelde de regering in 2001 een aantal noodrechtbanken in. Boven deze rechtbanken staan het Constitutioneel Hof (Constitutional Court) en het Openbaar Klachtenbureau (Public Grievances and Corrections Board), als sluitstuk van het systeem van rechtsspraak.
Reguliere rechtbanken
De reguliere rechterlijke macht is verdeeld over echelons, te weten de districtsrechtbanken (District / Magistrate Courts), de provinciale rechtbanken (General / Provincial Courts), de hoven van beroep (Courts of Appeal) en het Hooggerechtshof (Supreme Court).
In alle echelons zijn kamers voor civiele, familierechtelijke en strafzaken. Dit kunnen enkel- of meervoudige kamers zijn. Op welk echelon een zaak in eerste aanleg wordt behandeld is afhankelijk van de aard van de zaak. Districtsrechtbanken kennen drie niveaus: eerste graad, tweede graad en derde graad. Ook hierbij is het niveau van behandeling afhankelijk van de aard van de zaak. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn neergelegd in de wet op de procedures van strafrecht, van 1991 (Criminal Procedures Act 1991) en de wet op de procedures van het civiel recht, van 1983 (Civil Procedures Act 1983). Voor familierechtelijke aangelegenheden is er een verdeling gemaakt tussen de zogenaamde rechtbanken voor moslims (muslim courts) en de rechtbanken voor niet-moslims (non-muslim courts). Deze rechtbanken zijn familierechtelijke kamers van de reguliere rechtbank. Enkele rechtbanken hebben kamers voor zowel moslims als niet-moslims, maar in de meeste rechtbanken zijn slechts kamers voor moslims. Alle niet-moslims kunnen voor familierechtelijke kwesties bij de rechtbanken voor niet-moslims terecht. Afhankelijk van de stam of religie van de eiser wordt bepaald welk recht van toepassing is. Districtsrechtbanken
Strafzaken voorgelegd aan de districtsrechtbanken betreffen in het algemeen lichtere vergrijpen. Straffen die door de districtsrechter, de Magistraat, kunnen worden opgelegd zijn veelal boetes, korte gevangenisstraffen, zweepslagen en dergelijke ofwel zogenaamde 'remedies', zoals compensatie voor aangebrachte schade, speciale taakstelling (zoals tenuitvoerlegging van overeenkomsten) en lastgevingen. Bij de meeste civiele zaken dient de rechter rekening te houden met de ernst van het vergrijp en de daarbij behorende strafmaat. Wanneer deze zijn
---

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

bevoegdheden te boven gaan, dient hij de zaak voor te leggen aan het eerstvolgende hogere gerecht, de provinciale rechtbank. Provinciale rechtbanken
In zwaardere strafzaken die in de provinciale rechtbanken worden behandeld kunnen straffen worden opgelegd als boetes, gevangenisstraffen, geseling, amputaties van ledematen alsmede de doodstraf. Deze laatste straf kan worden uitgevoerd door ophanging, steniging (in geval van overspel door gehuwden) of in de vorm van vergelding (gsas). Vergelding houdt in dat de straf op identieke wijze als het vergrijp wordt uitgevoerd. Ook kan een veroordeelde voor gewapende moordoverval worden veroordeeld tot kruisiging. Hieronder wordt verstaan dat een verdachte eerst door ophanging ter dood wordt gebracht, waarna hij aan een kruis (of paal) wordt genageld als afschrikwekkend voorbeeld voor de bevolking. In Sudan worden voorzover dezerzijds bekend de islamitische hudud-straffen201, met uitzondering van geseling en amputaties, niet ten uitvoer gebracht. Wanneer een veroordeelde een financiële compensatie aanbiedt welke door het slachtoffer of zijn familie wordt geaccepteerd, moet de rechter zich bij deze regeling neerleggen.
De doodstraf, maar ook een levenslange gevangenisstraf, uitgesproken door een provinciale rechtbank, dient altijd te worden getoetst door het Hooggerechtshof, dat vervolgens een aanbeveling doet aan de president van de republiek, die het vonnis dient te bekrachtigen. Het Hooggerechtshof kan, ook wanneer het van oordeel is dat de gevolgde procedures en het vonnis op zich correct zijn, adviseren om de doodstraf niet uit te voeren.
In iedere wat grotere plaats zijn districtsrechtbanken en/of provinciale rechtbanken.
Hof van Beroep en Hooggerechtshof
In het algemeen staat tegen elk vonnis beroep open bij een hogere rechter. Voor wat betreft civiele, familierechtelijke en strafzaken fungeren het Hof van Beroep en het Hooggerechtshof als beroepsinstantie. In elk van de vroegere negen deelstaten bevindt zich een Hof van Beroep. Na de uitbreiding van het aantal deelstaten tot 26 in 1994, is niet langer in iedere deelstaat een Hof van Beroep gevestigd. In het geval in een deelstaat geen Hof van Beroep aanwezig is, kan men zich wenden tot een Hof van Beroep in een andere deelstaat. Het Hooggerechtshof is gevestigd in Khartoem, maar heeft ook kamers in de steden Port Sudan, Wad Medani en El Obeid.

