Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Noord Afrika en Midden Oosten

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 4 februari 2004

Behandeld


- Mark Singleton


Kenmerk


- DAM-057/03

Telefoon


- +31-70-3485185


Blad


- 1/2

Fax


- +31-70-3486639


Bijlage(n)


- - E-Mail:DAM@minbuza.nl


Betreft


- Uw verzoek inzake juridische consequenties van de bouw van de muur door Israël in de Palestijnse Gebieden-

Met verwijzing naar uw verzoek betreffende de Nederlandse verklaring voor het Internationale Gerechtshof inzake - de adviesaanvraag over de juridische consequenties van de bouw van de muur in de bezette Palestijnse gebieden, informeer ik u als volgt.

De Algemene Vergadering van de VN nam in oktober 2003 een resolutie aan, ingediend door de EU en de tien toetredende landen, waarin wordt gesteld dat "de bouw van de muur in bezet Palestijns gebied, inclusief Oost-Jeruzalem, moet worden beëindigd en teruggedraaid. De muur wijkt af van de Bestandslijn van 1949 en is strijdig met relevante bepalingen van het internationale recht".

In december nam de Algemene Vergadering een resolutie aan waarin het Internationaal Gerechtshof "om advies wordt gevraagd aangaande de juridische consequenties van de bouw van de muur". De EU-landen onthielden zich -net als veel andere landen- van stemming. De resolutie werd echter aangenomen met 90 stemmen voor, 74 onthoudingen en 8 tegen. Het Hof heeft de VN-lidstaten uitgenodigd uiterlijk 30 januari 2004 een schriftelijke verklaring in deze zaak aan het Hof te overleggen. De mondelinge hoorzittingen beginnen op 23 februari a.s.

Nederland en de overige EU-landen stellen zich op het standpunt dat een verzoek om een advies van het Hof niet passend is omdat dit niet zal bijdragen aan de inspanningen van de partijen om de politieke dialoog te hervatten. Dat was reden voor de EU om zich afgelopen december te onthouden van stemming op de resolutie die de zaak aan het Hof voorlegt.

Het EU voorzitterschap heeft op 30 januari jl. een verklaring afgegeven aan het Hof waarin er nogmaals op gewezen wordt "dat de barrière afwijkt van de Bestandslijn van 1949 en in strijd is met het internationaal recht". Echter, de EU is om bovengenoemde redenen van mening dat een advies van het Hof niet passend is. Daarnaast heeft Nederland, evenals een aantal andere lidstaten, een nationale verklaring aan het Hof overhandigd. Nederland erkent daarin de competentie van het Hof in dezen, maar vraagt het Hof gebruik te maken van haar discretionaire bevoegdheid om het verzoek om een advies niet te honoreren. Hierbij wordt de EU positie ten aanzien van de adviesaanvraag aangehaald. In de brief wordt voorts benadrukt dat Nederland de bouw van de muur in de Palestijnse gebieden, inclusief Oost-Jeruzalem, in afwijking van de Bestandslijn van 1949, in strijd acht met relevante bepalingen van het internationale recht.

Het is aan het Internationaal Gerechtshof te beslissen wanneer de verklaringen van VN lidstaten openbaar worden gemaakt.

Tot slot zij vermeld dat de regering bijzonder bezorgd is over het tracé dat voor de veiligheidsbarrière is uitgezet. De voorgenomen afwijking van het tracé van de "groene lijn" zou een hypotheek kunnen leggen op de toekomstige onderhandelingen en de tweestatenoplossing materieel onuitvoerbaar kunnen maken. Voorts wordt de economische en humanitaire situatie van de Palestijnse bevolking ernstig aangetast. Nederland roept Israël dan ook op de bouw van de muur ongedaan te maken.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

===