Belevingsmonitor rijksoverheid
Nr. Lijst van vragen en antwoorden
Vastgesteld ..... 23 januari 2004
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 1) heeft de navolgende vragen over de
brief van de Minister-president, de minister van Algemene Zaken, over de Belevingsmonitor Rijksoverheid
(brief BZK-03-618) aan de regering voorgelegd.
De regering heeft deze vragen beantwoord bij brief van 3 februari 2004.
De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Noorman-Den Uyl
Adjunct-griffier van de commissie,
Hendrickx
Nr Vraag Blz
van tot
1 Hoe is de bereidheid van departementen om mee te werken aan de 0
belevingsmonitor?
Antw De opzet en uitvoering van de belevingsmonitor zijn steeds besproken met
alle departementen. De bereidheid van de departementen om aan de monitor
mee te werken is dan ook groot.
2 Kan de Kamer de beschikking krijgen over de uitvoerige evaluatie van de 1
belevingsmonitor?
Antw Er bestaat geen bezwaar tegen om de evaluatie-notitie ter beschikking te
stellen van de Kamer. De notitie is als bijlage bijgevoegd. (*)
3 Was de tijdsdruk op departementen van een maandelijkse belevingsmonitor 1
niet te voorzien geweest? Zo neen, waarom niet? Op welke wijze zal de
verlaging van de meetfrequentie de kwaliteit van de belevingsmonitor doen
toenemen?
Antw Achteraf beschouwd kan de maandelijkse frequentie van de
belevingsmonitor erg ambitieus worden genoemd. Vooraf heeft de
Voorlichtingsraad zich wel gerealiseerd dat de monitor een flink beslag op
de capaciteit van de departementen zou leggen, maar door goede
Vragenlijst Belevingsmonitor BZK-03-618 antw.doc 1/10
werkafspraken te maken en op ieder departement een contactpersoon te
benoemen werd het mogelijk geacht. Gaande het traject werd echter
duidelijk dat voor het zorgvuldig vaststellen van de issues en aspecten meer
interne afstemming was vereist. Nu op een lagere frequentie wordt
overgestapt is er meer ruimte voor overleg binnen het ministerie en tussen
de ministeries onderling. Bovendien was er door de hoge frequentie
nauwelijks gelegenheid om na te denken over de vraag wat er met de
uitkomsten van de monitor gedaan zou kunnen worden.
4 Waarom legt de monitor meer het accent op zaken die het kabinet in gang 1
zet? Op welke wijze kunnen burgers hun oordeel geven over zaken die het
kabinet juist niet in gang zet, maar die zij wel van belang achten?
Antw Door het accent meer te leggen op zaken die het kabinet in gang zet, ontstaat
de mogelijkheid om bij de vormgeving van nieuw beleid rekening te houden
met de uitkomsten van de belevingsmonitor. Bovendien is het relevant om
het oordeel van de burger te vernemen over de beleidsvoornemens van het
kabinet. De beleving van de burger en het kabinetsbeleid worden dus
nauwer aan elkaar gekoppeld.
Natuurlijk biedt de monitor ook de mogelijkheid om zich over andere
onderwerpen uit te spreken. Dat kan op twee manieren:
- over ieder `issue' wordt gevraagd welke deelonderwerpen de respondent
zelf het eerst zou aanpakken;
- het kwalitatief onderzoek, dat eveneens ieder kwartaal plaatsvindt, is
gericht op het signaleren van zogenaamde `onderstromen'. Daarmee worden
die onderwerpen bedoeld die de burger kennelijk belangrijk vindt, maar die
door het kabinet nog niet als zodanig zijn herkend.
5 Blijft, ondanks het feit dat kwalitatief onderzoek meer verankerd wordt in de 1
belevingsmonitor, het kwantitatieve deel van het onderzoek op peil? Zo
neen, waarom niet?
