Socialistische Partij

Van Bommel over arbeidsmigratie uit Oost-Europa


03-02-2004 * Te vaak wordt er over arbeidsmigratie en migratie in zijn algemeenheid gesproken alsof het om onbeheersbare processen zouden zijn, en niet het gevolg van een beleid dat de overheid kan voeren in de sfeer van investeringen en werkgelegenheid. In feite hebben we het over zaken die politiek aangestuurd kunnen en moeten worden. Lees hier de bijdrage van Harry van Bommel aan het debat over arbeidsmigratie uit Oost-Europa.

De brief van de staatssecretaris maakt duidelijk dat het loslaten van de huidige regels voor arbeidsmigratie voor de nieuwe EU-lidstaten leidt tot duizenden of zelfs tienduizenden extra immigranten naar Nederland.

Het voorgestelde aantal van 22.000 lijkt dan ook een willekeurig aantal.

Dat roept de vraag op of het beeld juist is dat in de media is ontstaan.

Zijn de 22.000 een compromis tussen twee bewindspersonen, namelijk Zalm die zegt: grenzen dicht en Brinkhorst die zegt: grenzen open?

Uitgangspunt binnen de Europese Unie is dat er uiterlijk in 2011 sprake zal zijn van een vrij verkeer van personen.

Als Nederlands parlement kunnen wij vandaag alleen spreken over de wenselijkheid van een overgangsregeling.

Duitsland en Oostenrijk hebben daar al voor gekozen; Duitsland als verreweg het belangrijkste land in ieder geval tot 2006, maar mogelijk langer.

Met uitzondering van Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden kiezen alle landen voor een overgangsregeling, of zij moeten er nog een besluit over nemen.

Ook de Nederlandse regering heeft gekozen voor een overgangsregeling, niet zozeer in tijd, maar in het aantal migranten.

Zij gaat uit van het genoemde maximumaantal van 22.000 migranten in 2004 en 2005.

De notitie van het CPB houdt ons voor dat de economische effecten van de arbeidsmigratie uit Oost-Europa verwaarloosbaar zijn, wat restrictieve regelgeving door de Nederlandse regering overbodig zou maken.

De vooronderstellingen waar het CPB van uitgaat, zijn naar de mening van de SP twijfelachtig.

Het effect dat de tijdelijke stop op arbeidsmigratie door Duitsland en Oostenrijk voor de Nederlandse situatie zal hebben, heeft een hoog natte vinger-gehalte.

Wim Groot, hoogleraar gezondheidseconomie aan de Universiteit van Maastricht, houdt op grond van de beroerde levensomstandigheden in de nieuwe lidstaten rekening met de komst van 50.000 à 60.000 personen per jaar.

Op termijn zou het voor Nederland gaan om 150.000 mensen.

Wat is de reactie van de regering op een dergelijk scenario, dat duidelijk in aantal afwijkt van wat ons wordt voorgespiegeld?

Voorzitter, ik ben er niet op uit een wij-zij tegenstelling te creëren.

Wel maakt de SP zich grote zorgen over de gevolgen van de arbeidsmigratie voor onze eigen samenleving.

Daarom ook verbaas ik mij over de laconieke opstelling van sommigen op dit terrein.

Terwijl onze regering op het punt staat om 26.000 deels goed geïntegreerde asielzoekers het land uit te zetten, wordt de deur opengezet voor jaarlijks 22.000 arbeidsmigranten uit de nieuwe lidstaten.

De Nederlanders die daar momenteel schande van spreken, hebben volgens mijn fractie het gelijk aan hun kant.

De verwachte gevolgen van een liberaal toelatingsbeleid van arbeidsmigranten zijn een nog schevere inkomensverhouding tussen laag- en hoogopgeleide Nederlanders en een toenemende druk om sociale voorzieningen af te bouwen.

Nu reeds staan die voorzieningen zwaar onder druk.

Daar kan niemand de ogen voor sluiten.

Omdat het aantal moeilijk vervulbare vacatures laag is - het CPB spreekt over 5.000 - zal arbeidsmigratie leiden tot een hogere werkloosheid onder een deel van de arbeidsmarkt.

In de praktijk zal dat betekenen dat laagopgeleide Nederlanders de prijs betalen in de vorm van werkloosheid of lagere lonen.

In plaats van arbeidsmigranten toe te laten dient de regering prioriteit te geven aan het reactiveren van mensen die nu nog buiten het arbeidsproces staan.

De regering beweert steeds dat dit staand beleid is, maar in de praktijk werpt dit veel te weinig vruchten af, terwijl er nu aan de achterkant de deur wordt opengezet.

Sommige partijen betuigen samen met VNO-NCW hun liefde aan de arbeidsmigratie als of dit de ultieme vorm van internationale solidariteit zou zijn.

Wanneer werkgeversorganisaties idealistische standpunten innemen in de discussie over arbeidsmigratie, geldt wat mij betreft het gezegde: boer pas op uw kippen.

Win-win betekent in dit verband dat werkgevers op lagere arbeidskosten uitkomen, omdat de Polen genoegen nemen en zelfs blij zullen zijn met een loon waar geen Nederlander van rond kan komen.

De voorstanders van de vrije arbeidsmigratie gaan eraan voorbij dat de radicale invoering van de vrije markteconomie in Oost-Europa tot een enorm verlies van werkgelegenheid en tot het wegvallen van sociale voorzieningen daar heeft geleid.

Daarmee pleit ik niet voor het herstel van het dictatoriale staatssocialisme daar, maar voor de regulering van het roofdierkapitalisme dat ertoe leidt dat de Oost-Europeanen zich gedwongen zien om buiten hun land een overlevingsperspectief te zoeken.

Ik pleit niet voor de toepassing tot in lengte van dagen van de zogenaamde vrijwaringsclausule, die de arbeidsmigratie vanuit de nieuwe EU-lidstaten te stoppen.

De SP pleit voor een geleidelijke ontwikkeling.

De nieuwe lidstaten moeten de kans krijgen om hun economische achterstand op de huidige leden van de Europese Unie enigszins in te lopen zodat werknemers uit deze landen niet langer in de verleiding komen om binnen Nederland werk te zoeken.

Deze overwegingen brengen mij ertoe om te pleiten voor het instellen van de vrijwaringsclausule voor arbeidsmigranten uit Oost-Europa tot in ieder geval 2006.

De huidige arbeidsmarkttoets blijft dan enkele jaren van kracht.

Daarna zou deze kwestie wat mij betreft opnieuw bekeken moeten worden.

Tot slot heb ik nog enkele opmerkingen over de detacheringsrichtlijn van de Europese Unie.

Welnu, die moet in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd worden.

Mijn fractie vindt het ontoelaatbaar dat werkgevers voor de reeds in Nederland werkzame Polen de CAO-bepalingen ontduiken door gebruik te maken van juridische schijnconstructies die hen ten onrechte de status van ondernemer geven.

De Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid (WAGA) dient wat mij betreft zo snel mogelijk aangepast te worden om op die manier een eind te maken aan het verrichten van onderbetaalde arbeid.

Ter afronding vraag ik waarom de regering tot nog toe zo nalatig is geweest op het punt van de invoering van de Europese detacheringsrichtlijn.