CDA

12-02-04
CDA: Zorgvuldig terugkeerbeleid voorwaarde voor rechtvaardig en houdbaar asielbeleid
Fractieflits vanuit de Tweede Kamer over het terugkeerbeleid.

Deze week is in de Tweede Kamer gesproken over de terugkeernota van minister Verdonk. De minister is conform de wens van de Kamer snel en daadkrachtig aan de slag gegaan met een integraal terugkeerbeleid.Het CDA heeft altijd gezegd dat we in Nederland een strenge en rechtvaardige asielprocedure moeten nastreven. Dat betekent dat er altijd ruimte moet zijn voor echte vluchtelingen. Degenen die in hun thuisland te vrezen hebben voor vervolging en voor hun leven vanwege hun religie, ras of politieke overtuiging zullen we in Nederland altijd een plek moeten kunnen en willen aanbieden. Onlosmakelijk hieraan verbonden is dat er een heldere scheiding gemaakt zal moeten worden tussen deze echte vluchtelingen en die mensen die hierheen komen uit andere, vaak economische, overwegingen. Daartoe hebben we in Nederland in de nieuwe vreemdelingenwet een heldere en zorgvuldige procedure afgesproken. Als deze procedure en uiteindelijk de rechter uitspreekt dat een asielaanvrager geen aanspraak kan maken op een vluchtelingenstatus dan zal de persoon in kwestie vervolgens terug moeten keren naar het land van herkomst.

Om het asiel- en vreemdelingenbeleid ook op langere termijn houdbaar te houden voor degenen die echt onze opvang en bescherming nodig hebben, is het echter noodzakelijk dat we ons consequent houden aan de uitkomsten van de procedure. Dat is ook van belang om mensensmokkel, en de daarmee vaak samengaande onmenselijke praktijken, de wind uit de zeilen te nemen. Er moet van Nederland geen signaal uitgaan dat als je eenmaal in Nederland bent, en het maar lang genoeg volhoudt, je uiteindelijk mag blijven.

De jaren tachtig en negentig lieten zich kenmerken door een enorme toestroom van asielzoekers, dichtgeslibde en slepende asielprocedures en felle discussies in de samenleving over de locaties van asielzoekerscentra. Tijdens het tweede kabinet Kok is de nieuwe asielwet tot stand gebracht waarmee de asielprocedures aanzienlijk zijn verkort en verbeterd. Aan deze verbeteringen was echter een belangrijke schaduwzijde verbonden. Daar waar de nieuwe heldere procedures er aan bijdroegen dat de instroom van nieuwe asielzoekers gestaag afnam, werd tegelijkertijd geen werk gemaakt van een werkend terugkeerbeleid. Dit was voor de CDA-fractie destijds een van de redenen om tegen de voorstellen van het kabinet te stemmen. In de jaren die volgden werd telkens weer gesproken over het terugkeerbeleid maar er volgden geen beleidskeuzes. Daarnaast werd er gesproken over het al dan niet wenselijk zijn van een eenmalig pardon voor die asielzoekers die al heel lang in procedure zaten en daardoor al jaren in Nederland verbleven.

In de nadagen van het tweede Paarse kabinet mondde de discussie uit in een motie van de Kamerleden Hoekema (D66) en Halsema (GroenLinks) waarin werd opgeroepen tot een generiek pardon. Bij de stemming over deze motie stemde toenmalig regeringspartij PvdA tegen dit voorstel voor een generiek pardon. Ook het CDA was toen tegen het pardon onder andere vanwege het ontbreken van een effectief terugkeerbeleid. Hierdoor werd de motie niet door een meerderheid in de Kamer ondersteund.

Kortom, er is al die Paarse jaren niets gedaan om het terugkeerbeleid werkelijk van de grond te krijgen. De overheid nam niet haar verantwoordelijkheid, waardoor het terugkeren werd overgelaten aan de individuele uitgeprocedeerde asielzoeker zelf. Sommigen zijn na herhaaldelijke afwijzing van hun verzoek door de rechter daadwerkelijk teruggekeerd naar het land van herkomst. De praktijk wees echter uit dat veel uitgeprocedeerden in de illegaliteit belandden en de problemen daarmee op de stoep van de gemeenten terecht kwamen. Toenmalig asielwoordvoerder van de CDA-fractie Maxime Verhagen pleitte in 1996 al voor het tot stand brengen van een integraal terugkeerbeleid om dit alsmaar groter wordende probleem aan te pakken.

