Gemeente Utrecht

| |3500 CE UTRECHT | | |Telefoon: (030) 286 11 32 | | |Fax: (030) 286 11 43 | | |Internet: www.utrecht.nl |

Armoede in Utrecht neemt toe: aanpassing rijksbeleid noodzakelijk

Het aantal huishoudens met een laag inkomen is in Utrecht in 2003 voor het eerst sinds jaren gestegen. Het gaat nu om 18.100 huishoudens, dat is 15,4% van het totaal aantal huishoudens. In 2002 was dat nog 14,7%. 13.500 gezinnen in Utrecht leven op of rond het minimum (bijstandsniveau). Dit zijn resultaten van de Armoede Monitor 2003, die wethouder Spekman van Sociale Zaken vandaag presenteerde. De armoede zal de komende jaren verder toenemen. Dit is het gevolg van de verslechterende economie, van bezuinigingen van het rijk op het gemeentelijk budget voor armoedebestrijding en van bezuiningen op onder meer huursubsidie, ziektekosten en prijsstijgingen. De mogelijkheden van gemeenten om financieel bij te mogen springen zijn ingeperkt, terwijl voor de overgebleven gemeentelijke regelingen (als gevolg van rijksbezuinigingen) minder geld beschikbaar is. Het rijk heeft niet goed doorgerekend wat de nadelige effecten van alle bezuinigingsmaatregelen zijn voor huishoudens met een laag inkomen. Deze huishoudens gaan er financieel op achteruit, vooral die op bijstandsniveau. Gemeenten kunnen en mogen dit niet financieel opvangen. Aanpassing van het rijksbeleid is dan ook hard nodig om verdere toename van armoede te voorkomen. Het is nodig dat de gemeente meer vrijheid krijgt om inkomensbeleid te voeren en meer geld hiervoor. Dit bijvoorbeeld binnen financiële marges die het rijk vaststelt, om landelijke inkomensverschillen onder de minima te voorkomen.

De Armoede Monitor 2003 is een rapport dat de gemeente Utrecht jaarlijks opstelt om het bereik van de financiële regelingen voor het bestrijden van armoede in de stad te meten. Met de resultaten kan het armoedebeleid aangescherpt worden. Het college van burgemeester en wethouders heeft zoals beloofd meer geld beschikbaar gesteld voor bestrijding van armoede. Het Utrechtse armoedebeleid richt zich op financiële ondersteuning van gezinnen door verschillende regelingen: ondersteuning voor vaste lasten door middel van kwijtschelding van belastingen, woonlastenfonds, ziektekostenverzekering; ondersteunen voor het vervangen van gebruiksgoederen zoals koelkast en wasmachine (éénmalig bedrag per jaar, de zogenaamde categoriale bijstand); participatiebevordering door middel van de U-pas en ondersteuning bij individuele problemen (bijzondere bijstand, schuldhulpverlening, noodfonds ter voorkoming van huisuitzetting). Voor het Utrechtse minimabeleid was in 2003 EUR 11.4 miljoen beschikbaar. Als gevolg van de nieuwe wet Werk en Bijstand bedraagt het gemeentelijke budget dit jaar slechts EUR 8.7 miljoen. Het rijk voegt hier éénmalig EUR 1.9 miljoen aan toe voor maatregelen voor chronisch zieken.

De belangrijkste resultaten van de Armoede Monitor 2003: (zie ook de bijgevoegde samenvatting)


