Partij van de Arbeid


PERSBERICHT


Den Haag, 4 februari 2004


PvdA wil ook helderheid in Nederland over massavernietigingswapens en oorlog


De minister-president heeft op 9 september 2003 in zijn brief aan de Kamer expliciet aangegeven dat door de Nederlandse inlichtingendienst gebruik is gemaakt van Britse en Amerikaanse bronnen ter beoordeling van de dreiging die uit zou gaan van het gebruik van massavernietigingswapens door Saddam Hoessein. Tevens heeft MP Balkenende zich in een eerder stadium beroepen op de presentatie van Minister Powell in de Veiligheidsraad. Inmiddels heeft Minister Powell ernstige twijfels over de motieven voor oorlog in Irak. Ook het Nederlandse kabinet dient deze twijfels tot de hare te maken.


Nederland voerde geen onafhankelijke buitenlandse politiek, los van de bondgenoten.


Op dit moment wordt in de Verenigde Staten en in Groot-Brittanië door zowel president Bush als premier Blair erkend, dat een algeheel onderzoek naar zowel de inlichtingen-voorziening als het functioneren van inlichtingendiensten noodzakelijk is, om soortgelijke dreigingssituaties zorgvuldiger te beoordelen. Vooral nu de bewijzen voor de dreiging van massavernietigingswapens met betrekking tot Irak uitblijven en ook niet meer waarschijnlijk wordt geacht door experts als David Kay. Er wordt in deze context gesproken van inaccurate informatie en zelfs van kolossale fouten. Mede op deze informatie is ook de Nederlandse beoordeling gebaseerd geweest. President Bush heeft gesteld de feiten te willen weten. Ook het gebrek aan - internationale - legitimiteit van de wederopbouw is mede terug te voeren op het niet vinden van bewijs van massavernietigingswapens. Dit doet de huidige situatie in Irak, waar ook Nederlandse soldaten zich inzetten voor de wederopbouw, geen goed.


De PvdA vindt het voor de Nederlandse situatie van groot belang dat ook in Nederland zorgvuldige wijze nagegaan wordt hoe de informatievoorziening ten aanzien van. Irak tot stand gekomen is en hoe dat bij toekomstige dreigingen zorgvuldiger en beter kan. De Nederlandse inlichtingendiensten hebben immers ook gebruik gemaakt van de Britse en Amerikaanse informatieverzameling die nu ter discussie staat. Een gebrekkig systeem van nationale en internationale inlichtingenverzameling, dat leidt tot een casus belli, is een ernstige zaak die uitgezocht en in de toekomst voorkomen dient te worden. Daarnaast dient daarbij betrokken te worden hoe en op welke wijze de MIVD en AIVD de internationale bronnen hebben getoetst en hoe zich dit verhoudt tot de uitlatingen van Blicxs en Baradei, die wel mensen op de grond in Irak hadden. Ook de Nederlandse publieke opinie heeft recht op waarheid; het vertrouwen in de inlichtingendiensten nationaal en internationaal moet hersteld worden in een wereld vol dreigingen. Ook de Nederlandse regering moet de moed hebben deze zaak aan de orde te stellen.