Partij van de Arbeid


Den Haag, 10 februari 2004


Bijdrage van Martijn van Dam (PvdA) aan het plenaire debat Aanpassing Auteurswet e.a. n.a.v. richtlijn auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij (28482)


Voorzitter,


Het auteursrecht kent een geschiedenis die eeuwen teruggaat, in principe tot de uitvinding van de boekdrukkunst in de 15e eeuw. De vraag is of de groei van een nieuw medium van amper een decennium oud, de eeuwenoude uitgangspunten van dit recht onder druk zet. Genoeg voer voor een boeiend debat.


Het auteursrecht geeft aan schrijvers, muzikanten, filmmakers, beeldhouwers, architecten en andere creatieve geesten het exclusieve recht om over hun werk te beschikken. Zelf te bepalen wat er met je werk gebeurt, zelf te bepalen of en hoe het wordt gekopieerd. Maar vooral het recht om er zelf geld aan te verdienen. Deze exclusieve rechten doen recht aan de intellectuele prestaties en beschermen bovendien ons cultuurgoed. Ze verzekeren ons er immers van dat Nederlandse auteurs en artiesten niet worden bedolven onder Amerikaanse marketingagressie.


Het auteursrecht wordt echter ook van oudsher beperkt ten behoeve van de gebruikers van de werken. De muziek- en filmliefhebbers, de lezers, de bibliotheken of de scholen. Bijvoorbeeld via het citaatrecht, het recht op gebruik voor onderwijskundige doeleinden of het recht op de privé-kopie. Ook dat zijn verworvenheden van ons auteursrecht die verzekeren dat gebruikers niet de dupe worden van het bij wet verstrekte monopolie. Zo bezien is het auteursrecht er altijd in geslaagd een balans te vinden tussen het belang ons cultuurgoed te beschermen, de belangen van de makers, de uitgeverijen en de gebruikers.


Met het voortschrijden van de technologie zijn steeds weer nieuwe media uitgevonden die aan de ene kant de exploitatiemogelijkheden van makers gunstig hebben beïnvloed, maar aan de andere kant ook de discussie lieten oplaaien over de handhaafbaarheid van het auteursrecht en de daarin opgenomen beperkingen. Vroeger werd een boek geschreven en was kopiëren letterlijk monnikenwerk. Met de uitvinding van de boekdrukkunst konden boeken aan een groot publiek worden verkocht, maar konden boeken eveneens veel makkelijker worden gekopieerd. Met de uitvinding van de VHS kon een film ineens binnenshuis worden afgespeeld wat de filmmarkt enorm heeft vergroot, maar konden films ook eenvoudig worden gekopieerd. Wat dat betreft is de discussie van vandaag de dag een discussie die prima past in de traditie van het auteursrecht. Weer nieuwe media, internet, de CD- en DVD-brander, weer nieuwe grote markten, maar ook weer nieuwe bedreigingen voor rechthebbenden. En dus ook weer opnieuw discussie over de handhaafbaarheid van het auteursrecht en de beperkingen. En weer voorspellen rechthebbenden dat de wereld instort als er niks gebeurt, zoals ze dat ook deden toen de VHS, het kopieerapparaat en het cassettebandje op de markt kwamen.


De discussie van vandaag richt zich vooral op het privé kopiëren en de professionele piraterij. Over dat laatste kunnen we helder zijn: wie zonder toestemming geld verdient aan andermans werk moet worden aangepakt. Het privé kopiëren ligt een stuk genuanceerder. Het recht op het maken van een kopie voor eigen gebruik staat al van oudsher in de auteurswet. Daar zijn verschillende redenen voor. Om te beginnen de reden dat een auteur met de verkoop van zijn werk de koper het recht geeft zijn werk vrij te gebruiken. Wie een CD koopt, wil een CD voor in de stereo, een CD voor in de auto en een jukebox met mp3-tjes op zijn computer. Maar daarnaast is altijd een belangrijke overweging geweest dat handhaving van het auteursrecht in de privé-sfeer als onwenselijk is beschouwd. Je ziet de auteursrechtpolitie toch niet bij iemand aanbellen om te vragen of ze al zijn DVD-tjes even mogen bekijken of alle cassettebandjes even mogen afluisteren. Dat is voor de aard van de eventuele overtreding een te grote inbreuk op de privacy. De consequentie is altijd geweest dat je dan ook mag kopiëren voor familie en vrienden, mits je niet commercieel kopietjes maakt en verkoopt, want dan is het piraterij. Ook voor het kopiëren voor familie en vrienden geldt immers dat handhaving van een eventueel kopieerverbod nagenoeg onmogelijk is en bovendien onwenselijk vanwege de daarvoor noodzakelijke inbreuk op de privacy. Omdat er dus ook kopietjes gemaakt worden voor mensen die het origineel niet bezitten worden rechthebbenden terecht gecompenseerd.


Met de groei van internet zijn echter ook zogenaamde peer-to-peer-programma's ontstaan, zoals Napster en tegenwoordig Kazaa en E-Donkey. Recent heeft de Hoge Raad uitgesproken dat het van oorsprong Nederlandse Kazaa legaal is. Door het recht op de privé-kopie is downloaden in Nederland toegestaan. Het delen van bestanden wordt echter door de minister gezien als een openbaarmaking en is daarmee niet toegestaan. Daarmee zijn we aangeland bij de fundamentele vraag ten aanzien van de aanpassing van het auteursrecht aan de informatiemaatschappij. De genoemde programma's openen een soort luikje naar de harde schijf van individuen. Wie het verbod op delen van bestanden via dergelijke programma's wil handhaven, moet dus de harde schijf van individuen bestuderen. Dat is nu precies die inbreuk op de privacy die in het kader van de handhaving van het auteursrecht altijd als onwenselijk werd beschouwd. In de VS zien we waar dat toe leidt. Tot het invallen bij en voor de rechter slepen van individuen die echt niet zoveel meer op hun kerfstok hebben dan de gemiddelde Nederlandse internetter. Bijvoorbeeld bij een meisje van 12 dat geconfronteerd werd met een inval, een huiszoeking en een gang naar de rechter die in dit geval met een schikking is afgewend. De vraag is of je die kant uit wil. En het wordt tijd om die discussie te voeren voor we ons bijvoorbeeld geconfronteerd zien met een Europese handhavingsrichtlijn die verder gaat dan we zouden willen. De balans die er altijd was tussen de belangen van artiesten, auteurs, uitgevers en gebruikers dreigt door te slaan.