Antw Het aantal opgenomen onderwerpen wordt teruggebracht (van 75 naar 12)
waardoor met minder kwantitatieve metingen kan worden volstaan, zonder
dat dit ten koste gaat van de hoeveelheid informatie per onderwerp. Hiermee
blijft het kwantitatieve deel op peil. De kwaliteit wordt verder vergroot door
over alle onderwerpen die in het kwantitatief onderzoek aan bod komen
vervolgens kwalitatief onderzoek te houden. Hierdoor ontstaat een betere
balans tussen beide onderzoekscomponenten.
6 Hoe heeft er een belevingsmonitor tot stand kunnen komen met zoveel 1
mankementen? In hoeverre waren de opgesomde verbeterpunten
voorzienbaar?
Vragenlijst Belevingsmonitor BZK-03-618 antw.doc 2/10
Antw Het is voor het eerst dat een belevingsmonitor met een dergelijke omvang en
complexiteit is ontwikkeld. Daarom is bij de start van de monitor al
aangekondigd dat na zes metingen een evaluatie zou plaatsvinden. In
methodologisch opzicht kende de belevingsmonitor geen grote
mankementen. De verbeterpunten hebben met name betrekking op het
vergroten van de bruikbaarheid van de resultaten. Vooraf was niet duidelijk
tot welke uitkomsten de monitor zou leiden en kon dus ook niet worden
ingeschat in hoeverre deze voor de departementen bruikbaar zouden zijn. Na
het opleveren van de rapportages nam de behoefte toe om in het beleid en/of
de communicatie op de uitkomsten in te spelen. Daarvoor is nodig dat de
uitkomsten goed geduid kunnen worden en daartoe bood de monitor nog te
weinig aanknopingspunten. Door de vraagstelling aan te scherpen, vaker
kwalitatief onderzoek te doen en een media-analyse toe te voegen kunnen de
uitkomsten beter worden geduid zodat gericht kan worden gewerkt aan
bijstelling van het beleid en/of de communicatie.
7 Waarom acht de regering de mogelijke relatie tussen berichtgeving in de 1 2
media en het oordeel van de burger over de onderzochte onderwerpen van
belang voor de belevingsmonitor? Kunnen burgers berichtgeving niet zelf
op haar eigen merites beoordelen? Waarom koppelt de regering een
inhoudelijke media-analyse aan de belevingsmonitor? Hoe ziet die analyse
eruit, wie maakt haar en voor wie is ze bestemd?
Antw Oordelen van burgers over beleid komen voor een deel tot stand door de
wijze waarop de regering feitelijk handelt en functioneert. Burgers vormen
zich ook een oordeel op basis van de berichtgeving in de media (zie onder
meer de rapporten `In dienst van de democratie' van de Commissie
Toekomst Overheidscommunicatie, ´Medialogica´ van de Raad voor
Maatschappelijke Ontwikkeling en ´Politiek en media´ van de Raad voor het
Openbaar Bestuur). Om zicht te krijgen op de relatie tussen de berichtgeving
in de media en de beleving van het functioneren van de overheid is het van
belang een inhoudelijke media-analyse te koppelen aan de
belevingsmonitor. De media-analyse vervult drie functies:
1) Duiden van gegevens van de belevingsmonitor (veranderingen in
beleidstevredenheid) aan de hand van de maatschappelijke actualiteit en
media-aandacht en het vaststellen van het opinieklimaat (mate van steun,
kritiek regeringsbeleid per issue)
2) Het signaleren van trends (media-aandacht voor prioriteiten)
Bij het signaleren van trends wordt in kaart gebracht hoeveel aandacht
de media besteedt aan beleidsprioriteiten. Hieruit kan worden afgeleid of
er een match of mismatch is tussen de beleidsagenda en de media-
agenda.
3) Het vaststellen van de context waarin de publieke discussie wordt
gevoerd. Deze is van invloed op de beeldvorming over het onderwerp en
kunnen richtinggevend zijn voor maatschappelijke discussies over het
beleid.