* Aantal huishoudens in de bijstand
Eind 2003 zaten 9361 huishoudens in de bijstand, dat was eind 2002 nog 8587. De verwachting is dat het aantal gezinnen in de bijstand blijft toenemen. In de voorgaande jaren nam dit aantal juist af met ongeveer 400 tot 500 huishoudens per jaar.
* Van de 5.743 Utrechtse kinderen leeft 12% in een gezin met bijstand;
* Grote verschillen tussen wijken/buurten
In de wijken Overvecht, Noord-West en Zuid-West zijn meer huishouden met een laag inkomen/bijstand dan in de andere Utrechtse wijken. In de buurt Kanaleneiland-Noord is één op de vijf huishoudens afhankelijk van een bijstandsuitkering; in delen van Overvecht is dat één op de zes.
* Het aantal huishoudens met een laag inkomen is in Utrecht lager dan in de andere grote steden, maar hoger dan gemiddeld in Nederland.
* Kwijtschelding van belastingen
In 2002 ontvingen 12.721 gezinnen kwijtschelding van belasting, een afname van 8%. Het rijk schrijft voor dat deze kwijtschelding alleen gegeven mag worden aan mensen met maximaal een inkomen op bijstand/AOW-niveau. Waarschijnlijk zal het aantal toenemen omdat het aantal bijstandsgerechtigden groeit.
* Eénmalige jaarlijkse uitkering (categoriale toeslag) In 2002 hebben 7.341 huishoudens een toeslag ontvangen (zij hebben langer dan 3 jaar een inkomen tot 10% boven het bijstandsniveau). Deze toeslag is in de nieuwe wet Werk en Bijstand per januari 2004 afgeschaft en vervangen door de langdurigheidstoeslag van het rijk. Deze laatste toeslag wordt pas toegekend na 5 jaar en is alleen voor bijstandsgerechtigden en volledig afgekeurde WAO-ers met een inkomen op bijstandsniveau. Veel huishoudens zullen de toeslag dan ook niet langer krijgen, waardoor hun inkomen verslechtert.
* Aanvullende ziektekostenverzekering
In 2003 is de ziekenfondspremie verdubbeld. Veel mensen hebben een aanvullende verzekering, waardoor zij beter verzekerd zijn, maar meer premie moeten betalen. De gemeente droeg voor 14.250 personen EUR 2.47 per persoon per maand bij aan de premie. In 2004 is het ziekenfondspakket verschraald, waardoor een aanvullende verzekering voor onder meer tandartskosten noodzakelijk is. Omdat de premie voor deze verzekering zeer sterk is gestegen, verhoogt de gemeente haar bijdrage tot EUR 7.15 per persoon per maand. Dit om verdere achteruitgang van minimuminkomens te voorkomen.
* Woonlastenfonds
Het bereik van het gemeentelijk woonlastenfonds is met de helft afgenomen tot 1.500 huishoudens. Door een landelijke wijziging in de registratie van huursubsidie kan de gemeente mensen deze financiële ondersteuning niet langer automatisch geven. Met ingang van 2004 zal de huursubsidie verminderen. Omdat de gemeente geen geld heeft om dit met het woonlastenfonds te compenseren, zal de armoede toenemen.
* U-pas
Het aantal mensen dat de U-pas heeft (nu 28.850) en gebruikt blijft stijgen. Een nieuwe en succesvolle regeling is: eettafels voor 55-plussers in de wijken. De gemeente is genoodzaakt om met ingang van 2004 gefaseerd ongeveer EUR 200.000 op de U-pas te bezuinigen.
* Bijzondere bijstand
In 2002 hebben 1967 huishoudens bijzondere bijstand gekregen. De verwachting is dat het aantal aanvragen zal toenemen door het vervallen van de éénmalige jaarlijkse uitkering. Maar individuele bijzondere bijstand verlenen is duur in de uitvoering.
* Schuldhulpverlening
In 2002 hebben 922 Utrechters een regeling aangevraagd. Het aantal aanvragen zal stijgen als gevolg van de verslechterende economie. De gemeente Utrecht heeft dan ook besloten om vanaf 2004 meer geld beschikbaar te stellen voor schuldhulpverlening. Omdat het geld maar één keer kan worden uitgegeven, moet dit wel ten koste van andere regelingen (zoals de U-pas) gaan.

