Aan de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR Den Haag
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
FM 2004-00235 M
Onderwerp
Rapportage Maatschappelijk Overleg
Betalingsverkeer
Bij brief van 10 oktober 2003 (39-03-Fin) heeft
de vaste kamercommissie van Financiën verzocht
om een voortgangsrapportage betreffende de
maatschappelijke aspecten van het
betalingsverkeer. Naar aanleiding hiervan heb ik
uw kamer begin december hierover
geïnformeerd . Ter gelegenheid heb ik
toegezegd naar aanleiding van de tweede
rapportage van het Maatschappelijk Overleg
Betalingsverkeer (MOB) nog eens de balans op te
maken en uw kamer te informeren over eventuele
beleidsmatige vervolgstappen. Bijgaand ontvangt
u de MOB-rapportage, vergezeld van mijn visie op
de inhoud daarvan.
Algemene bevindingen met betrekking tot de
rapportage
Het MOB heeft voortgang geboekt met het in kaart
brengen van de maatschappelijke knelpunten en de
maatschappelijke gevolgen van ontwikkelingen in
het betalingsverkeer, zoals beschreven in de
taakopdracht van het MOB . Op verschillende
terreinen zijn tevens oplossingsrichtingen
aangedragen. Dit jaar staat het MOB voor de
uitdaging om te komen tot een nadere uitwerking
en implementatie van deze oplossingen.
Bereikbaarheid en toegankelijkheid
Het MOB onderschrijft dat het algemene
serviceniveau voor consumenten en ondernemers is
afgenomen. Met name speelt hierbij dat zij meer
moeite moeten doen voor het opnemen en storten
van contant geld. De belangrijkste geografische
'witte vlekken' in het aanbod van de
belangrijkste betaaldiensten (geld storten en
opnemen) bevinden zich op de Veluwe en de
provincie Flevoland.
Dit neemt niet weg dat voor bepaalde
bevolkingsgroepen (met name ouderen en mensen
met een functiebeperking) en op lokaal niveau
wel degelijk sprake kan zijn van een
bereikbaarheidsprobleem, bijvoorbeeld daar waar
sprake is van een laag serviceniveau.
Het MOB heeft een aantal alternatieve
oplossingen geïdentificeerd:
* het stimuleren van elektronisch betalen
en/of het installeren van extra
geldautomaten;
* de introductie van een cash-back service
voor mensen met een functiebeperking;
* het aanbieden van gezamenlijke bankservices
op locatie ('shared service centra');
* het installeren van stand-alone
afstortapparaten.
Op lokaal niveau blijkt de aard van de
problematiek verschillend te zijn. Buiten de
steden en op het platte land heeft deze meer
betrekking op de fysieke afstand tot
bankdiensten, waar de
bereikbaarheidsproblematiek in de meer
stedelijke gebieden doorgaans sterker samenhangt
met de algemene veiligheidsproblematiek. Het MOB
gaat daarom in enkele representatieve gemeenten
nader onderzoek doen naar de aard en het niveau
van de bancaire dienstverlening. Tevens wordt
een beschrijving gemaakt van de verschillende
initiatieven op lokaal en provinciaal niveau. De
betrokkenheid van de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten bij het MOB is in dit kader van
belang.
Op het terrein van de toegankelijkheid van
betaaldiensten voor mensen met een
functiebeperking kan worden opgemerkt dat
inmiddels goede vorderingen worden geboekt, met
name waar het gaat om het toegankelijk maken van
geldautomaten. Aangenomen mag worden dat de
verschillende partijen in het MOB zich bewust
zijn van het maatschappelijke belang van een
snelle uitwerking en implementatie van deze
oplossingen. Een en ander blijkt ook uit de
veelheid aan initiatieven die buiten het MOB om
in samenwerking tussen individuele marktpartijen
tot stand gekomen zijn (zie de beschrijving van
de door banken ontplooide initiatieven).
Ondergetekende zal er bij het MOB op aandringen
dat geformuleerde oplossingen zo snel mogelijk
worden geïmplementeerd.
