Ministerie van Defensie


---

Brieven aan de Kamer
---

Aanvullende onderzoeken in verband met de voorgenomen afstoting van de Orions en Marinevliegkamp Valkenburg

12-2-2004 10:07:00

Inleiding

Tijdens het overleg over de Prinsjesdagbrief en de defensiebegroting voor 2004, op 20, 21 en 22 oktober jl., is uitgebreid gesproken over het regeringsvoornemen om vanaf 1 januari 2004 alle tien maritieme patrouillevliegtuigen van het type P3C Orion af te stoten, de Groep Maritieme Patrouillevliegtuigen (Marpat) op te heffen en het Marinevliegkamp Valkenburg (MVKV) te sluiten. Op uitdrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer heb ik toegezegd de beëindiging van de operationele vluchten vanaf het MVKV uit te stellen tot 1 januari 2005 en op korte termijn drie onderzoeken te laten verrichten naar de toekomst van het MVKV en de Marpat. De Tweede Kamer heeft haar wens onderstreept door op 4 november de motie-Van Baalen c.s. aan te nemen.

Bij de onderzoeken is ook een alternatief plan van de medewerkers van het MVKV betrokken. Het realiteitsgehalte van de aannames in dat plan en de financiële onderbouwing ervan waren echter van dien aard dat zij niet hebben geleid tot wijzigingen in de conclusies van de onderzoeken.

De onderzoeken hebben aanvullende gegevens opgeleverd op grond waarvan de Tweede Kamer zich nog beter een oordeel kan vormen. Ik bied ze u aan in de hoop dat zij bijdragen tot een transparante gedachtewisseling en tot een besluit dat kan rekenen op brede parlementaire steun.

Achtereenvolgens komen aan de orde het onderzoek naar multinationale samenwerking met maritieme patrouillevliegtuigen, het onderzoek naar de civiele exploitatiemogelijkheden van Valkenburg en het onderzoek naar alternatieve luchtverkenningscapaciteit voor de kustwacht Nederland (KWNED) en de kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba (KWNA&A). Ten slotte volgen de conclusies.

De mogelijkheden van multinationale samenwerking Het onderzoek naar multinationale samenwerking richtte zich op de mogelijkheden om de Groep Maritieme Patrouillevliegtuigen alsnog op een doeltreffende en doelmatige manier internationaal in te bedden om zo de gewenste besparingen te behalen. Het onderzoek heeft zich uiteindelijk beperkt tot Duitsland, omdat België en de Verenigde Staten, landen die de motie-Van Baalen ook noemde, bij nader inzien afvielen. België, dat geen maritieme patrouillevliegtuigen bezit, heeft formeel laten weten niet de intentie te hebben deze te verwerven. Samenwerking met de Verenigde Staten is om een aantal redenen niet levensvatbaar. Om te beginnen zou Nederland met drie toestellen een dusdanig beperkte inbreng hebben dat er van samenwerking eigenlijk geen sprake zou zijn. Voorts is de Orion gekwalificeerd voor uitgebreidere taken dan de bestrijding van drugstransporten en "Search and Rescue" (SAR), waardoor de kosten van de inzet relatief hoog zijn. Ten slotte is de geografische dislocatie van het inzetgebied ten opzichte van het Amerikaanse vasteland en van Nederland een beperkende factor.

Samenwerking met andere Europese landen dan Duitsland ligt niet voor de hand, omdat zij over andere typen patrouillevliegtuigen beschikken of over Orions in een configuratie die aanzienlijk afwijkt van de gemoderniseerde Nederlandse toestellen, en omdat de afstand tot Nederland te veel operationele beperkingen oplevert. Het verslag van het onderzoek naar binationale samenwerkingsmogelijkheden is in overleg met Duitsland opgesteld.

Letter of Intent Op 31 oktober 2003 hebben de Duitse en de Nederlandse staatssecretaris van Defensie een "Letter of Intent" (LoI) ondertekend waarin wederzijds het voornemen is bevestigd, op voorwaarde van parlementaire goedkeuring, de tien Nederlandse Orions aan Duitsland te verkopen. Duitsland had voor de vervanging van zijn huidige Bréguet Atlantics verschillende mogelijkheden onderzocht, maar het Nederlandse alternatief bleek veruit het aantrekkelijkst. De geraamde opbrengst van de afstoting van de Marpat en het MVKV vormt een dusdanig belangrijk onderdeel van de noodzakelijke ombuigingen, dat het niet verantwoord zou zijn geweest de voorbereidende besprekingen stop te zetten. Ook in de Duitse reorganisatieplannen voor de strijdkrachten die in januari jl. bekend werden, staat de Duitse behoefte aan de Nederlandse maritieme patrouillevliegtuigen nog recht overeind.