201 De term hudud wordt gebruikt in de Koran en in de uitspraken van de profeet Mohammed. Het gaat om verboden zoals onder meer diefstal en overspel. Overtreedt een Moslim een dergelijk verbod, dan wordt een bepaalde strafmaat voorgeschreven, de zgn. hudud-straffen. Er zijn zes hudud-misdrijven: afvalligheid, overval, diefstal, overspel, laster en alcoholgebruik.
112

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Bestuurlijke zaken worden door deze instanties in eerste aanleg behandeld. Besluiten genomen door de federale overheid behoren tot de competentie van het Hooggerechtshof . Besluiten van lagere autoriteiten vallen onder de jurisdictie van het Hof van Beroep. In beide gevallen vindt behandeling plaats in een enkelvoudige kamer. Beroep staat open bij dezelfde instantie maar dan een meervoudige kamer.
Voorheen waren alle rechters van het Hooggerechtshof juridisch geschoold, maar tegenwoordig hebben in het Hooggerechtshof ook shari'a-rechters zitting. Wel dient de hoogste rechter (Chief Justice) volledig juridisch geschoold te zijn. Het Hooggerechtshof bestaat uit maximaal 45 rechters. Thans zijn het er slechts 24.
Het Constitutionele Hof
Het Constitutionele Hof spreekt zich uit over constitutionele aangelegenheden. Het is samengesteld uit 7 rechters. De leden van het Constitutionele Hof worden voorgedragen en benoemd door de president, hetgeen door het parlement dient te worden bekrachtigd. De benoeming is voor vijf jaar. De competentie van het Constitutionele Hof is enerzijds gericht op bescherming van constitutionele vrijheden van individuen. Individuen kunnen daartoe klachten tegen overheidsdienaren indienen. Anderzijds toetst het Constitutionele Hof wetten aan de grondwet. Ook behoort het nemen van gerechtelijke stappen tegen de president van de staat of de gouverneurs van de deelstaten tot de competentie van het Hof. De beslissingen van het Hof zijn bindend. Voor de uitvoering van de beslissingen verwijst het Hof naar de rechtbanken. De regelgeving voorziet niet in termijnen.202 Het Constitutionele Hof vormt (tezamen met het Openbaar Klachtenbureau, zie hieronder) in theorie een onafhankelijk mechanisme als sluitstuk van het rechtssysteem. Gezien de wijze van benoeming van de leden, namelijk op voordracht van de president van de staat, kan echter aan de onafhankelijkheid van beide lichamen getwijfeld worden. De goedkeuring van de voordrachten door het parlement is in de praktijk slechts een formaliteit. Bovendien speelt de president ook bij de uitvoering van besluiten een belangrijke rol. Het Openbaar Klachtenbureau
Het Openbaar Klachtenbureau (Public Grievances & Corrections Board) is vergelijkbaar met het Nederlandse instituut van de Nationale Ombudsman. Evenals bij het Constitutionele Hof worden de leden voorgedragen en benoemd door de President, na goedkeuring van het parlement. Kort gezegd behandelt het Klachtenbureau klachten van onderdanen van Sudan tegen overheidsdiensten en voert het inspecties uit bij overheidsinstanties.