De media-analyse wordt uitgevoerd door een onafhankelijk
Vragenlijst Belevingsmonitor BZK-03-618 antw.doc 3/10
onderzoeksbureau. De aanbesteding hiervoor is in voorbereiding en wordt
gecoördineerd door de Rijksvoorlichtingsdienst. Bij de aanbesteding wordt
gebruik gemaakt van de ervaringen die verschillende ministeries op dit
gebied hebben opgedaan. De resultaten zijn bestemd voor alle
departementen (zie ook vraag 1)
8 In hoeverre zal de accentverschuiving naar zaken die door het kabinet in 2
gang gezet worden daadwerkelijk de bruikbaarheid van de uitkomsten
waarborgen? Het lijkt nu of men alleen actief beleid vanuit de overheid wil
onderzoeken, maar let men ook op achterliggende ontwikkelingen in de
samenleving? Wat zijn de gevolgen? De motivatie hiervoor is erg summier,
kan die wat uitgebreider toegelicht worden?
Antw De accentverschuiving naar zaken die het kabinet in gang zet, vergroot de
bruikbaarheid omdat de uitkomsten meteen een rol kunnen spelen bij de
vormgeving van dat nieuwe beleid. Zoals aangegeven in het antwoord op
vraag 4 is er in de belevingsmonitor ook aandacht voor het signaleren van
de onderstromen. Na ieder kwantitatief onderzoek vindt er kwalitatief
onderzoek plaats. Daarin worden de bevindingen uit het kwantitatieve
onderzoek nader uitgediept en wordt onderzoek gedaan naar onderwerpen
die het publiek belangrijk vindt en nog niet de aandacht van de regering
hebben. Daarmee wordt een breder en dieper inzicht verkregen in
onderwerpen die bij het publiek leven.
9 Waarom wordt de formulering "politiek relevante thema's" benadrukt? 2
Richt de belevingsmonitor zich ook op maatschappelijk relevante thema's?
Waar liggen voor u de overeenkomsten en verschillen tussen politiek en
maatschappelijk relevante thema's?
Antw De formulering `politiek relevante thema's' is bedoeld om te benadrukken
dat de eerste invalshoek bij het selecteren van onderwerpen het
Hoofdlijnenakkoord en het Beleidsprogramma zijn. Het gaat er dus niet om
om in de monitor per se alle beleidsterreinen evenwichtig aan bod te laten
komen. De selectie is gericht op die onderwerpen die de komende periode
op de politieke agenda staan, zodat de uitkomst van de belevingsmonitor
een rol kan spelen bij de discussie over en vormgeving van het beleid. De
formulering `politiek relevante thema's' is nadrukkelijk niet bedoeld om een
tegenstelling te creëren met `maatschappelijk relevante thema's'.
Integendeel, in de meeste gevallen zullen de politiek en maatschappelijk
relevante thema's samenvallen. Voor zover ze niet samenvallen, zal dat uit
het kwalitatief onderzoek blijken (zie vraag 4 en 8). De belevingsmonitor
geeft dus zowel inzicht in de politiek als maatschappelijk relevante thema's.
10 Hoe ligt het evenwicht tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek? Wordt 2
de druk op het onderzoek niet groter door extra kwalitatief onderzoek te
laten verrichten, bezien in het licht van de vermindering van de frequentie
Vragenlijst Belevingsmonitor BZK-03-618 antw.doc 4/10
door de toegenomen tijdsdruk?
Antw Voor het antwoord op het eerste deel van de vraag wordt verwezen naar het
antwoord op vragen 4 en 8.
De druk wordt niet groter. Door afname van kwantitatief onderzoek en een
beter afgestemde planning en spreiding van beide onderzoeksmethodes
ontstaat een beter evenwicht.
11 Kan de regering het toevoegen van de media-analyse aan de 2
belevingsmonitor nader toelichten? Wat is de argumentatie hiervoor? Welke
vorm zal dit krijgen?