Van meet af aan had ook Portugal belangstelling voor de Nederlandse Orions. Duitsland had op grond van de LoI echter het voorkeursrecht, dus met Portugal zijn geen verkennende besprekingen gevoerd. Een nieuwe ontwikkeling is dat Duitsland en Portugal te kennen hebben gegeven samen alle dertien Orions van Nederland te willen kopen, dus inclusief de drie Orions die sinds de Defensienota-2000 in afwachting van een koper in Portugal zijn gestald en die niet worden gemoderniseerd.

Duitsland en Portugal zijn onderling nog in bespreking over de exacte verdeling, maar Duitsland heeft zich al bereid verklaard in dit specifieke geval met acht toestellen genoegen te nemen, zodat Portugal vijf Nederlandse Orions kan verwerven. Overigens hebben beide landen verklaard geen operationele samenwerking na te streven; de Orions zullen in nationaal verband worden ingezet.

Het marinevliegkamp Valkenburg Onderzocht is of door middel van binationale samenwerking dusdanige besparingen zijn te behalen, dat voortzetting van de Marpat operationeel en economisch levensvatbaar is. In eerdere, samen met Duitsland uitgevoerde studies was komen vast te staan dat Duits-Nederlandse samenwerking met verschillende typen MPAs niet tot de gewenste doeltreffendheid en doelmatigheid zou leiden, zeker niet als zowel het MVKV als Nordholz (een Duits marinevliegveld) in gebruik zou blijven. In het recente onderzoek is gebleken dat er alleen enige doelmatigheidswinst kan worden behaald indien beide landen met identieke Orions in een Duits-Nederlandse groep zouden operen. Met andere woorden, Duitsland zou de Atlantics die hoe dan ook uiterlijk in 2010 buiten dienst worden gesteld - door tweedehands Orions moeten vervangen en deze vervolgens op dezelfde standaard als de Nederlandse Orions moet brengen die thans het "Capability Upkeep Programme" (CUP) ondergaan. Voor Duitsland zou deze optie veel duurder uitvallen dan de verwerving van de Nederlandse toestellen. Gezien de Duitse plannen voor de verkleining en de modernisering van de strijdkrachten moet het onwaarschijnlijk worden geacht dat Duitsland het benodigde extra budget zou kunnen en willen vrijmaken. Overigens zijn hierover van Duitse zijde geen mededelingen gedaan.

Een andere mogelijkheid om samen met Duitsland met identieke Orions te opereren doet zich voor als Duitsland tien Nederlandse CUP-Orions verwerft en als Nederland de reeds genoemde drie Orions die thans in Portugal zijn gestald weer in gebruik neemt en moderniseert. In deze optie zou van verkoop aan Portugal uiteraard geen sprake zijn. Zelfs als met één type wordt gevlogen zijn aanzienlijke financiële besparingen echter alleen haalbaar als de binationale groep op één basis zou worden gestationeerd. Tijdens eerder onderzoek was gebleken dat de verhuizing van Duitse toestellen naar Valkenburg voor Duitsland onbespreekbaar is. Duitsland heeft dit standpunt nogmaals bevestigd. Een Duits-Nederlandse Marpat zal dan ook vanaf Nordholz moeten opereren.

Dit betekent het einde van het gebruik van Valkenburg door de Orions, tenzij het vliegkamp zou worden opengehouden voor onderhoud aan de Orions. Deze variant is allerminst doelmatig, omdat er tegenover de onvermijdelijke kosten geen enkele verhoging van de operationele output zou staan. Daarom is bij de verdere uitwerking van Duits-Nederlandse samenwerkingsmodellen uitgegaan van Nordholz als basis.

Poolen Met Duitsland zijn op basis van de maximaal dertien beschikbare Orions (tien plus drie) op Nordholz drie samenwerkingsmodellen onderzocht: volledige integratie, trekkingsrechten en poolen. De modellen zijn vervolgens aan de hand van vier criteria - logistiek, training, ondersteuning en operaties - met elkaar vergeleken. De conclusie is dat pooling de beste perspectieven voor samenwerking biedt.