202 bron: lid van het Constitutionele Hof

113

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Traditionele rechtbanken (Customary Law Courts)
De meest bezochte rechtbanken zijn de traditionele rechtbanken (Customary Law Courts), ook wel bekend als Town and Native Courts). De reden dat zo vaak van de traditionele rechtbanken gebruik wordt gemaakt is dat de districts- en provinciale rechtbanken overwegend te vinden zijn in de grotere plaatsen, terwijl de traditionele rechtbanken ook in kleinere plaatsen en op het platteland aanwezig zijn. De traditionele rechtbanken zijn in Khartoem afgeschaft. Daarnaast zijn de procedures er minder formeel, zijn de kosten aanmerkelijk lager en is de rechtspraak sneller. De rechters zijn niet juridisch geschoold, maar leken die over het algemeen een goede reputatie hebben. Het zijn notabelen, volkshoofden en sheiks van goede naam en faam. Zij spreken recht naar traditioneel gewoonterecht, hetgeen met name in het islamitische noorden van het land betekent dat er een grote invloed is van de shari'a. In de traditionele rechtbanken op het platteland worden zaken met betrekking tot grasland, water en landbouw behandeld. Tegen beslissingen genomen door de traditionele rechtbanken staat beroep open bij de districtsrechtbank eerste graad. De traditionele rechtbanken kunnen alle straffen opleggen die districtsrechtbanken kunnen opleggen. Noodrechtbanken (Special Courts)
In 2001 werden in het westen van het land noodrechtbanken ingesteld om banditisme te berechten. Deze noodrechtbanken waren samengesteld uit civiele en militaire rechters. Verdachten werd geen toegang geboden tot rechtsbijstand. De noodrechtbanken spraken onder meer veroordelingen uit tot de doodstraf en amputatie. De veroordelingen werden snel ten uitvoer gebracht, met slechts een week voor de verdachte om beroep aan te tekenen; er waren berichten dat personen een dag na de veroordeling ter dood werden gebracht.203 Er zijn berichten dat deze noodrechtbanken in Darfur inmiddels vervangen zijn door Specialized Criminal Courts.
Rechtbanken voor de openbare orde (Public Order Courts) Medio 2000 hief de minister van Justitie de speciale status van de rechtbanken voor de openbare orde op.204 Overtredingen van de wet op de openbare orde van
203 Amnesty International berichtte in juni 2002 dat in de eerste maanden van 2002 op bevel van de noodrechtbanken in minstens 19 gevallen de doodstraf zou zijn voltrokken, AI Press Release 28.06.02
204 Kort na de machtsovername op 30 juni 1989 werden de revolutionaire rechtbanken (Revolutionary Courts) ingesteld. Zij dienden ter berechting van overtreders van de noodwetgeving. Berechting van bepaalde vergrijpen zoals het in gevaar brengen van de staatsveiligheid en hoogverraad werd aan deze nieuwe rechtbanken toegewezen. De rechters waren niet altijd juridisch geschoold en deelden strenge straffen uit, waaronder de doodstraf. In 1991 zijn de revolutionaire rechtbanken vervangen door de Price Courts en de rechtbanken voor de openbare orde (Public Order Courts). Laatstgenoemde rechtbanken staan ook bekend als speciale veiligheidsrechtbanken ( Special Security Courts). Sedert de komst van een nieuwe hoogste rechter van het Hooggerechtshof in 1994 bestaan de Price Courts
114