Onderzoek instituut NIBUD
Het instituut NIBUD heeft het effect van het Utrechtse minimabeleid in 2003 onderzocht. De belangrijkste conclusies zijn:


* De Utrechtse regelingen leveren een belangrijke bijdrage aan het bestrijden van de armoede. De huishoudens met een lage huur hebben in Utrecht een grotere vrije bestedingsruimte dan gemiddeld elders in Nederland. De huishoudens met een hoge huur hebben in Utrecht iets minder te besteden dan elders. Zonder woonlastenfonds zou dit nog ongunstiger zijn. Het NIBUD geeft aan dat huishoudens met kinderen in het voortgezet onderwijs het slechtst af zijn: om rond te komen is het voor deze groepen nagenoeg noodzakelijk dat de kinderen eigen bijverdiensten hebben of er moet bespaard worden op uitgaven die we in Nederland als onderdeel van het basispakket beschouwen.
* Het effect van het rijksbeleid vanaf 2004/2005 (onder meer: afschaffing Zalmsnip, verlaging huursubsidie, eigen bijdrage ziekenfondsverzekering, versobering ziekenfondspakket) is: een afname van de (al gering) vrije bestedingsruimte van 26% à 54% in 2005 voor huishoudens met bijstand. In werkelijkheid ligt dit nog hoger omdat het NIBUD op het moment van het onderzoek in Utrecht nog niet alle gegevens had.

Noot voor de media:
Een samenvatting van de Armoede Monitor Utrecht 2003 is bijgevoegd. Voor meer informatie en voor een exemplaar van de Armoede Monitor kunt u contact opnemen met Sylvia Borgman, telefoon 030-286 10 55 of Nicoline Bos, telefoon 030-286 11 38.

Utrecht, 4 februari 2004.

---- --
Samenvatting Armoede Monitor Utrecht 2003

Gemeente Utrecht
In 2003 hebben in Utrecht 18.100 huishoudens een laag inkomen. Hiervan leven er naar schatting 13.500 op of rond het minimum. Deze aantallen liggen hoger dan vorig jaar, voor het eerst sinds jaren is er sprake van een toename. Utrecht heeft wel minder arme huishoudens dan de andere grote steden, maar meer dan gemiddeld in Nederland. Omdat het aantal huishoudens op het minimum groeit, nemen de doelgroepen van de financiële regelingen toe. Van deze regelingen daalt het woonlastenfonds het sterkst, dit omdat de gemeente de uitkering niet meer automatisch kan verstrekken. Het aantal U-pashouders, een financiële ondersteuning ter bevordering van participatie, is echter gestegen. Dit onder andere door een tweetal wijzigingen in de regeling. Utrecht telt naar schatting 1.000 daklozen en 400 thuislozen, dit ligt boven het gemiddelde van de vier grote steden. Het merendeel van de thuislozen heeft een uitkering, onder de daklozen is dit tweederde.

Het college heeft bij haar aantreden de inwoners van Utrecht beloofd extra aandacht aan de armoedebestrijding te besteden. Om het armoedebeleid doelgericht te kunnen aanscherpen, brengt de afdeling Bestuursinformatie de ontwikkeling van de armoede en de resultaten van het minimabeleid regelmatig in beeld. Deze armoede monitor is de tweede in een reeks.

Voor het eerst sinds jaren neemt de armoede in Utrecht toe

Het aantal huishoudens met een laag inkomen in Utrecht daalde al jaren, dit jaar neemt het weer toe. In 2002 had 14,7% van de huishoudens een laag inkomen, dit is in 2003 gestegen naar 15,4%. Momenteel zijn er in Utrecht 18.100 huishoudens met een laag inkomen. Ook het aantal huishoudens in de bijstand en het aantal mensen met WAO of WW neemt toe. 13.500 huishoudens in Utrecht leven in 2003 op of rond het minimum. De recente stijging is niet typisch voor Utrecht, maar vinden we ook landelijk terug. Vergeleken met de drie andere grote steden valt het aandeel lage inkomens in Utrecht mee: 15% (2002) tegenover meer dan 19% in de andere steden. Veelal is sprake van langdurige armoede. Bijna de helft van de huishoudens met een laag inkomen heeft dit al langer dan drie jaar. Meer dan de helft van de bijstandontvangers heeft langdurig bijstand (meer dan 3 jaar). Tweederde van de arbeidsongeschikten is dit vijf jaar of langer.