Bij pooling bundelen Duitsland en Nederland eigen MPAs en eigen personeel op één vliegveld, namelijk Nordholz. Operaties worden ten dele gescheiden uitgevoerd, maar beide partners kunnen wat logistiek, training en de ondersteuning betreft optimaal profiteren van een gecombineerde bedrijfsvoering. Uitgaande van het maximale aantal van dertien Orions zijn in dit model verschillende verhoudingen mogelijk.

Het onderzoek is toegespitst op een variant waarin Nederland met drie toestellen deelneemt, zodat een zo groot mogelijke besparing wordt bereikt en toch het benodigde voortzettingsvermogen voor grondwaarneming of luchtverkenning gegarandeerd is, terwijl Duitsland de gewenste tien Orions kan verwerven overeenkomstig de LoI.

Of de operationele output van dit model in verhouding staat tot de kosten die ermee zijn gemoeid, hangt af van de operationele, de financiële en de personele gevolgen.

Allereerst impliceert dit model dat de verkoop van maximaal tien Nederlandse CUP-Orions aan Duitsland doorgaat en dat Nederland de geraamde verkoopopbrengsten kan inboeken. Bovendien wordt een aanzienlijke bezuiniging bereikt door Valkenburg te sluiten.

Daar staan echter uitgaven tegenover. In de eerste plaats moeten de drie Orions die thans in Portugal staan opnieuw luchtwaardig worden gemaakt en worden gemoderniseerd. Hiervoor is naar schatting een extra investering van 70 tot 85 miljoen nodig. Als Duitsland minder dan tien Orions zou overnemen, zou Nederland op zijn beurt minder Orions hoeven te moderniseren, maar zouden ook de thans voorziene verkoopopbrengsten van tien Orions niet worden gehaald. De verdeling acht / vijf die Duitsland en Portugal thans overwegen, is om die reden voor Nederland niet aantrekkelijk.

Voor de pooling van drie Nederlandse toestellen op Nordholz wordt rekening gehouden met een jaarlijkse exploitatie van ongeveer 22 miljoen, tegenover de 58 miljoen in de huidige situatie voor tien Orions op het MVKV. In de periode 2004-2013 zouden de totale kosten, inclusief de benodigde investering voor de drie in Portugal gestalde toestellen, ongeveer 30 miljoen per jaar bedragen, dat wil zeggen ongeveer 300 miljoen in de planperiode 2004 - 2013. Defensie zou dus voor dit bedrag aan aanvullende operationele maatregelen moeten treffen, wat onherroepelijk ten koste zou gaan van capaciteiten waaraan Defensie de komende jaren meer behoefte heeft.

De operationele taken Met drie Orions in een Duits-Nederlandse Marpat wordt de beschikbare MPA-capaciteit beduidend kleiner dan nu. Hierdoor kunnen minder verschillende operationele Marpat-taken tegelijkertijd worden uitgevoerd en moeten er dus keuzen worden gemaakt. Ook aan een beperkte capaciteit is in de Prinsjesdagbrief echter geen prioriteit gegeven.

De onderzeebootdreiging is zo sterk verminderd, dat het operationele vermogen van de moderne fregatten, de onderzeeboten en de vervanger van de Lynx-helikopters, de NH-90's, toereikend is. Ook verkenning boven zee en grondwaarneming, andere belangrijke capaciteiten van de Orion, kunnen op termijn met andere middelen worden uitgevoerd. Gelet op de kosten rechtvaardigen deze ontwikkelingen niet langer de instandhouding van maritieme patrouillevliegtuigen, in welke aantallen dan ook.

Voor de kustwachttaken in de West is het evenmin nodig Orions te behouden. Een toereikend civiel alternatief kost jaarlijks naar schatting 15 miljoen. De inzet van Orions die deel uitmaken van een Duits-Nederlandse pool zou ongeveer anderhalf keer zo duur zijn en is dus niet de meest doelmatige oplossing voor de KWNA&A.

De personele gevolgen De vorming van een Duits-Nederlandse Marpat op Nordholz heeft verstrekkende personele gevolgen. Het Nederlandse Orion-personeel, dat in de aard der zaak specialistisch werk doet, zou voor lange tijd, wellicht gedurende de verdere carrière, in Duitsland moeten gaan wonen en werken. Naar verwachting heeft dit vooruitzicht een nadelige invloed op de werving. Ook het personeelsbeheer is een punt van aandacht. Bij binationale samenwerking blijft Defensie verantwoordelijk voor de werving, de selectie, de opleiding en de training van het personeel. Bij civiele alternatieven is de personeelsvoorziening een zaak van de verhurende marktpartij.