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

de deelstaat Khartoem dienen thans in de strafrechtbanken te worden behandeld. De praktijk is dat uitsluitend de naam rechtbank voor de openbare orde gewijzigd is. Onder de noemer van districtsrechtbank eerste graad zijn het feitelijk nog immer ad hoc samengestelde rechtbanken, dat wil zeggen speciaal ingericht voor de te behandelen zaak. De opgelegde straf wordt onmiddellijk ten uitvoer gebracht.
De benoeming van de rechters, die niet altijd juridisch zijn geschoold, vindt plaats door een panel dat nauwe banden met het NIF/NC(P) onderhoudt. De bijzondere rechtbanken worden veelal bemand door jonge aanhangers van het regime en van de ideologie van het NIF. Deze bijzondere rechtbanken zijn vooral belast met vergrijpen die strafbaar zijn krachtens de shari'a. Ze behandelen onder andere alcoholdelicten, het onwettig bewonen van andermans goed, de verstoring van de openbare orde en handelingen in strijd met de volksgezondheid zoals het eten van vlees van een dier dat niet op islamitische wijze is geslacht. De rechtsgang is uiterst summier en wordt niet schriftelijk vastgelegd. Deze bijzondere rechtbanken zijn berucht om hun strenge straffen. Naast boetes, gevangenisstraffen en inbeslag- neming van bezittingen, leggen zij ook zweepslagen op. Ze worden beschouwd als instellingen van onderdrukking en intimidatie.
Militaire rechtbanken (Military Courts)
Militaire rechtbanken kunnen op ad hoc basis gevormd worden indien zich een zaak voordoet, maar worden sinds 1999 niet meer voor civiele rechtszaken gebruikt.205 De huidige militaire rechtbanken baseren zich uitsluitend op militair recht, toegepast op militair personeel.206 De procesvoering bij de militaire rechtbanken is niet openbaar en de mogelijkheden tot verdediging zijn inadequaat. De vonnissen zijn onherroepelijk. Militaire rechtbanken zijn bevoegd, ter bestraffing van misdrijven tegen de staatsveiligheid, de doodstraf op te leggen. In april 1990 en in juli 1992 werden door militaire rechtbanken doodstraffen uitgesproken in verband met couppogingen. Deze werden onmiddellijk ten uitvoer gebracht.
Gespecialiseerde Strafhoven (Specialized Criminal Courts) Er zijn berichten dat in april 2003 in Southern Darfur de fel bekritiseerde noodrechtbanken (Special Courts) zouden zijn opgeheven en vervangen door zogenaamde Specialized Criminal Courts. Deze Specialized Criminal Courts zouden worden voorgezeten door een burgerrechter. Ook zouden verdachten bij

alleen nog op papier. In de praktijk functioneerden sedertdien slechts de rechtbanken voor de openbare orde en dan uitsluitend in de deelstaat Khartoem.
205 Het Constitutionele Hof heeft in 1999 uitgesproken dat een civiele zaak niet door de militaire rechter mag worden afgedaan. In de desbetreffende zaak werd een groep zuiderlingen (niet-militairen) verdacht van een bomaanslag. Deze zaak werd verwezen naar de strafrechter.
206 In de jaren volgend op de machtsovername in juni 1989 zijn op ad hoc basis militaire rechtbanken ingesteld voor de berechting van militairen en burgers die verdacht werden van samenzwering tegen het regime.

115

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

deze rechtbanken het recht op bijstand van een advocaat hebben. Er zou bij deze rechtbanken alleen recht op beroep bestaan bij straffen als levenslang, doodstraf en amputatie. Bij deze straffen zou een eenmalig beroep mogelijk zijn bij de Chief Justice of South Darfur State. Een verdere rechtgang naar het Hooggerechtshof of het Constitutioneel Hof zou niet mogelijk zijn.207 Er zijn berichten dat inmiddels in heel Darfur de noodrechtbanken zouden zijn vervangen door Specialized Criminal Courts.


207 Amnesty International: Sudan: Empty promises? Human rights violations in government-controlled areas

116

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

VII Procedures dienstplicht
Hieronder is stapsgewijs beschreven hoe de procedure voor het vervullen van de nationale dienstplicht verloopt. Allereerst volgt de procedure voor scholieren die de middelbare school afronden en daarna al dan niet gaan studeren. Vervolgens is aangegeven welke weg wordt gevolgd voor hen die geen middelbare school hebben afgemaakt. De procedure is neergelegd in de wet op de nationale dienstplicht van 1992 (National Service Act 1992). I Procedure voor eindexamenkandidaten

- alle eindexamenkandidaten van middelbare scholen worden door de school aangemeld bij het ministerie van Onderwijs;
- het ministerie van Onderwijs geeft deze namen door aan het ministerie van Defensie;

- het ministerie van Defensie stuurt oproepen voor alle (mannelijke) eindexamenkandidaten aan de scholen;
- de scholen geven de oproepen aan de eindexamenkandidaten, vóór het eindexamen, met daarop vermeld de datum en plaats waar zich te melden.
- ook wordt door het ministerie van Defensie een algemene oproep via krant, televisie en radio gedaan aan alle eindexamenkandidaten om zich te melden op een bepaalde datum;

