Wageningen Universiteit



Persbericht Wageningen Universiteit: 4 februari 2004, nr 015

Oratie prof. Oude Lansink

Voorkomen en bestrijden plantenziekten verdienen economische onderbouwing

De globalisering van de handel in plantaardig goed brengt ook extra risico's met zich mee, zoals een bedreiging van de wereldvoedselvoorziening door een gebrek aan Nederlands pootgoed. Daarom moet de kosten-batenanalyse van de bestrijding of maatregelen ter voorkoming van besmettelijke plantenziekten, van een beter economisch fundament worden voorzien. Op 5 februari zal prof.dr.ir. Alfons Oude Lansink in zijn oratie bij gelegenheid van de aanvaarding van zijn ambt als hoogleraar Bedrijfseconomie aan Wageningen Universiteit ingaan op de economische onderbouwing van de gezondheid van gewassen.

De markt voor de gezondheid van gewassen en andere planten is in economisch opzicht vergelijkbaar met die voor andere 'publieke goederen' zoals landschap of grondwater. Voor zulk goed geldt dat alle betrokkenen in de keten van leverancier van zaad of pootgoed tot en met de consument baat hebben bij een maximale gezondheid van de gewassen. Echter, om de kosten voor het handhaven van gezonde planten niet boven de baten (een bloeiende bedrijfstak met hoge inkomsten) te laten uitstijgen, ligt de optimale gezondheid voor planten op het snijpunt van vraag en aanbod.

De kosten van maatregelen om de gezondheid van planten hoog te houden moeten opwegen tegen de mogelijke schade die optreedt bij de uitbraak van een zeer besmettelijke (zgn. quarantaine) ziekte. In zijn oratie Naar een economische onderbouwing van plantgezondheid noemt prof. Oude Lansink de serieuze bedreiging bij de uitbraak van een besmettelijke plantenziekte als bruinrot bij aardappels. Naast directe schade van arbeid, materiaal en kapitaal, is er indirecte schade zoals een uitvoerverbod van aardappelpootgoed of schade aan het toerisme als gevolg van bestrijdingsmaatregelen. Zulke schadeposten zijn relatief eenvoudig uit te drukken in bedragen.

Daarnaast is er echter bij een serieuze quarantaineziekte sprake van moeilijk meetbare maatschappelijke kosten. Wanneer de export van Nederlands pootgoed stil komt te liggen door een grootschalige uitbraak van bruinrot, heeft dit onvermijdelijke consequenties voor de wereldvoedselvoorziening. Daarom dienen bij het bepalen van de kosten van beheersmaatregelen, aldus prof. Oude Lansink, ook immateriële kosten zoals de toename van de honger in de wereld te worden meegenomen. Ook de kosten van milieuschade, zoals beschadigde biotopen, moeten worden meegerekend. Een voorbeeld dat in Nederland ook actueel kan worden, is de beheersing van de besmettelijke ziekte Phytophtora ramorum (ook wel sudden oak death genoemd). De bestrijding hiervan zou in Nederland tot grootschalige kap van eikenbossen kunnen leiden, met grote gevolgen voor natuur en landschap en maatschappelijke beroering, vergelijkbaar met de onrust tijdens de laatste vogelpestepidemie.

Zonder ingrijpen van de overheid of het georganiseerde bedrijfsleven wordt het maatschappelijk gewenste niveau van plantengezondheid waarschijnlijk niet gehaald, denkt de Wageningse hoogleraar Bedrijfseconomie. Dat is mede te wijten aan het feit dat er in de keten vaak sprake is van 'asymmetrische informatie', waarbij bijvoorbeeld een klant afhankelijk is van de informatie die de leverancier van het product levert. Dit komt bijvoorbeeld doordat de leverancier de sterke en zwakke kanten van het geteelde product beter kent dan de afnemer. Via certificering van bedrijven en uitgangsmaterialen, voorlichting en importinspecties kunnen de overheid en het bedrijfsleven de onbalans van informatie verkleinen.

Prof. Alfons Oude Lansink (1967) studeerde Agrarische economie in Wageningen, waar hij ook promoveerde. Daarna was hij een jaar postdoc en docent bij de leerstoelgroepen Milieueconomie en Agrarische bedrijfseconomie. Hij ontving in 1999 als (mede)auteur de Award voor het beste wetenschappelijke artikel in European Review of Agricultural Economics. Vanaf april 2003 is hij hoogleraar Bedrijfseconomie aan Wageningen Universiteit.