Het alternatief is echter ook niet makkelijk. Accepteer je dat er via internet muziek wordt uitgewisseld, dan accepteer je een nieuwe beperking op het exclusieve auteursrecht. Toch denk ik dat dit onontkoombaar is. De technologie staat niet stil en ik blijf handhaving in de privé-sfeer onwenselijk vinden. Daar hoort dan natuurlijk een sterkere compensatie bij van rechthebbenden. Advocaat Christiaan Alberdingk Thijm, de advocaat van Kazaa, heeft daarvoor een interessante suggestie gedaan, namelijk een heffing op het gebruik van Kazaa. Een interessante suggestie die in de discussie kan worden betrokken.


Zoiets kunnen wij in Nederland niet bepalen, vanwege de WIPO-verdragen en de EU-richtlijn, maar we moeten er wel de discussie over aangaan. Ik hoor daar graag de reactie van de minister op.


Daarnaast hoor ik graag zijn reactie op het argument dat de muziek- en filmindustrie mij vaak heeft voorgehouden in onderlinge discussies. Komen door het massale downloaden op internet startende artiesten minder snel aan de bak? En komt de ontwikkeling van het Nederlandse cultuurgoed dus in de knel? Het is een vraag die de minister mogelijk niet direct kan beantwoorden. Het is ook niet zijn portefeuille. Ik maak me daar oprecht zorgen over. De ontwikkeling van cultuur vraagt ruimte voor beginnend talent. Als die ruimte verdwijnt, is dat slecht voor het Nederlandse cultuurgoed. Wellicht kan de minister daar samen met de staatssecretaris van cultuur eens op ingaan in een brief aan de Kamer, dan kunnen we hierover verder spreken. De vraag is dan of er sprake is van een reëel probleem, of maatregelen gewenst zijn volgens het kabinet en zo ja aan welke maatregelen dan wordt gedacht.


In dat kader is de vraag legitiem of de vergoedingen voor thuiskopietjes nu niet onvoldoende bij de artiesten en auteurs zelf terecht komen. Blijft niet teveel aan de strijkstok van de platenmaatschappijen hangen? Kan de minister ons inzicht geven in de verdeling van de vergoeding over auteurs, artiesten en platenmaatschappijen? Wat zou de minister ervan vinden als de thuiskopievergoeding nog slechts toekomt aan artiesten en auteurs? Dat zou de beginnende artiesten mogelijk wat meer armslag geven!


Het was een lang verhaal over zaken die niet in de wet staan, maar die wel veel te maken hebben met ons gespreksonderwerp. Ik kom nu bij de wettekst zoals die er ligt. Ik gaf al aan dat ik van mening ben dat de balans internationaal dreigt door te slaan in het nadeel van de consumenten. Dat gebeurt ook in deze wet, terwijl dat niet altijd nodig is. De Europese richtlijn biedt meer ruimte dan de minister met dit voorstel gebruikt. Ik heb enkele amendementen ingediend om die ruimte toch te nemen. Ik had ook een amendement in de maak dat instellingen, zoals bibliotheken en scholen, de mogelijkheid geeft internetdiensten te ontwikkelen, in het bijzonder voor gehandicapten. Voor het eerste biedt de richtlijn te weinig ruimte en dat zou een volgende keer in EU-verband moeten worden besproken. De uitzondering voor gehandicapten was ook voor de heer De Vries een reden om een amendement te maken, dus ik overweeg om dat te steunen.


Mijn eigen amendementen gaan over de privé-kopie en over de omzeiling van technische beschermingsvoorzieningen.


Ten eerste moet het mogelijk blijven om een kopietje te maken voor familie, vrienden en kennissen. Dat is al jaren zo geweest en er is geen reden om de wet nu scherper te gaan formuleren.


Ten tweede ligt het niet voor de hand makers te compenseren voor het feit dat van hun werk kopietjes worden gemaakt als ze met technische voorzieningen voorkomen dat van hun werk kopietjes worden gemaakt. De Europese richtlijn draagt duidelijk aan de lidstaten op hier rekening mee te houden, maar de minister heeft dat niet ingevuld.


Ten derde laat de wettekst over het omzeilen van technische voorzieningen te weinig ruimte voor normaal gebruik, wetenschappelijk onderzoek of ontwikkelingen van beschermingsvoorzieningen. In Zweden is al iemand voor de rechter gedaagd omdat hij publiceerde over de fouten van een kopieerbeveiliging. De richtlijn draagt de lidstaten op het normale gebruik en onderzoek en ontwikkeling niet te belemmeren. Vandaar dat ik hierop een amendement heb ingediend.


Tot slot nog twee amendementen die dienen om enerzijds de tekst over kopieerbeveiligingen verder aan te scherpen, zoals ook in het buitenland is gebeurd en een amendement om uitzending via internet of andere media hetzelfde te behandelen als uitzending via radio en televisie.