- de scholier moet zich, na het eindexamen te hebben afgelegd (en vóór de uitslag), melden bij het regionale administratiekantoor voor rekrutering in de wijk waar hij woont en krijgt een dienst-identiteitskaart (service identity card). Het rekruteringskantoor ontvangt van het ministerie van Defensie een lijst met personen die zijn opgeroepen voor de dienstplicht;
- vervolgens wordt de rekruut doorgestuurd naar een van de trainingskampen in de omgeving waar de basistraining wordt gegeven. Veelal wordt eerst tijdens de basistraining beslist of de rekruut in aanmerking komt voor vrijstelling, hetgeen slechts om medische redenen kan zijn. In het geval van vrijstelling om medische redenen ontvangt de desbetreffende rekruut hierover een schriftelijke verklaring;

- aan het eind van de basistraining - die in principe 45 dagen duurt, maar soms een paar dagen uit kan lopen - vindt op diverse plekken een afsluitende ceremonie ter beëindiging van de basistraining plaats. Daar gaan alle kandidaten gezamenlijk naar toe. Daarna hoeven zij slechts hun persoonlijke spullen uit het trainingskamp op te halen en kunnen zij naar huis;
- vervolgens wordt aangekondigd waar de rekruten hun einddiploma van de middelbare school kunnen ophalen, dit zal een paar dagen later zijn;
- sommigen zullen zich inschrijven bij de universiteit.
117

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

Procedure voor degenen die niet doorstuderen

- tussen de afloop van de basistraining en de periode van actieve dienst kan een paar maanden tijd zitten, die voor de autoriteiten nodig zijn om rekruten te plaatsen en dit administratief te verwerken. Betrokkenen dienen zich beschikbaar te houden. Bovendien is het zo dat de overheid maar ook particuliere bedrijven worden geacht geen medewerkers aan te nemen die hun nationale dienstplicht nog niet hebben vervuld;
- betrokkene ontvangt zijn oproep tot actieve dienst/aanwijzing tot plaatsing bij een bepaalde dienst via de volkscomités;

- betrokkene vervult de periode van actieve dienst, in dit geval 18 maanden minus de 45 dagen basistraining;

- na afloop van de periode van actieve dienst krijgt de betrokkene een nieuwe identiteitskaart die geldt als bewijs van vervulling van de dienstplicht. De periode van vervulde dienstplicht is op deze kaart vermeld. Procedure voor degenen die doorstuderen

- uitstel wordt van rechtswege toegekend voor de duur van de studie. Betrokkenen ontvangen een schriftelijke verklaring van uitstel van een aantal jaren om studieredenen;

- na afloop van de studie zijn (mannelijke) afgestudeerden verplicht zich uit eigen beweging te melden voor de actieve dienst. Ook ontvangen afgestudeerden een oproep, bijvoorbeeld via de universiteit;
- op het moment dat men zich na zijn studie aanmeldt om de eigenlijke dienstplicht te vervullen wordt meegedeeld waar men geplaatst wordt;
- betrokkene vervult de periode van actieve dienst, in dit geval 12 maanden minus de 45 dagen basistraining;

- pas na afloop van de periode van actieve dienst krijgt de betrokkene de academische graad of het diploma van hoger beroepsonderwijs;
- en na afloop van de periode van actieve dienst krijgt de betrokkene de nieuwe identiteitskaart waarop de periode van vervulde dienstplicht is vermeld. II Procedure voor degenen die niet de middelbare school hebben afgemaakt
- regelmatig vinden algemene oproepen plaats via de krant, radio, volkscomité's, overheidsdiensten en bedrijven, gericht op alle mannen vanaf achttien jaar die de dienstplicht nog niet vervuld hebben en geen recht hebben op uitstel of vrijstelling;

- ook vinden `razzia's' plaats waarbij potentiële rekruten worden opgepakt (controles op straat, bij busstations en op markten, of jonge mannen hun dienstplicht hebben doorlopen. Jonge mannen moeten een identiteitskaart tonen, waarop staat vermeld dat de dienstplicht is vervuld, of een certificaat van uitstel of vrijstelling);

118

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004


- in geval van algemene oproep: betrokkene moet zich melden bij het regionale administratiekantoor voor rekrutering in de wijk waar hij woont; indien betrokkene zich niet meldt, loopt hij het risico te worden opgepakt bij de 'razzia's';