Na de politieke aardverschuiving van 15 mei 2002 brak in de Tweede Kamer een nieuwe periode aan waarin het CDA niet langer de grootste oppositiepartij was, maar de grootste regeringspartij. Hierdoor kreeg het CDA de kans om, conform haar eerder geuite wensen en het verkiezingsprogramma, zelf aan de gang te gaan met het vormgeven van een effectief terugkeerbeleid.

Na de verkiezingen van 22 januari 2003 zijn de nieuwe regeringspartijen CDA, VVD en D66 serieus aan de slag gegaan met het terugkeerbeleid. Niet alleen werd afgesproken in de komende kabinetsjaren het terugkeerbeleid vorm te geven, ook werden conform de uitspraak van de Kamer afspraken gemaakt voor een eenmalig specifiek pardon. Tenslotte werd de minister op initiatief van het CDA opgeroepen tot het ruimhartig gebruiken van haar afwijkingsbevoegdheid.

In het najaar van 2003 presenteerde minister Verdonk van Vreemdelingenzaken en Integratie een eenmalige pardonregeling. Het CDA heeft haar steun uitgesproken voor het specifieke asielpardon zoals dat door minister Verdonk is voorgesteld. Het ging hierbij om een eenmalige regeling voor een beperkte groep langdurig in Nederland verblijvende asielzoekers. De eenmalige regeling was een ruime uitwerking van de in het Hoofdlijnenakkoord aangekondigde maatregel. De voorgestelde regeling was echter in de geest van het regeerakkoord en de criteria zoals die destijds waren verwoord door premier Balkenende. Het pardon zou alleen moeten gelden voor degenen die al langer dan vijf jaar in afwachting waren van een uitspraak in hun eerste asielprocedure. Dit betreft mensen die buiten hun schuld al jaren in afwachting zijn van een duidelijk besluit van de overheid. Het zou geen aanzuigende werking mogen hebben en niet moeten gelden voor mensen die al vooraf te kennen is gegeven dat hun verblijf in Nederland tijdelijk van aard zou zijn. Uitgezonderd zijn ook die gevallen die op basis van bijvoorbeeld criminele antecedenten of vermoede oorlogsmisdaden sowieso niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning.

Het pardon geldt voor ongeveer 2100 gevallen. Hoewel het CDA begrip heeft voor de geuite wensen om tot een ruimere regeling te komen, is het niet realistisch te denken dat met welke pardonregeling dan ook alle problemen zijn opgelost. Elke regeling heeft uiteindelijk een arbitrair karakter als het gaat om voorwaarden en criteria die worden gesteld. Er blijven altijd grensgevallen die niet daaraan voldoen. De grenzen van het pardon zijn nu helder geformuleerd zodat wordt voorkomen dat er een groot grijs gebied ontstaat van gevallen die er net wel of net niet onder vallen.

Naast dit pardon heeft de minister in 220 gevallen gebruik gemaakt van haar inherente afwijkingsbevoegdheid. Dit betekent dat de minister mensen wel een verblijfsvergunning geeft op basis van bijvoorbeeld de lange verblijfsduur, medische factoren, gezinsomstandigheden en andere humanitaire redenen. Ondanks dat ze volgens wet en uitspraken door de rechter geen recht hebben op een verblijfsvergunning. Hierbij komt de minister tegemoet aan de wens van de Kamer zoals die is verwoord in een motie van de CDA-fractie. In vergelijking tot haar voorgangers heeft deze minister veel vaker gebruik gemaakt van haar mogelijkheden om in individuele gevallen af te wijken. Minister Nawijn maakte in zijn periode bijvoorbeeld slechts 9 keer gebruik van zijn afwijkingsbevoegdheid. Ook staatssecretarissen Schmitz en Cohen deden dat niet veel vaker. Tenslotte heeft de huidige minister toegezegd ook de komende jaren gebruik te zullen blijven maken van deze inherente afwijkingsbevoegdheid.

