Openbaar Ministerie

5 februari 2004

Rijverbod bij ontdekking radardetector

Verkeer

Wanneer een automobilist met een radardetector bij een verkeerscontrole tegen de lamp loopt, moet naast de boete van 250,- de radardetector worden ingeleverd. Wanneer demontage ter plaatse niet mogelijk is, vordert de politie het kentekenbewijs deel 1 in en is de bestuurder verplicht de radardetector binnen vier weken in te leveren. In deze periode is het verboden met het voertuig te rijden. Wel krijgt de bestuurder een ontvangstbewijs van deel 1 waarmee het is toegestaan om het voertuig op de weg te laten staan. Wanneer de radardetector niet binnen vier weken is gedemonteerd of wanneer de radardetector niet volledig is verwijderd, wordt deel 1 van het kentekenbewijs naar de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) gestuurd. Het betreffende voertuig moet daar opnieuw worden gekeurd. Een keuring brengt niet alleen kosten met zich mee, maar het kan ook enige tijd duren voordat deze keuring mogelijk is. Totdat het voertuig is goedgekeurd is het niet toegestaan om ermee te rijden. Sinds de invoering van het verbod op de radardetector op 1 januari van dit jaar heeft de politie al tientallen radardetectoren in beslag genomen. Uit cijfers van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) blijkt dat in de eerste vijf weken van het jaar 220 automobilisten hun radardetector bij een politiecontrole kwijt zijn geraakt. De eerste radardetector werd al in de vroege ochtend van Nieuwjaarsdag in beslag genomen. De politie neemt naleving van het verbod mee in de reguliere controles. Ook de handel in radardetectoren is verboden. Bronnen: BVOM en CJIB