- vervolgens wordt de rekruut doorgestuurd naar een van de trainingskampen in de omgeving waar de basistraining wordt gegeven;
- in geval van razzia's: betrokkenen worden direct naar een trainingskamp gebracht voor de basistraining;

- tijdens de basistraining wordt beslist of de rekruut in aanmerking komt voor vrijstelling, hetgeen slechts om medische redenen kan zijn. In het geval van vrijstelling om medische redenen ontvangt de desbetreffende rekruut hierover een schriftelijke verklaring;

- na afloop van de basistraining worden de rekruten geplaatst voor de actieve dienst. Ook hier kan er een paar maanden tussen zitten om de plaatsing te regelen;

- betrokkene vervult de periode van actieve dienst, in dit geval 24 maanden minus de 45 dagen basistraining;

- en na afloop van de periode van actieve dienst krijgt de betrokkene de nieuwe identiteitskaart waarop de periode van vervulde dienstplicht is vermeld.


119

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

VIII Procedure onderwijs
Voor de inschrijving (lees: registratie) bij een lagere school is een geboorteakte vereist. Aan het einde van het basisonderwijs dient de scholier een test af te leggen om toegang te krijgen tot het middelbaar onderwijs. Voor de test heeft de scholier geen identiteitsbewijs nodig, aangezien de school reeds over de geboorteakte van de scholier beschikt en de schoolleiding dus ook weet wie de scholier is. Voor inschrijving bij een middelbare school is het certificaat met de uitslag van de genoemde test op de lagere school vereist samen met een pasfoto en opnieuw een geboorteakte. Voor deelname aan de examens van de middelbare school dient de scholier zijn certificaat van de basisschool te overleggen. Ook moet de scholier kunnen aantonen dat hij drie jaar middelbaar onderwijs heeft gevolgd en bij het examen dient hij zich te legitimeren met geboortecertificaat en pasfoto Het schooldiploma wordt niet direct overhandigd aan de geëxamineerde. Hij moet eerst zijn militaire basistraining van 45 dagen doorlopen. Pas aan het einde van deze militaire basistraining wordt aan de geëxamineerde het schooldiploma uitgereikt, indien hij ervoor kiest te gaan studeren. Tevens wordt op zijn militaire pas vermeld dat hij uitstel heeft gekregen voor de vervulling van de dienstplicht. Dit schooldiploma en zijn militaire pas overlegt de kandidaatsstudent samen met zijn voorkeuren voor universiteit en studierichting aan het Bureau voor Toelating van het Ministerie voor Hoger Onderwijs. Als de overgelegde gegevens juist zijn, bepaalt dit bureau aan de hand van de schoolprestaties tot welke universiteit de kandidaatsstudent wordt toegelaten.
Met het toelatingsbewijs van het bureau voor toelating van het Ministerie voor hoger Onderwijs meldt de kandidaat zich bij de inschrijvingsdienst van de betreffende faculteit van de universiteit. Het is niet noodzakelijk dat de kandidaatsstudent zich legitimeert aan de hand van een geldig identiteitsbewijs. Immers, de identiteitscontrole is reeds gedaan door het Ministerie voor Hoger Onderwijs.