Antw Verwezen wordt naar het antwoord op vraag 7.
12 Op grond waarvan komt de regering tot de conclusie dat de 2
belevingsmonitor te weinig gericht was op 'politiek relevante onderwerpen'?
Wie bepaalt wat politiek relevante onderwerpen zijn? Was een van de
doelstellingen van de belevingsmonitor niet juist het beter peilen van wat
burgers belangrijk vinden? Kunnen burgers niet zelf uitmaken wat zij
politiek relevant vinden? Hoe verhoudt de verandering van de
belevingsmonitor naar meer nadruk op politiek relevante onderwerpen zich
tot de regeringsdoelstelling om het 'luisterend vermogen' van de overheid te
vergroten?
Antw Zie antwoord op vraag 9. De belevingsmonitor zal duidelijk maken of de
thema's uit het Hoofdlijnenakkoord en het Beleidsprogramma ook door de
burger relevant worden gevonden. Het kwalitatief onderzoek maakt
duidelijk welke andere thema's door het publiek van belang worden
gevonden en door het kabinet kennelijk (nog) niet. De belevingsmonitor is
een van de instrumenten om inhoud te geven aan het `luisterend vermogen'
van de overheid.
13 Op welke wijze wordt de vraagstelling aangescherpt? Waarom vindt de 2
regering dit nodig? In welke mate is de vraagstelling nog objectief?
Antw Vraagstelling wordt op twee manieren aangevuld.
1. Door vragen over ervaring, betrokkenheid en kennis over
onderwerpen toe te voegen. De regering wil daarmee beter zicht
krijgen op de vraag onder welke groepen in de samenleving zich
relatief veel of weinig onvrede manifesteert.
2. Door minder naar algemene beleving te vragen en meer specifieke
oordelen over beleid en communicatie te meten. Hierdoor wordt de
bruikbaarheid van het onderzoek vergroot.
Vragenlijst Belevingsmonitor BZK-03-618 antw.doc 5/10
Door de vraagstelling te bespreken in een breed samengestelde
begeleidingscommissie en voor te leggen aan specialisten bij het Sociaal en
Cultureel Planbureau is deze zo zuiver mogelijk geformuleerd.
14 Krijgt de Kamer de beschikking over de evaluatie van de nieuwe opzet van 2
de belevingsmonitor?
Antw Na een jaar zal de nieuwe opzet van de belevingsmonitor worden
geëvalueerd. De Kamer zal in 2005 opnieuw worden geïnformeerd over de
bevindingen.
15 Welke onderwerpen worden geselecteerd voor de nieuwe 2
belevenismonitoren, zijn dit telkens actualiteitsgerelateerde onderwerpen, of
hebben zij ook een wederkerend karakter, opdat er eventuele trends
waargenomen kunnen worden? Op grond van welke criteria worden deze
onderwerpen geselecteerd?
Antw In de belevingsmonitor komen 12 issues aan de orde. Elk issue is vervolgens
onderverdeeld in vijf aspecten. De selectie is in nauw overleg met alle
departementen tot stand gekomen en getoetst in de Begeleidingscommissie.
De selectie is voor een belangrijk deel gebaseerd op het Beleidsprogramma.
Daarnaast is gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek waarin
focusgroepen zich konden uitspreken over de thema's die in eerste instantie
door de departementen waren aangeleverd.
Voorgesteld wordt de volgende issues te onderzoeken: Verkeer en vervoer,
Veiligheid, Criminaliteit, Onderwijs en kennis, Integratie / immigratie,
Relatie burger overheid, Sociale zekerheid, Financiën en koopkracht,
Economie en werkgelegenheid, Natuur en milieu, Zorg, Europa en
internationaal beleid. Deze onderwerpen worden periodiek gemeten, zodat
er trends zijn waar te nemen.
