Nationaal Actieplan Seksueel Misbruik Kinderen

Achtergronden van mensenhandel in Nederland

'Verkocht: zorg na mensenhandel'

Humanitas Prostitutie Maatschappelijk Werk (PMW) uit Rotterdam beschrijft in 'Verkocht: zorg na mensenhandel' de achtergronden van mensenhandel in Nederland. Tevens biedt de uitgave aanknopingspunten voor een passende benadering van zorg voor hulp- en dienstverleners. Het boekje valt uiteen in twee delen; Mensenhandel vanuit het buitenland en Jongerenprostitutie in Nederland.

Vanwege de verschillen in problematiek van migrantenprostituees en Nederlandse prostituees maakte PMW een onderscheid tussen de twee groepen. Bij de laatste groep ligt de nadruk op (gedwongen) jongerenprostitutie, die steeds vaker wordt gesignaleerd door scholen, instellingen voor (jeugd-)hulpverlening en dergelijke.

Migrantenprostituees

Voor migrantenprostituees zonder verblijfsstatus is de bescherming voor slachtoffers vastgelegd in de wetgeving. De toepassing hiervan is soms erg verschillend en ingewikkeld voor hulp- en dienstverleners zonder juridische kennis van deze wetgeving.

In het eerste deel worden achtergronden van migrantenprostituees - inclusief (ex-)ama's - , internationale mensenhandel en aandachtspunten voor zorg na mensenhandel beschreven. Daarnaast is ruimte gemaakt voor uitleg over praktische zaken zoals het recht op collectieve voorzieningen na aangifte en de zogenaamde B9-procedure.

Binnenlandse mensenhandel

In het tweede deel worden de signalen van prostitutie door jongeren beschreven en de fasen waarin dwang of misleiding plaats vindt. Bij Nederlanders - inbegrepen de kinderen van (arbeids-)migranten die vaak in Nederland geboren zijn - wordt de handelaar dikwijls gezien als een 'loverboy'.

Deze term bagatelliseert de machtsverhouding tussen slachtoffer en dader; bovendien opereert de 'loverboy' niet alleen, maar is deze vorm van mensenhandel vaak georganiseerd. PMW noemt dit binnenlandse mensenhandel Voor beide groepen worden de benodigde houdingsaspecten belicht die nodig zijn om de zelfredzaamheid van cliënten te vergroten en de negatieve ervaringen te kunnen verwerken.

Onderzoek

Volgens onderzoek van het Bureau Nationaal Rapporteur Mensenhandel (BRNM) doet naar schatting slechts 1 op de 20 slachtoffers van mensenhandel hiervan aangifte. De Stichting Tegen Vrouwenhandel in Utrecht is het landelijk meldpunt voor zorg na mensenhandel en kreeg in 2003 257 aanmeldingen, met name van de politie na controle in een prostitutiebedrijf. Weinig slachtoffers melden zich uit eigen beweging bij politie of hulpverlening. Vaak zien de cliënten zich niet als slachtoffer, maar vinden het hun eigen schuld dat zij als gevolg van misleiding of dwang hebben gewerkt. Ze schamen zich en voelen zich vies.

Bovendien is de signalering van mensenhandel door politie en andere beroepsgroepen die contact hebben met prostituees erg laag volgens de hier genoemde organisaties. Meestal worden migrantenprostituees vanwege hun illegale status het land uitgezet, zonder dat grondig onderzoek naar mogelijke mensenhandel is uitgevoerd. Ook de opsporing van gedwongen prostitutie binnen Nederland staat in schril contrast tot de grote vraag vanuit de hulp- en dienstverlening, die wel het ronselen voor prostitutie signaleert. De bescherming van slachtoffers (en hun directe omgeving) is beperkt, wat het doen van aangifte bemoeilijkt. Middels een zorgvuldige benadering kan de begeleiding van slachtoffers slagen, met of zonder aangifte tegen de mensenhandelaar.

'Verkocht; zorg na mensenhandel' (88 pagina's) is gratis voor hulp- en dienstverlenende instellingen in Rotterdam; instellingen buiten Rotterdam ontvangen de uitgave na betaling van 7,50 (inclusief porto- en administratiekosten) via gironummer 217 523 o.v.v. PMW/Verkocht.

Uit 'Verkocht: zorg na mensenhandel':

Casus Sara

Twee jaar geleden kwam Sara naar Nederland nadat zij in Nigeria was benaderd door een man die aanbood om te bemiddelen voor werk als babysitter. Hij was bereid het geld voor de reis en de benodigde reisdocumenten voor te schieten. Dit bedrag kon zij, eenmaal aan het werk in Nederland, aan hem terugbetalen. Sara ging op het voorstel in.

Twee weken later had Sara haar paspoort en reispapieren in handen. Het paspoort bleek vals te zijn; onder haar pasfoto stond een andere naam. Omdat Sara nooit een paspoort had gehad dacht zij dat dit normaal was. Samen met de man reisde Sara af naar Nederland. In Nederland aangekomen, nam de man Sara mee naar de tippelzone in Amsterdam. Hij vertelde dat Sara een schuld van $50.000,- voor de reis en de documenten moest betalen. Toen Sara weigerde, verkrachtte de man haar. Daarna bracht hij haar naar een voodoo-priester, die haar en nagels van haar afnam. Hij vertelde Sara dat deze delen symbool stonden voor haar leven en dat hij ermee kon doen wat hij wilde.

In de beginperiode werd Sara dagelijks mishandeld voordat de man haar naar de tippelzone bracht. Terwijl Sara aan het werk was, bleef de man op haar wachten om haar in de gaten te houden. Sara moest het verdiende geld elke dag afstaan. Later mocht Sara alleen naar haar werkplek gaan maar moest zij haar verdiende geld nog steeds afstaan. Ze durfde niet te vluchten vanwege de dreiging die van de voodoorituelen uit ging.

Na drie maanden kwam Sara Benjamin tegen. Hij haalde haar over te stoppen met het werken in de prostitutie en bood haar onderdak aan. Sara is op dit voorstel ingegaan. Terwijl zij bij de man verbleef, werd zij verschillende keren bedreigd door de man die haar naar Nederland had gebracht. Toen hij zijn bedreigingen in praktijk bracht en de arm van Sara brak, heeft ze de politie aangesproken. Na het doen van aangifte kwam Sara in contact met de Stichting Tegen Vrouwenhandel (STV).Vanwege de dreiging plaatste de STV Sara in een opvanghuis met geheim adres in Rotterdam. Op deze manier kwam Sara in contact met PMW.


---


---

Laatst gewijzigd: 12-02-2004