120

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

IX Leger, politie en veiligheidsdiensten
Leger
Het ministerie van Defensie kent een minister en twee staatssecretarissen (Ministers of State). Het Sudanese leger, Sudanese People's Armed Forces (SPAF), heeft een opperbevelhebber (Supreme Commander), een algemeen bevelhebber (General Commander) en een stafchef (Chief of Staff). Onder de opperbevelhebber vallen de volgende diensten: Military College, Operations, Armed Tanks and Artillery, Supplies and Ammunition, Warehousing and Ammunition, Military Airforces, Parachutes, Military Police, Republican Guards, Popular Defence Force, National Service en Military Intelligence and Security.
Het leger bestaat uit circa 70.000 beroepsmilitairen aangevuld met circa 20.000 dienstplichtigen (tegenover 20.000 tot 30.000 man rebellen, grotendeels SPLM/A). Het Sudanese leger beschikt over meer wapens en materieel dan het SPLM/A. Het is na de start van de oliewinning begonnen met uitbreiding van zijn materieel en met de aankoop van moderne wapens in het buitenland. De intensivering van de oorlogshandelingen sinds 1996 heeft het leger genoopt een zwaarder beroep te doen op dienstplichtigen, waaronder universiteitsstudenten. Deze rekrutering is weinig populair onder de bevolking en naar verluidt doen zich vele gevallen van desertie voor.208
Het leger wordt, ook aan de fronten, ondersteund door de Popular Defence Force(s) (PDF) en door verschillende andere milities, waaronder de SSDF van Paulino Matip en de Murahileen. Over de wijze waarop deze milities worden aangestuurd door het leger, en over de organisatie ervan zijn geen nadere gegevens bekend. Wel is bekend dat in dit verband de rol van Vice-president Taha aanzienlijk is.
De Sudanese luchtmacht is klein maar haar materieel is de laatste jaren uitgebreid en gemoderniseerd (onder andere door de aanschaf van gevechtshelicopters en bommenwerpers). De luchtmacht wordt vooral ingezet om doelen te bestoken in rebellengebied in het zuiden. De Sudanese marine telt slechts 1.500 man. Popular Defence Force(s) (PDF)
In 1989 werd de wet op de burgerwachten (Popular Defence Forces Act) van kracht. Het oorspronkelijke doel van deze wet was de vorming van burgerwachten door het trainen van burgers zodat zij het leger bij de verdediging van het land en in geval van noodsituaties zouden kunnen assisteren.
208 EIU Sudan Country Profile 2001

121

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

De PDF konden worden gezien als een schaduwleger, bestaande uit (veelal door propaganda gedreven) fervente NIF/NC(P)-aanhangers, dat het regeringsleger in de burgeroorlog ondersteunde; een oorlog die door leden van de PDF wordt gezien als heilige oorlog (jihad).
In principe bestond de PDF uit vrijwilligers die de Sudanese nationaliteit hadden, ouder waren dan 16 jaar en jonger dan 55 jaar, van onbesproken gedrag en medisch geschikt waren. Van tijd tot tijd werden via de massamedia oproepen tot aanmelding bij de PDF gedaan. In 1991 werden allereerst overheidsmedewerkers verplicht deel te nemen aan de training voor de PDF. Vanaf 1994 werd die training eveneens verplicht voor studenten.
Sinds april 1997 zijn de trainingen voor de PDF stopgezet en zijn de PDF min of meer geïntegreerd in de bestaande militaire structuur. Sindsdien worden er dan ook geen PDF-trainingen meer gegeven. De vóór april 1997 bestaande verplichting voor studenten en overheidsmedewerkers om deel te nemen aan een PDF-training is vervallen. Wel vindt nog werving plaats voor de PDF (zie 3.4.1). De PDF bestaan thans uit circa 15.000 actieve manschappen en circa 85.000 reservisten. De PDF vallen onder de opperbevelhebber van het leger. De PDF bestaan veelal uit lokale mannen (bijvoorbeeld in het Nuba gebergte en in regeringsplaatsen in het zuiden), maar zij die zich vrijwillig aanmelden in Khartoem kunnen overal worden ingezet. Het komt ook voor dat troepen worden verplaatst. Zo werden na de ondertekening van het staakt-het-vuren voor het Nuba gebergte PDF-troepen, die daar niet meer nodig waren, verplaatst naar de olievelden en na de ondertekening van het staakt-het-vuren tussen de Sudanese regering en SPLM/A zouden grote aantallen troepen door de Sudanese regering naar Darfur zijn verplaatst.
Politie
De politie valt onder het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het directoraat- generaal dat belast is met de reguliere politie-eenheden kent de volgende afdelingen: Passports, Immigration and Nationality, Customs Police, Central Intelligence, Traffic and Emergency, Central Reserve, Supplies and Ammunition, Operations and Public Order (riot police and Community Security), Personal Identity Cards, Commission of Refugees en Police Academy. De taken en activiteiten van de politie liggen op de corresponderende gebieden: paspoort- en identiteitskaartafgifte, in- en uitreizend personenverkeer, douane, inlichtingendienst, verkeerspolitie, optreden in noodgevallen en handhaven van de openbare orde. De Commission of Refugees is verantwoordelijk voor de opvang van vluchtelingen, hoofdzakelijk Ethiopiërs en Eritreërs en enkelen uit Tsjaad. De politie voor de openbare orde, de Public Order Police (Shurtat Al-nidham Al- aam), is in februari 2002 van naam veranderd en heet nu Community Security (Al- Amn Al-Ijtima'i). Deze dienst vormt één van de reguliere politiediensten. De Public Order Police was formeel belast met de handhaving van de openbare orde,
122