16 Welke invloed heeft het in de tweede suppletore begroting voor 2003 2
(Kamerstukken 29327) aangekondigde 'temporiseren van de uitgaven' voor
het Actieprogramma Overheidscommunicatie op de belevingsmonitor?
Antw De jaarlijkse uitgaven aan het gehele Actieprogramma
Overheidscommunicatie worden verlaagd door de diverse projecten in het
Actieprogramma te temporiseren en in overeenstemming te brengen met het
jaarlijks beschikbare budget. Niet alle projecten zijn gelijktijdig gestart,
maar worden verdeeld over de gehele looptijd van het Actieprogramma
(2002 2006). Voor het project Belevingsmonitor zijn er geen financiële
consequenties.
Vragenlijst Belevingsmonitor BZK-03-618 antw.doc 6/10
17 Gezien het voornemen om de oplage van de belevenismonitor te reduceren 2
van 12 keer per jaar naar vier keer per jaar, is het dan niet mogelijk om ook
de uitgaven te reduceren?
Antw De meetfrequentie van de kwantitatieve onderzoekscomponent is
gereduceerd, maar daar staat tegenover dat meer kwalitatief onderzoek
wordt uitgevoerd en een media-analyse wordt toegevoegd. De aanpassingen
in de belevingsmonitor zijn hierdoor budgettair neutraal.
18 Welke betekenis heeft de voorgenomen media-analyse voor het beleid? Op 2
welke manier wil de regering de resultaten van de media-analyse gebruiken
in haar communicatie met de burger en in haar contacten met de pers?
Antw Zie antwoord op vraag 7. De media-analyse levert 3 soorten informatie op:
duidingsinformatie, signaleren van trends en contextinformatie. Op basis
van deze informatie kan efficiënter worden bepaald welke informatie nog
nodig is om aanwezige kennis (bij burger en media) te vergroten en op
welke wijze de doelgroepen het best kunnen worden bereikt.
(*)
Aan Datum
29 oktober 2003
Van Kenmerk
Voorlichtingsraad 03.463094
Auteur Betreft
Evaluatie Belevingsmonitor
C.C.
1. Inleiding
Recent onderzoek van het SCP laat zien dat de ontevredenheid over de overheid de afgelopen jaren onder alle
lagen van de bevolking sterk is toegenomen. In het Hoofdlijnenakkoord refereert het kabinet aan de `te grote
afstand tussen overheid en burger' als verklaring voor de kennelijke onvrede. De overheid wordt door het
kabinet gekwalificeerd als `minder doeltreffend en doelmatig dan gewenst'. Verbetering van de voorbereiding
van overheidsbesluitvorming en vergroting van het luisterend vermogen van de overheid worden als mogelijke
oplossingen in beeld gebracht. Daarnaast kondigde het kabinet een modernisering van de overheid aan, onder
meer om de prestaties van de overheid beter te kunnen toesnijden op de `wensen van mensen'.
Een instrument dat het kabinet bij het realiseren van deze ambities kan helpen is de belevingsmonitor, die in
februari 2003 van start is gegaan. Bij de start van de belevingsmonitor is afgesproken dat na de eerste zes
Vragenlijst Belevingsmonitor BZK-03-618 antw.doc 7/10
metingen een evaluatie zou plaatsvinden. Die evaluatie is nu aan de orde. Zij heeft als doel het instrument
scherper te maken en de bruikbaarheid te vergroten. De opmerkingen die in de ministerraad over de
belevingsmonitor zijn gemaakt, staan bij de evaluatie centraal. Ook ervaringen van de departementen zijn in de
evaluatie verwerkt.
2. Ervaringen tot nu toe
Het gebruik dat van de belevingsmonitor wordt gemaakt verschilt van departement tot departement. Daar waar
het ene departement de uitkomsten heeft benut om de beleidsthema's voor de komende jaren vast te stellen, nam
het andere departement vooral een afwachtende houding aan. In een aantal gevallen bood de monitor een
handvat om het beleid of de communicatie van de overheid aan te scherpen, maar te vaak bood het verkregen
inzicht te weinig aanknopingspunten om het overheidshandelen of de overheidscommunicatie te beïnvloeden. In
dat opzicht schiet de belevingsmonitor in zijn huidige opzet tekort.