Civiel gebruik van Valkenburg Zoals toegezegd zijn de mogelijkheden onderzocht van civiel gebruik van Valkenburg als de operationele activiteiten van de Orions zouden worden gestaakt. Het MVKV is thans een militair luchtvaartterrein dat wordt gebruikt voor militaire vluchten, overheidsvluchten en recreatieve vluchten. Als Valkenburg niet langer de thuisbasis van de Orions zou zijn, is er geen grond meer voor een aanwijzing als militair luchtvaartterrein.

Gelet op het regeringsbeleid de banden tussen het rijk en regionale vliegvelden te verbreken en niet als exploitant op te treden, ligt het niet in de rede dit voor Valkenburg te doen. Gebleken is dat de departementen die het meest van Valkenburg gebruikmaken slechts in beperkte mate bereid zouden zijn bij te dragen aan de exploitatie. Overigens leidt een vliegveld louter ten behoeve van overheidsvluchten tot zeer hoge kosten per vlucht. De tarieven die dan moeten worden gehanteerd, zouden niet concurrerend zijn met die van nabijgelegen civiele vliegvelden.

Uiteraard is de vraag relevant hoe hoog de exploitatiekosten zijn als Valkenburg niet langer door de Orions of door andere militaire vliegtuigen zou worden gebruikt. Een raming van de exploitatie-uitgaven voor Valkenburg zonder Orions komt uit op ongeveer 14 miljoen per jaar. Omdat het rijk niet met afschrijvingskosten werkt, maken de kosten voor de afschrijving van infrastructuur en materieel hiervan nog geen deel uit. Een civiele exploitant moet naast de reguliere exploitatie-uitgaven wél rekening houden met afschrijvingskosten, die op ongeveer 6 miljoen worden geraamd. Zo bezien bedragen de exploitatiekosten op jaarbasis ongeveer 20 miljoen.

Een civiele exploitant moet bovendien de kosten voor de financiering van de aankoop van het terrein in zijn exploitatie meenemen. Er zijn geen businessplannen voor een civiel luchtvaartterrein Valkenburg. Om niettemin een indicatie te kunnen geven van de vluchtkosten en van het benodigde aantal vluchten voor een kostendekkende exploitatie, zijn op grond van bekende gegevens en enige aannames berekeningen uitgevoerd.

Uitgaande van de voortzetting van het huidige aantal overheidsvluchten en van marktconforme prijzen zijn voor een sluitende exploitatie naar schatting naast de 2.500 regeringsvluchten 5.700 tot 11.500 commerciële vluchten (dat wil zeggen 16.400 tot 28.000 vliegbewegingen) nodig. Vanuit het bedrijfsleven is weliswaar voorzichtige interesse getoond in Valkenburg, maar deze heeft het verkennende stadium nog niet overstegen.

De keuze voor een nieuw civiel vliegveld wordt voorafgegaan door politieke en maatschappelijke discussies, onder meer vanwege de forse beperkingen voor het gebruik van de omgeving en de gevolgen voor geluid en veiligheid die ermee samenhangen. Om tot een civiel vliegveld te komen moeten dan ook zware procedures worden doorlopen. Het gaat onder meer om een nieuwe aanwijzing, een milieueffectrapportage en een planologische kernbeslissing. In die procedures dienen ook de verschillende belangen (wonen, werken, natuur) te worden meegewogen. Gegeven de vereiste procedures voor een aanwijzing voor civiel gebruik van het vliegveld is het ondenkbaar dat met ingang van 1 januari 2007 de datum waarop de afstoting van het Marinevliegkamp is voorzien - een burgerluchthaven Valkenburg operationeel is.

Het rijksbeleid is in het algemeen terughoudend wat nieuwe vliegvelden betreft. Op grond van een globale analyse is het rijk geen voorstander van een nieuwe burgerluchthaven onder de aanvliegroutes van Schiphol. Bovendien heeft een nieuwe luchthaven een sterk marktverstorend effect voor de regionale luchthavens Rotterdam en Lelystad.

Kortom, als de Orions worden afgestoten heeft Defensie geen behoefte meer aan Valkenburg. Een voortzetting als louter regeringsvliegveld is buitengewoon duur. De herbestemming van Valkenburg tot een civiel vliegveld is een (procedureel) moeilijk proces en bovendien een variant die moet wedijveren met andere mogelijkheden voor herbestemming. Een nieuw civiel vliegveld staat bovendien op gespannen voet met het rijksbeleid ter zake. Ook de ligging van Valkenburg en de bestaande marktverhoudingen pleiten tegen een nieuw vliegveld op die plaats.