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

zoals het verbieden en opbreken van vergaderingen en het tegenhouden van demonstraties op straat, maar hield zich in de praktijk vooral bezig met de controle op de naleving van de islamitische gedragscode. Ofschoon thans ook de nieuwe Community Security deze laatste functie vervult, is deze dienst niet meer zo nadrukkelijk aanwezig in Khartoem als de Public Order Police in het verleden was.
Veiligheidsdiensten
De nationale veiligheidsdienst (National Security Forces - NSF) is samengesteld uit twee onderdelen: voor de binnenlandse veiligheid is er de Internal Security Organ, voor de buitenlandse veiligheid is er de Sudanese Intelligence Organ. Beide organen staan officieel onder toezicht van de President. Hij heeft de dagelijkse leiding gedelegeerd aan de minister voor Veiligheidszaken. De Internal Security kent diverse afdelingen, waaronder de economische afdeling en de politieke afdeling.
Zowel de politie als het leger hebben eigen inlichtingendiensten, die geen deel uitmaken van de NSF.
De Revolutionary Security Force (Amn Al-Thawra), die onder leiding van Al- Turabi toezicht hield op (vermeende) politieke tegenstanders van de regering, bestaat thans niet meer als zodanig. Met het wegvallen van Al-Turabi als politiek leider is deze dienst eveneens verdwenen. Wel wordt aangenomen dat er een vergelijkbare dienst voor in de plaats is gekomen die onder leiding staat van eerste vice-president Taha.
Daarnaast bestaat nog steeds de Popular Police. Deze dienst valt niet onder de politie maar vormt een niet-officiële veiligheidsdienst, bestaande uit Islamitische vrijwilligers. Zij fungeren vooral als bron van informatie voor de officiële veiligheidsdienst. De Popular Police is in aanzienlijke mate in de ontheemdenkampen geïnfiltreerd (zie paragraaf 4.1) Op grond van de wet op de nationale veiligheidsdiensten (National Security Forces Act) van 1999 hebben de NSF vergaande bevoegdheden. Zij kunnen zonder rechterlijk bevel arrestaties verrichten, huiszoekingen doen en personen verhoren. Voorts kunnen zij zonder rechterlijke procedure personen vier tot negen maanden in detentie houden. Alle veiligheidsdiensten begaan ernstige schendingen van mensenrechten ( zie verder hoofdstuk 3).
Officieel kunnen misstappen van veiligheidsfunctionarissen bestraft worden met ontslag, hechtenis, disciplinaire straffen en volgens het wetboek van strafrecht zelfs met de doodstraf. In de praktijk komt dit nauwelijks voor. Hoewel sinds 1998 in een aantal gevallen is opgetreden tegen de plegers van folteringen, is het in de praktijk heel moeilijk om mishandeling of foltering via een juridische procedure aan de kaak te stellen. Het optreden van functionarissen van
123

Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004

veiligheidsdiensten kan zonder instemming van de betreffende veiligheidssdienst niet gerechtelijk onderzocht worden. Bovendien bestaan voor eventuele disciplinaire en strafmaatregelen tegen functionarissen van de veiligheidsdienst aparte, niet-openbare rechtbanken.
Bij niet officiële veiligheidsdiensten, zoals de Popular Police, speelt bovendien het probleem dat met ongetraind personeel wordt gewerkt. Vanwege de afwezigheid van een juridisch kader zijn in dit geval schendingen van mensenrechten nauwelijks aan te kaarten. Ook indien het formele instanties van de nationale veiligheidsdienst, het leger of de politie betreft, is het in de praktijk amper mogelijk schendingen aan te vechten.209


209 Het is voorgekomen dat, nadat iemand een aanklacht had ingediend, op de familie van betrokkene zoveel druk werd uitgeoefend, dat deze besloot zijn aanklacht in te trekken (bron: Mutaweinat, een Sudanese ngo)

124


---- --