Er zijn vier onderdelen van de monitor die voor verbetering in aanmerking komen.
1. Te weinig focus
De belevingsmonitor heeft betrekking op het gehele overheidsbeleid. In ieder onderzoek kwamen maar liefst
negentig onderwerpen aan de orde en in totaal zijn 450 verschillende onderwerpen onder de loep genomen,
variërend van `veiligheid' tot de `zorg voor de bescherming van bedreigde planten in andere landen'. Dat is
teveel van het goede gebleken. Door de enorme hoeveelheid gegevens is het moeilijk om precies de vinger op de
zere plek te leggen. Bovendien stond de onderwerpkeuze los van de politieke actualiteit. Om in te kunnen spelen
op politieke besluitvorming en met gerichte aanbevelingen te kunnen komen, is het nodig dat meer focus in het
onderzoek wordt aangebracht, ook door selectie van onderwerpen over de grenzen van de departementen heen.
2. Te hoge meetfrequentie
De maandelijkse frequentie van de monitor leidde tot een grote tijdsdruk op de departementen en dat heeft zowel
de kwaliteit als de bruikbaarheid geschaad. Terwijl het ene onderzoek werd opgeleverd, moest het volgende
alweer worden voorbereid. Met als gevolg dat de uitkomsten niet de aandacht kregen die ze verdienden en de
selectie van nieuwe onderwerpen niet altijd goed kon worden doordacht.
3. Scheve verhouding tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek
De belevingsmonitor voorzag in de mogelijkheid om in aanvulling op het kwantitatief onderzoek verdiepend
kwalitatief onderzoek te laten doen. Daar is maar sporadisch gebruik van gemaakt. Toch leverde juist dit
kwalitatief onderzoek (gesprekken met focusgroepen over bijvoorbeeld veiligheid en waarden en normen)
verrassende en bruikbare uitkomsten op. Door de nadruk op het kwantitatieve onderzoek was de interpretatie van
de uitkomsten te veel gericht op de cijfers en te weinig op de wereld achter die cijfers.
4. Onheldere vraagstelling
De evaluatie heeft aangetoond dat de uitkomsten een diffuus beeld opleveren. Is men ontevreden over de inhoud
van het beleid of over de uitvoering? De monitor maakt dat onvoldoende duidelijk. Ook de vragen over de
communicatie van de overheid leveren geen helder beeld op. De onvrede is groot, maar met die constatering ben
je er natuurlijk nog niet. Gerichte informatie is nodig om die onvrede terug te dringen.
3. Voorstellen voor aanpassing van het instrument
In deze paragraaf worden voorstellen gedaan om de tekortkomingen op te heffen. Alle aanpassingen worden
binnen het vastgestelde budget gerealiseerd. Voor de belevingsmonitor is in totaal een bedrag van 3,6 miljoen
voor de periode van
Vragenlijst Belevingsmonitor BZK-03-618 antw.doc 8/10
2002 tot en met 2006 gereserveerd. Daarvan is tot nu toe ongeveer 900.000 gebruikt.
1. Accent op Hoofdlijnenakkoord en Beleidsprogramma
De prioriteiten van het kabinet zijn vastgelegd in het Hoofdlijnenakkoord en het Beleidsprogramma. Het ligt
voor de hand de onderwerpen van de belevingsmonitor aan deze beleidsdocumenten te ontlenen. De monitor
moet niet alles willen onderzoeken, maar het accent leggen op de zaken die de komende jaren door het kabinet in
gang worden gezet. Dat verhoogt de bruikbaarheid van de uitkomsten, omdat deze een rol kunnen spelen bij de
invulling van het beleid. Door de onderwerpen in samenspraak met de ambtelijke top en de bewindslieden van
een departement te selecteren, kan worden gegarandeerd dat de monitor zich ook echt richt op de politiek
relevante thema's.