Alternatieve luchtverkenningcapaciteit KWNED & KWNA&A Er bestaat op hoofdlijnen overeenstemming over de alternatieve luchtverkenningcapaciteit voor de kustwacht Nederland. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat en een marktpartij werken thans aan een contract voor tien jaar over de uitvoering van de luchtverkenningstaken vanaf 2005. Defensie en Verkeer en Waterstaat hebben afspraken gemaakt over de wederzijdse verplichtingen.

Er zijn geen juridische belemmeringen om de luchtverkenningcapaciteiten voor de Nederlandse Antillen en voor Aruba eveneens aan marktpartijen over te laten. Er is wel een uitgebreid veiligheidsonderzoek nodig naar civiele bedrijven en het bijbehorend personeel met het oog op taken zoals antidrugsoperaties.

Een civiele luchtverkenningscapaciteit voor de KWNA&A kost naar schatting 15 miljoen per jaar. Uit de studie naar een multinationale Marpat is gebleken dat de inzet van drie CUP-Orions voor dit doel anderhalf keer zo duur zal zijn. Financiële overwegingen spelen dus een belangrijke rol bij de voorkeur om de luchtverkenningstaken voortaan door een marktpartij te laten verrichten en niet langer met Orions door Defensie. Vanzelfsprekend blijft Defensie betrokken bij de kustwacht in Nederland en in de Nederlandse Antillen en Aruba door de inzet van schepen, helikopters en commandofaciliteiten en het bijbehorende personeel.

Inmiddels is in interdepartementaal verband de opstelling van de functionele eisen voor een civiele luchtverkenningscapaciteit voor de KWNA&A voltooid. Ook de KWNA&A zelf is hierbij betrokken. De functionele eisen zijn door Defensie vastgelegd in een behoeftestellingsdocument dat inmiddels is aangeboden aan de betrokken departementen, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie, Verkeer en Waterstaat en Buitenlandse Zaken.

Op basis van de functionele eisen wordt nu een marktverkenning gehouden, waarna met instemming van de betrokken departementen een aanbestedingsprocedure volgt. Defensie zal, naar het zich thans laat aanzien, de marktverkenning en de aanbestedingsprocedure technisch begeleiden.

Conclusies De afstoting van de tien Orions, de opheffing van de Marpat en de sluiting van het MVKV vormen samen de belangrijkste operationele maatregelen in een reeks die noodzakelijk is om bij Defensie de komende jaren weer een evenwicht tussen taken en middelen te bereiken. De financiële opbrengst van deze maatregelen loopt in de periode 2004-2013 op tot jaarlijks 58 miljoen en in totaal tot ongeveer 515 miljoen. Samen met enige honderden miljoenen euro's aan verkoopopbrengsten gaat het om ongeveer een kwart van de totale opbrengst van alle operationele maatregelen. Voor de uitvoering van de defensieplannen in de Prinsjesdagbrief zijn de opbrengsten van de maatregelen dan ook van groot belang.

Een Duits-Nederlandse Marpat op het Duitse Nordholz lijkt op zichzelf mogelijk en de kosten van deze variant zijn lager dan in de huidige situatie, maar daarmee is de instandhouding van de maritieme patrouillevliegtuigen nog niet te rechtvaardigen. Onverminderd zouden er namelijk andere operationele capaciteiten voor moeten wijken waaraan Defensie de komende jaren meer behoefte heeft.

Onderzoek wijst uit dat als de Orions van het MVKV vertrekken, een civiele vervolgbestemming weinig kans van slagen heeft. Defensie zal in geen geval nog bij de exploitatie betrokken zijn.

De vooruitzichten om de luchtverkenning op een civiele leest te schoeien zijn goed. Er bestaat op hoofdlijnen overeenstemming over de alternatieve luchtverkenningcapaciteit voor de kustwacht Nederland. Er zijn ook goede mogelijkheden om de luchtverkenningstaken voor de kustwacht Nederlandse Antillen & Aruba civiel te beleggen. Een civiele variant is bovendien goedkoper dan de inzet van Orions van Defensie. De structurele financiering zal worden verwerkt in de rijksbegroting voor 2005.

Gelet op deze conclusies blijft het kabinet bij het besluit de Orions en het Marinevliegkamp Valkenburg af te stoten. De onderhandelingen over de verkoop van de vliegtuigen worden voortgezet.

DE MINISTER VAN DEFENSIE

* Onderzoek civiel MVKV

* Onderzoek GE-NL MARPAT

* Onderzoek luchtverkenning

Nieuws