Vrije Universiteit Amsterdam

Informatie voor de pers. Vrije Universiteit Amsterdam. 00/00/0000


---

Veluwe was ooit grootste productiecentrum van ijzer

De ijzerindustrie op de stuwwallen van de Veluwe was in de vroege middeleeuwen een van de grootste van Noordwest Europa. In de periode van de zevende tot de negende eeuw AD moet daar ruim 50.000 ton ruwijzer uit ijzererts zijn gewonnen.

Dit blijkt uit onderzoek van geochemicus Ineke Joosten die samen met een archeoloog de technologie, de economische betekenis en het ineenstorten van deze eens bloeiende, vroeghistorische industrie onderzocht. Het proefschrift van Joosten, dat zij verdedigt op 5 februari, behandelt met name de technologie van de vroeghistorische ijzerwinning.

Bij het productieproces werd het metaal in de vaste toestand uit ijzererts gewonnen. Dat gebeurde in kleine met houtskool gestookte ovens. Houtskool reduceert het ijzeroxide in het erts tot metallisch ijzer. De houtskool leverde dus zowel de hoge temperatuur in de oven, als een voldoende reducerende atmosfeer.

Joosten kon het rendement van het vroeghistorische ijzerproductie proces in de Veluwe, zo"n 50%, berekenen aan de hand van de chemische samenstelling van de slakken en de klapperstenen, het gebruikte ijzererts. Veldverkenningen toonden aan dat in het Veluwe gebied tenminste 110.000 ton slak aanwezig moet zijn geweest. Veel van de slakkenhopen zijn inmiddels verdwenen, gebruikt als wegverharding of als erts in de hoogovens. Uit deze geschatte hoeveelheid slak volgt dat er uit circa 200.000 ton klappersteen minimaal 55.000 ton ruwijzer in de Veluwe moet zijn geproduceerd. Een deel van het Veluwse ijzer is waarschijnlijk naar de Karolingische handelsplaats Dorestad, het huidige Wijk bij Duurstede, geëxporteerd en mogelijk verder verhandeld.

Joosten onderzocht ook de relatie tussen de ontbossing van de Veluwe in de middeleeuwen en de ijzerindustrie. De ijzerproductie vroeg, gedurende de minimaal 250 jaar dat deze in bedrijf was, tenminste 110.000 ton houtskool. De eerdere veronderstelling dat het hoge brandstofverbruik ten behoeve van de ijzerproductie tot ernstige aantasting van de bossen en daarmee indirect tot winderosie heeft geleid, wordt niet ondersteund door pollendiagrammen van de regio. Deze tonen aan dat de ontbossing van de Veluwe niet door de vroegmiddeleeuwse ijzerindustrie is veroorzaakt maar dat deze pas begon nadat de ijzerindustrie was opgehouden. Het eind van de produktie is waarschijnlijk niet veroorzaakt door een brandstoftekort. Mogelijk was het ijzererts op of was de markt voor ijzer ingestort.

De ijzerproductie op de Veluwe was historisch gezien wel de grootste van Nederland maar niet de eerste. De vroegste sporen van ijzerproductie in Nederland dateren uit de Romeinse periode en worden buiten het Romeinse Rijk gevonden in het gebied van Germania Libera dat ook wel Inheems Romeins wordt genoemd. Langs de armen van de rivier de Vecht in Overijssel, zijn verschillende sites met kleinschalige ijzerproductie gevonden. Daarnaast is in Heeten een grootschalige ijzerproductiesite opgegraven. De inheems Romeinse ijzerproductie maakte gebruik van lokaal moerasijzererts. De kleinschalige sites produceerden gedurende hun bestaan zo"n 40 kilogram ijzer - waarschijnlijk net voldoende om in de jaarlijkse behoefte te voorzien. In Heeten daarentegen werd maar liefst 45 ton ijzerslak aangetroffen. Aan de hand van de chemische samenstelling van erts en slak is berekend dat daar minstens 16 ton metallisch ijzer is geproduceerd. De archeologische vondsten wijzen erop dat de ijzerwinning hoogstens 30 tot 35 jaar heeft geduurd, wat neerkomt op een jaarlijkse productie van een halve ton ijzer. Dit is veel meer dan een landelijke nederzetting in die regio in die periode nodig had en daarom moet naar een andere reden voor de enorme productie worden gezocht. De inheems Romeinse ijzerindustrie in Heeten heeft tenminste 40 ton houtskool verstookt. Hoogstwaarschijnlijk is een groot gebied rond Heeten voor de houtskoolproductie ontbost en brandstoftekort heeft daar mogelijk geleid tot het einde van de ijzerproductie.



Vrije Universiteit Amsterdam