Veiligheid
Ter vergroting van de veiligheid en efficiency
van het betalingsverkeer heeft het MOB een
aantal deels lopende initiatieven beschreven:
· vervanging van de magneetstrip op
betaalpassen door een chip volgens de zogenoemde
EMV-standaard;
De invoering van de EMV-chip verhoogt de
veiligheid en biedt mogelijkheden voor een
efficiënter verwerking van transacties. Een
snelle invoering is dus gewenst, al moet de aard
en omvang van deze operatie niet worden
onderschat, evenals de kosten die hiermee
gemoeid zijn. Het is daarom nuttig dat partijen
op kleine schaal ervaring opdoen met de EMV
technologie, alvorens een definitief besluit te
nemen over de invoering ervan.
· de oprichting van een centraal
telefonisch meldpunt fraude;
Wanneer het telefonische meldpunt voornoemde
meldpunt enkel fungeert als 'telefooncentrale'
voor de banken zit de toegevoegde waarde enkel
in het faciliteren van een snelle en adequate
melding van verlies of diefstal van en fraude
met betaalpassen voor kaarthouders. Meer belang
moet worden gehecht aan een snelle afhandeling
van incidenten en een verbetering van de
communicatie over de voortgang. Het MOB zal dan
ook worden verzocht nader te expliciteren op
welke wijze dit gebeurt. Aangezien het MOB heeft
geconstateerd dat op deze punten verbeteringen
zijn aan te brengen mag verwacht worden dat in
de volgende MOB-rapportage concreter wordt
aangegeven welke maatregelen op dit punten
genomen worden.
· verbetering van de veiligheid ten
aanzien van de verzending van creditcards;
Uitgaande van de uitspraak van het MOB dat de
veiligheid van verzendingen van betaalkaarten
momenteel op een veilige, zij het niet-uniforme,
wijze geregeld is, is het zaak dat snel gewerkt
wordt aan de communicatie richting de
kaarthouders, opdat ook de veiligheidsbeleving
op peil gebracht wordt.
· vaststelling van productvoorwaarden
incasso op basis van internetmachtiging.
De stelling van het MOB dat dergelijke
voorwaarden er op korte termijn moeten komen
wordt gedeeld door ondergetekende. De
vaststelling van dergelijke voorwaarden kan in
belangrijke mate bijdragen aan het vertrouwen
van consumenten en merchants (productaanbieders)
in het internet als transactiemedium. DNB wordt
verzocht om de resultaten van het
vervolgonderzoek hiernaar openbaar te maken.
Valse bankbiljetten
In de MOB-rapportage wordt vermeld dat DNB en
andere partijen maatregelen nemen tegen valse
euro's, naar aanleiding van de recente toename
van het aantal valse bankbiljetten dat in omloop
is. Het is uiteraard een goede zaak dat het MOB
voorstander is van extra preventieve maatregelen
in de sfeer van:
* het vergroten van de kennis van
echtheidskenmerken;
* en investeren in nieuwe apparatuur.
Met uitzonderling van DNB suggereren de leden
van het MOB dat de overheid een subsidie geeft
voor detectieapparatuur, een vergoeding van
ontdekte falsificaten en tevens meer
echtheidskenmerken bekend maakt. DNB heeft
aangegeven geen vergoeding te verstrekken voor
falsificaten en het bekend maken van meer
echtheidskenmerken niet nodig te achten
aangezien op basis van de momenteel bekende
echtheidskenmerken valse bankbiljetten nog
steeds van echte kunnen worden onderscheiden.
Deze reactie is in lijn met hetgeen in
voornoemde brief aan uw kamer van december jl.
is medegedeeld. Op de overwegingen waarom een
verzoek om vergoeding van valse biljetten niet
gehonoreerd kan worden wordt in deze brief
uitgebreid ingegaan. Ten aanzien van de kosten
van de aanschaf van detectieapparatuur is van
belang op te merken dat deze reeds fiscaal
aftrekbaar zijn als bedrijfskosten.
In de antwoorden op de kamervragen van de leden
Aptroot en De Grave (d.d. 2 februari 2004) zal
mede namens de minister van Justitie en in
samenspraak met DNB, nader uiteengezet worden
hoe de bestrijding van valse bankbiljetten in
Nederland is vormgegeven en welke aanvullende
activiteiten ondernomen worden naar aanleiding
van de groei in het aantal valse bankbiljetten.
Afronding op 1- en 2- eurocent
Het MOB schat in dat de invoering van een al dan
niet wettelijke afrondingsregel een
kostenbesparing van ettelijke tientallen
miljoenen euro's per jaar kan opleveren. Het MOB
kondigt in haar rapportage aan om, als uit
onderzoek blijkt dat nog ten hoogste 20% van de
Nederlanders hiertegen is, positief te adviseren
over de invoering hiervan.