2. Verlagen van de meetfrequentie
Om de kwaliteit van de aanbevelingen en daarmee de bruikbaarheid te vergroten, wordt voorgesteld de
frequentie te verlagen van maandelijks naar eens per kwartaal.
In de aangepaste belevingsmonitor is ruimte voor zes thema's per meting. Om toch de belangrijkste
beleidsprioriteiten van het kabinet in de breedte te kunnen volgen, wordt voorgesteld om 12 onderwerpen te
selecteren en te verdelen over twee metingen. Hierdoor worden trends gemeten over een periode van zes
maanden. Per kwartaal zal een rapportage aan het kabinet worden aangeboden.
3. Evenwicht tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek
Gezien de duidelijke meerwaarde van kwalitatief onderzoek wordt voorgesteld om het kwalitatief onderzoek
meer in de belevingsmonitor te verankeren. Hierdoor ontstaat een beter beeld van de leefwereld van de burger. In
de nieuwe belevingsmonitor zullen voortaan alle opgenomen onderwerpen door middel van kwalitatief
onderzoek worden uitgediept. Zo ontstaat een cyclus waarin kwantitatief toetsend en kwalitatief verdiepend
onderzoek elkaar opvolgen en aanvullen.
4. Verhelderen en uitbreiden van vraagstelling
Om de resultaten beter te kunnen interpreteren, wordt de vraagstelling op vijf punten aangescherpt:
- Er wordt onderscheid gemaakt tussen het belang van het thema voor de burger zelf en het belang dat er
volgens hem is voor de Nederlandse samenleving als geheel.
- In kaart wordt gebracht hoeveel kennis men al heeft van een bepaald beleidsterrein.
- Ook is het relevant om te vragen of de burger persoonlijke ervaring met het onderwerp heeft opgedaan
(bijvoorbeeld als reiziger van het openbaar vervoer of als gebruiker van een zorginstelling).
- Er wordt expliciet gevraagd naar zowel de tevredenheid over de gemaakte beleidskeuzes als de
tevredenheid over de slagvaardigheid en handhaving van het beleid.
- Om meer inzicht te krijgen in de waardering van de overheidscommunicatie zullen enkele specifieke
vragen over de communicatie worden toegevoegd.
Om zicht te krijgen op de relatie tussen de berichtgeving in de media en de manier waarop men tegen het
functioneren van de overheid aankijkt, wordt voorgesteld een inhoudelijke media-analyse aan de
belevingsmonitor te koppelen. De media-analyse zal een belangrijke rol spelen bij het interpreteren van de
resultaten. De aanbesteding zal zo worden ingericht dat alle departementen ook voor aanvullend onderzoek
gebruik kunnen maken van het contract.
De aanpassingsvoorstellen moeten van de monitor een instrument maken dat niet alleen laat zien wat er onder de
burgers leeft, maar dat de overheid ook in staat stelt om de burger beter te bedienen. Hierin moet overigens geen
pleidooi worden gezien voor een democratie die is gebaseerd op opiniepeilingen. Waar het om gaat is dat de
Vragenlijst Belevingsmonitor BZK-03-618 antw.doc 9/10
overheid een zo goed mogelijk inzicht heeft in de beleving van de burger, zodat daar rekening mee kan worden
gehouden. Soms door het overheidshandelen bij te stellen en soms door uit te leggen waarom het
overheidshandelen afwijkt van wat de burger verwacht of wenst.
4. Beslispunt
Samengevat wordt een uitspraak gevraagd over het volgende beslispunt:
1. Gaat de ministerraad akkoord met de voortzetting van de belevingsmonitor en met de voorgestelde
aanpassingen?
Vragenlijst Belevingsmonitor BZK-03-618 antw.doc 10/10
Ministerie van Algemene Zaken