Veel kinderen groeien op in een bijstandsgezin

12% van de kinderen maakt deel uit van een gezin in de bijstand, anderhalf procent minder dan vorig jaar. Dat zijn op 1 januari 2003 nog 5.743 kinderen. Er zijn meer eenoudergezinnen in de bijstand (1.811) dan echtparen met kinderen (1.080). Overigens heeft een eenoudergezin met de Utrechtse regelingen meer vrij te besteden dan een echtpaar met kinderen. De hogere kosten die de extra persoon met zich meebrengt worden slechts gedeeltelijk gecompenseerd door de hogere bijstandsuitkering voor een echtpaar (NIBUD).

Gebruik woonlastenfonds sterk gedaald

Het woonlastenfonds bereikt dit jaar aanzienlijk minder mensen: 1.547 huishoudens in plaats van de 3.000 van de afgelopen jaren. Door een landelijke wijziging in de registratie van huursubsidie is het niet meer mogelijk rechthebbenden automatisch deze financiële ondersteuning te geven. Woningnet schreef alle rechthebbenden uit het voorgaande jaar aan om hen op de regeling te attenderen, ook stonden er advertenties in de krant. Met al deze inspanningen bleef het bereik toch gering en verminderde dit van 100% naar ongeveer 50%.

Kwijtschelding bereikt minder huishoudens

Naast de woonlasten geeft de gemeente ook ondersteuning voor vaste lasten in de vorm van kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. In 2002 ontvingen 12.721 huishoudens kwijtschelding. Het bereik daalde van 85% in 2001 naar 77% in 2002. Met de verslechtering van de economie, komen in 2002 meer huishoudens in aanmerking voor kwijtschelding. Deze huishoudens zijn mogelijk (nog) niet bekend met het feit dat zij kwijtschelding kunnen aanvragen, of hebben besloten (nog) niet van de regeling gebruik te maken. Overigens kwam de Gemeente Utrecht positief naar voren uit FNV onderzoek onder de Nederlandse gemeenten naar beleid en naar bereik van de kwijtschelding.

Aantallen U-pashouders flink gestegen

Het aantal mensen met een U-pas is sinds 1999 flink gegroeid, namelijk van 23.000 in 2000 naar 28.850 in 2003. Dit komt onder andere door een uitbreiding van de doelgroep, maar ook omdat steeds meer rechthebbenden de pas ook daadwerkelijk in bezit hebben. Het bereik is onder andere zo groot, omdat meer dan de helft van de doelgroep de pas automatisch thuisgestuurd krijgt. Onder de pashouders zijn veel alleenstaanden en veel kinderen. De gebruikers zijn tevreden over de pas, zij waarderen deze een rapportcijfer van 7,7.

De categoriale verstrekking van duurzame goederen gaat automatisch naar bijstandsgezinnen, die langer dan drie jaar bijstand hebben. Het bereik binnen deze groep is daarmee optimaal. Onder de overige huishoudens die er recht op hebben is het bereik in 2002 verbeterd van 50 naar 75%. De FNV vergeleek deze regeling landelijk, Utrecht komt hier positief uit.

Gebruik van maatwerk afgenomen

In 2002 is het aantal toewijzingen van de bijzondere bijstand vergeleken met 2000 gehalveerd. In tegenstelling tot 2000 werd in 2002 een groot aantal bijzondere kosten al door andere regelingen opgevangen. Met de categoriale bijstand en de ziektekostenverzekering kregen rechthebbenden ondersteuning voor aanschaf of vervanging van duurzame goederen en voor ziektekosten. Het was niet meer nodig deze zaken apart aan te vragen. De gemiddelde uitkering van de bijzondere bijstand is ongeveer gelijk gebleven. In 2002 keerde de gemeente Utrecht 2.791 maal bijzondere bijstand uit met gemiddeld E 900 per toewijzing. In meer dan de helft van deze gevallen ging het om een toewijzing voor wonen of medische dienstverlening. Relatief veel bijzondere bijstand ging naar de wijk Oost en weinig naar Noordwest en Zuidwest.