In december van 2003 ontstond een discussie tussen de Tweede Kamer en de minister over de problemen die gemeenten ondervonden als gevolg van het ontbreken van een integraal terugkeerbeleid. Het CDA heeft in dat debat aangegeven begrip te hebben voor de gemeenten die ervoor kiezen mensen niet uit hun huizen te zetten en op te vangen zolang de minister geen werk had gemaakt van het terugkeerbeleid. Samen met coalitiepartner D66 riep het CDA de minister op gemeenten niet te dwingen mensen uit hun huizen te zetten zolang het terugkeerbeleid nog niet vorm is gegeven.

Tweede Kamer debat over terugkeernota
In de terugkeernota staat een integrale visie en beleid geformuleerd waarmee de overheid haar verantwoordelijkheid neemt in de ondersteuning en begeleiding van de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers naar het land van herkomst. Het beleid legt de nadruk onder andere op het maken van afspraken met ambassades van landen van herkomst en het inrichten van vertrekcentra waarvanuit mensen kunnen gaan terugkeren. Daarbij geldt ook dat voor degenen die niet willen meewerken aan hun terugkeer uiteindelijk uitzetten de enig overgebleven mogelijkheid blijft. Door het inrichten van deze vertrekcentra wordt voorkomen dat de uitgeprocedeerde asielzoekers op straat belanden. Dat hiermee een realistisch en uitvoerbaar terugkeerbeleid wordt gerealiseerd, wordt onderstreept door dat ook de de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de 4 grote steden (G4) akkoord zijn gegaan met de terugkeerplannen van minister Verdonk. Uitgeprocedeerde asielzoekers die niet binnen zestien weken kunnen terugkeren èn niet willen meewerken, worden vanuit het vertrekcentrum in vreemdelingenbewaring geplaatst tot aan hun vertrek uit Nederland.

Het CDA steunt de minister in haar beleid om het terugkeerbeleid nu eindelijk effectief vorm te geven. Wel heeft het CDA ten aanzien van de zorgvuldige uitvoering van het beleid tijdens het debat een aantal vragen en eisen naar voren gebracht. Hierbij gaat het in de eerste plaats om de positie van gezinnen. Het CDA vindt dat gezinnen niet uiteen mogen worden getrokken en dus niet gescheiden heengezonden mogen worden. Het CDA heeft op dit punt garanties gevraagd aan de minister. Uitzonderingen hierop gelden voor die gevallen waarin er sprake is van criminele activiteiten of vermoedens van oorlogsmisdaden door leden van het gezin.Tijdens het debat heeft de minister aangegeven dat zij er op toe zal zien dat gezinnen niet uit elkaar worden getrokken. Het CDA heeft een motie ingediend om ervoor te zorgen dat gezinnen ook daadwerkelijk niet uit elkaar gehaald zullen worden.

Daarnaast is het CDA ingegaan op de door de minister aangekondigde verruiming van het buitenschuldcriterium. Dat betekent dat mensen die wel mee werken, maar waarvan blijkt dat ze echt niet terugkunnen, alsnog mogen blijven. Daarnaast heeft de minister in het debat onderstreept dat zij tot het laatste moment gevallen zal blijven toetsen op schrijnendheid. Indien nodig zal zij daarbij gebruik maken van haar inherente afwijkingsbevoegdheid om mensen alsnog een verblijfsvergunning te geven.

Afgelopen weken is er veel discussie geweest over het gebrek aan steun voor het terugkeerbeleid van het kabinet. Afgelopen week bleek uit opinie-onderzoek dat een ruime meerderheid van de Nederlanders het beleid van minister Verdonk ondersteunt. Van de CDA-achterban gaf 72% aan het beleid te ondersteunen en niet te streng te vinden.

Het CDA heeft er begrip voor dat het gaat om een hele moeilijke beslissing. Uitgeprocedeerde asielzoekers hebben in veel gevallen een duidelijk gezicht gekregen voor de mensen in hun omgeving. Het accepteren dat deze mensen geen aanspraak kunnen maken op een asielstatus en dus moeten terugkeren is daardoor lang niet altijd gemakkelijk. Wel vindt het CDA dat het beter is om mensen die moeten terugkeren niet langer valse hoop te bieden. Maar in plaats daarvan te helpen en begeleiden bij hun terugkeer om in hun eigen land een bestaan op te bouwen.