Socialistische Partij

Moslims moeten af van schuilkerkenmentaliteit

Niet imams, maar moslims zélf moeten in de openbaarheid treden.

door Ronald van Raak, Eerste-Kamerlid voor de SP.

Veel Marokkaanse Nederlanders voelen zich ongemakkelijk bij het beeld van hun gemeenschap, zoals dat opduikt in de media. `Nederlandse TV en kranten barsten van berichten over incest, mishandeling en ondenkbare praktijken onder onze moslimbroeders,' schreef het Utrechtse GroenLinks-raadslid Abderrahman Farsi in een `Open brief aan de imam'. Hierin stelt hij dat imams het voortouw moeten nemen om problemen in de Marokkaanse gemeenschap bespreekbaar te maken.

Als opbouwwerker in Kanaleneiland is Farsi goed bekend met de vele problemen in zijn gemeenschap. Van alle steden heeft Utrecht de grootste concentratie van Marokkanen; 42 procent van de allochtonen in Utrecht is van Marokkaanse afkomst - tegenover bijvoorbeeld Den Haag en Rotterdam 17 procent. Marokkanen maken 9 procent uit van de totale Utrechtse bevolking, maar wonen erg geconcentreerd in wijken als Kanaleneiland.

Jonge Marokkanen in deze wijken bezoeken over het algemeen `zwarte' scholen. Bijna de helft van hen verlaat vroegtijdig het onderwijs. Relatief weinig van hen hebben kans op een goede woning en een aantrekkelijke baan. Wel scoren zij hoog in de
criminaliteitsstatistieken. `Dit soort ongure praktijken wordt veelal gepleegd door daders die vaak maar enkele meters van uw spreekgestoelte verwijderd zijn', zo verwijt moskeeganger Farsi zijn imam.

Farsi heeft een moedige oproep gedaan, door van imams te eisen dat zij zich publiekelijk uitspreken over deze problemen en jongeren aanspreken op moslim-onwaardig gedrag. Hij steekt de hand in eigen boezem en maakt zich er niet vanaf door de schuld van de slechte berichten bij de media te leggen, zoals bijvoorbeeld woordvoerders van de Arabisch Europese Liga doen. Toch zijn imams niet de aangewezen personen om problemen aan te kaarten. Betrokkenheid van imams is wenselijk, maar valt niet af te dwingen. Bovendien is het de vraag of zij de wensen en gevoelens van Marokkanen het beste kunnen vertolken.

Marokkaanse Nederlanders moeten niet wachten op religieuze leiders, maar zélf initiatieven nemen. Op Koerswijziging.nl heeft een aantal jonge Marokkanen al eens het voortouw genomen om problemen en misverstanden bespreekbaar te maken. In een manifest, ondertekend door voetballers als Nordin Boukhari en rappers als Ali B., stellen zij: `Wij zien vandaag de dag angst in blikken op straat en horen onwetendheid doorklinken in dagelijkse gesprekken. Men neemt vooral de moeite niet meer om die gesprekken met ons zelf te voeren.'

Hoopgevend zijn in ieder geval de uitkomsten van intensieve geprekken die de SP onlangs heeft gevoerd met 500 Marokkanen en Turken, onder meer in Utrecht. Onder de titel `Hoe gaat het?' werden zij ondervraagd over hun eigen situatie en hun kijk op de voortgang van de integratie. Hoewel de meeste mensen op zich tevreden zijn met hun woning en de school van hun kinderen, geeft ruim 40 procent aan te willen verhuizen, om in een meer gemengde wijk te kunnen wonen. Daarmee hopen zij de kans voor hun kinderen op een gemengde school en het contact met andere Nederlanders te vergroten. Veel ouders maken zich zorgen over de opvoeding van jongeren en noemen daarbij ook nadrukkelijk hun eigen verantwoordelijkheid. Beter Nederlands leren wordt door vrijwel iedereen genoemd als belangrijkste voorwaarde voor een geslaagde integratie.

Misschien moeten Farsi en andere moslims het voorbeeld voor ogen houden van de rooms-katholieke Nederlanders, die in de negentiende eeuw eveneens een slechte pers kregen. Andere Nederlanders schreven destijds over de `domme' en `bijgelovige' katholieken. Zij zouden een lage morele standaard hebben en kritiekloos luisteren naar de opvattingen van hun bisschoppen. Katholieken waren lange tijd geneigd zich te voegen naar dit negatieve imago en niet teveel in de openbaarheid te treden. De katholieke historicus Nuyens sprak in dit verband van een `schuilkerkenmentaliteit', in een verwijzing naar de tijd dat rooms-katholieken hun diensten moesten opdragen in onopvallende en niet-aanstootgevende schuilkerken.

De tegenstellingen tussen protestanten en katholieken in Nederland zijn grotendeels verdwenen. Dit is echter niet zozeer de verdienste geweest van de bisschoppen: in het verzuilde Nederland van de eerste helft van de twintigste eeuw bleven leden van verschillende religieuze minderheden veelal opgesloten in hun eigen gemeenschap. De ontzuiling zorgde er voor dat religieuze leiders minder optraden als woordvoerders voor hun gemeenschap. Doordat protestanten en katholieken veel meer met elkaar omgingen kwam een einde aan het `wij en zij' gevoel.

Als imams Nederlands spreken en hun weg vinden in de Nederlandse samenleving, kunnen zij zeker een bijdrage leveren aan het onderling begrip. Zij zijn echter niet de eerst aangewezen personen om Marokkanen en andere Nederlanders dichter bij elkaar te brengen. Mensen moeten zélf meer met elkaar in contact komen, in de buurt, op school en op het werk. Hopelijk komt de tijd snel dat Marokkaanse Nederlanders bevrijd zijn van hún schuilkerkenmentaliteit.

(Dit artikel verscheen in het Utrechts Nieuwsblad, 12 februari 2004)