Het aandeel geslaagde trajecten schuldhulpverlening daalde enigszins in 2002. In 2002 zijn wel meer mensen geholpen met eenmalige bemiddeling of met een kennismakingsgesprek. Onder allochtonen is het bereik minimaal.

De laagste inkomens verliezen het meest bij de veranderingen in de regelingen

In 2005 veranderen een aantal regelingen van de financiële ondersteuning van de minima. Mogelijke veranderingen zijn de afschaffing van de Zalmsnip, de verandering van de categoriale regeling in een landelijke regeling, de aangekondigde verlaging van de huursubsidie, de eigen bijdrage van de ziekenfondsverzekering en de versobering van het ziekenfondspakket (met daarmee de verhoging van de premie voor de uitgebreide ziektekostenverzekering). Ook verwachten we effecten van de afschaffing van de onroerend zaak belasting. Het NIBUD rekende de effecten op het inkomen globaal door. Huishoudens op bijstandsniveau worden relatief het meest getroffen. Zij houden een kwart tot de helft minder over. Dit betekent dat de inkomensverschillen toenemen.

|Effecten afschaffing regelingen in 2005                           |
|                       |Bijstan|110%   |120%   |130%   |140%   |
|                       |d = ABW|       |       |       |       |
|                       |100%   |       |       |       |       |
|Alleenstaande 65-, huur|       |       |       |       |       |
|E295                   |       |       |       |       |       |
| vrije bestedingsruimte|148    |221    |214    |234    |314    |
|2003                   |       |       |       |       |       |
| vrije bestedingsruimte|109    |179    |192    |221    |300    |
|2005                   |       |       |       |       |       |
| procentueel verschil  |-26%   |-19%   |-10%   |-6%    |-4%    |
|Alleenstaande 65-, huur|       |       |       |       |       |
|E455                   |       |       |       |       |       |
| vrije bestedingsruimte|142    |218    |197    |191    |205    |
|2003                   |       |       |       |       |       |
| vrije bestedingsruimte|65     |105    |111    |168    |190    |
|2005                   |       |       |       |       |       |
| procentueel verschil  |-54%   |-52%   |-45%   |-12%   |-7%    |
|Eenoudergezin jonge    |       |       |       |       |       |
|kinderen, huur E295    |       |       |       |       |       |
| vrije bestedingsruimte|182    |268    |369    |417    |407    |
|2003                   |       |       |       |       |       |
| vrije bestedingsruimte|128    |223    |327    |382    |379    |
|2005                   |       |       |       |       |       |
| procentueel verschil  |-30%   |-17%   |-11%   |-8%    |-7%    |
|Eenoudergezin jonge    |       |       |       |       |       |
|kinderen, huur E455    |       |       |       |       |       |
| vrije bestedingsruimte|144    |230    |331    |379    |369    |
|2003                   |       |       |       |       |       |
| vrije bestedingsruimte|94     |202    |305    |353    |343    |
|2005                   |       |       |       |       |       |
| procentueel verschil  |-35%   |-12%   |-8%    |-7%    |-7%    |
|Bron: NIBUD 2003                                                  |
In Utrecht zijn meer daklozen dan gemiddeld in grote steden

In Utrecht zijn naar schatting duizend daklozen en vierhonderd thuislozen, dit ligt boven het gemiddelde van de vier grote steden. De daklozen zijn overwegend mannen tussen de 25 en 56 jaar. Circa 53% van de daklozen is drugsafhankelijk. Veel van hen werden dakloos doordat ze uit hun huis werden gezet. Volgens een recent onderzoek zijn de Nederlandse daklozen tegenwoordig gemiddeld zes jaar dakloos, in 1998 bleek uit een Utrechts onderzoek nog 2,5 jaar. Driekwart van de dak- en thuislozen heeft een uitkering. De geschatte 300 personen zonder uitkering zijn vooral daklozen. Als redenen waarom deze daklozen geen uitkering ontvangen, noemt men in de literatuur: Problematische relatie tussen instituties en daklozen. Instellingsculturen staan op gespannen voet met de straatcultuur (van Doorn, 2000) Onbekendheid met mogelijkheden bijstand
Illegaliteit

---- --