Gemeente Enschede

Gemeente acht zich niet aansprakelijk voor brand Vredestein


Enschede, 11-02-2004

De gemeente Enschede heeft niet onrechtmatig gehandeld bij de verlening, handhaving en controle van de milieuvergunning voor Vredestein. Daarnaast draagt de gemeente op formeel-juridische gronden geen (mede)verantwoordelijkheid voor de vergunning die de provincie in 2002 aan Vredestein heeft verleend. Met deze stellingname reageert het college van B en W op vragen van de raadsfracties van Groen Links en de PvdA over de gevolgen van de brand en verlening en handhaving van de milieuvergunningen van Vredestein.

Het college geeft in haar beantwoording onder andere aan dat de afwezigheid van bluswateropvang (een eis uit de CPR15-2 regeling die de opslag van gevaarlijke stoffen regelt) geen wezenlijk verschil had uitgemaakt bij de brand op het Vredestein complex. De capaciteit van die wateropvang zou op basis van de aanvraag uit 1992 maximaal 650 kubieke meter zijn geweest, terwijl om de brand te beheersen en te blussen ongeveer 5.500 kubieke meter water nodig was. Zelfs als wel aan eisen van de CPR 15-2 richtlijn was voldaan, had een brand van deze omvang zich kunnen ontwikkelen, zo oordeelt het college in haar antwoord.

De gemeente Enschede was bevoegd gezag voor Vredestein tot aan 1993, toen wegens technische veranderingen op het bedrijfsterrein de provincie het bevoegd gezag werd. De provincie droeg het gezag echter in 1997 weer over aan de gemeente. In 2000 oordeelde de Raad van State dat deze 'Decomp-operatie' onterecht was geweest. Formeel is de gemeente daarmee sinds 1993 niet meer het bevoegd gezag inzake Vredestein. Het college stelt in haar beantwoording dat ze daarom geen formeel-juridische redenen ziet om aan te nemen dat de gemeente na 1993 (mede)verantwoordelijkheid draagt voor de vergunningen aan de bandenfabrikant. 'Onze conclusie is dat de vergunningverlening in dit geval op grond van de toen beschikbare informatie deugde', zo stelt het college.

Tot slot zet het college nog een paar kanttekeningen bij enkele conclusies van het rapport van de VROM-inspectie, dat in januari verscheen. Zo is het onjuist dat het grondstoffenmagazijn al in 1992 aan de CPR 15-2 richtlijn moest voldoen. In de circulaire die is uitgegaan bij de bekendmaking van de CPR 15-2 wordt gesteld dat bedrijven de bestaande opslagplaatsen uiterlijk in 1995 moeten hebben aangepast.

Daarnaast beschouwt de VROM-inspectie de gemeente Enschede als bevoegd gezag voor de periode maart 1997 tot juli 2000. De Raad van State oordeelde echter in 2000 dat de provincies onterecht bevoegdheden had overgedragen aan de gemeenten in 1997. Daarmee is de provincie formeel al sinds 1993 het bevoegd gezag.

De rol van de VROM-inspectie zelf als zogenaamde "tweedelijns toezichthouder" acht het college onderbelicht. Alle aanvragen en ontwerp-beschikkingen werden immers aan de VROM-inspectie voorgelegd. In de periode van 1992 tot 2002 heeft de VROM-inspectie echter geen kanttekeningen geplaatst bij alle aanvragen en beschikkingen over Vredestein.

---

Gepubliceerd op 11-02-2004 © Copyright gemeente Enschede Naar