Contractvrijheid staat partijen toe om onderling
afspraken te maken over de wijze van betaling
bij een transactie. Een toonbankinstelling is
dus vrij om voorafgaand aan de transactie helder
aan te geven dat hij bepaalde coupures of munten
juist wel of niet wil ontvangen. Dit kan gedaan
worden door klanten bij de ingang van een
toonbankinstelling op heldere en niet mis te
verstane wijze hierover te informeren. Zo er
toonbankinstellingen zijn die menen op deze
wijze een besparing te kunnen realiseren zijn
zij uiteraard vrij om een dergelijke maatregel
door te voeren.
Bankbiljettendistributie
DNB vangt bankbiljettenoverschotten en -tekorten
in de markt op en controleert alle ontvangen
biljetten op echtheid en vervuiling. Hiermee
geeft zij invulling aan haar monetaire taak van
het schoonhouden van de circulatie. Commerciële
banken mogen momenteel onbeperkt en gratis
bankbiljetten opnemen en afstorten bij DNB. In
de afgelopen jaren heeft dit ertoe geleid dat
bankbiljetten vaker door DNB worden ingenomen
dan noodzakelijk is voor de bewaking van de
kwaliteit van de in omloop zijnde bankbiljetten.
De voorgenomen maatregelen, die overigens nog
door de ondernemingsraad van DNB moeten worden
goedgekeurd, zullen ertoe leiden dat de chartale
distributieketen wordt verkort. Dit zal volgens
DNB leiden tot een efficiënter en veiliger
contant betalingsverkeer. Met de voorgenomen
maatregelen zullen de kosten van de distributie
van bankbiljetten deels neerslaan bij de banken.
DNB heeft aan het MOB voorgerekend dat deze
operatie voor de banken naar schatting een
kostenverhoging van ¤ 5 mln. per jaar teweeg zal
brengen, terwijl de kostenreductie van DNB
ongeveer ¤ 25 mln. per jaar zal bedragen. De
hoogte van de werkelijke kosten voor de banken
is afhankelijk van de inrichting van de
logistieke processen van de banken. Het MOB
heeft geconstateerd dat er nog geen inzicht
bestaat in de gevolgen voor toonbankinstellingen
en consumenten, ondermeer in termen van
veiligheid en doorberekening van kosten door de
banken. Afgesproken is dat DNB en de banken het
MOB informeren over de voortgang op dit terrein.
DNB zal worden verzocht ook ondergetekende
hierover te informeren.
Evaluatie MOB
Het MOB constateert dat ingevolge de instelling
van het MOB nu niet alleen sprake is van een
goede informatie-uitwisseling tussen
marktpartijen, maar dat er ook meer bereidheid
is gekomen tot samenwerking om knelpunten in het
betalingsverkeer weg te nemen. De rapportage
toont aan dat naast de verschillende individuele
initiatieven in MOB-verband oplossingsrichtingen
zijn gevonden voor een gezamenlijke aanpak van
de problemen. Het MOB staat nu voor de uitdaging
deze snel uit te werken en tot uitvoering te
brengen. Bij vaststelling van de taakopdracht
van het MOB (zie het voornoemde kamerstuk) is
bepaald dat het MOB begin 2004 onder regie van
het Ministerie van Financiën wordt geëvalueerd.
De jaarrapportage ontvangen hebbende, kan deze
evaluatie binnenkort plaatsvinden. De
verschillende leden van het MOB zullen op korte
termijn een uitnodiging ontvangen om
ondergetekende schriftelijk te informeren over
hun bevindingen ten aanzien van het functioneren
van het MOB. In overleg met de voorzitter van
het MOB zal vervolgens worden bezien in hoeverre
de reacties aanleiding geven tot aanpassing van
de taakopdracht van het MOB. Uw kamer zal te
zijner tijd worden geïnformeerd over de
uitkomsten van deze evaluatie.
De minister van Financiën,
Bijlagen:
· Rapportage Maatschappelijk Overleg
Betalingsverkeer (MOB)
· Bijlage 1: Samenstelling MOB
· Bijlage 2: Aantal geldautomaten en
bankfilialen
· Bijlage 3: Initiatieven van banken
inzake bereikbaarheid betaaldiensten
· Bijlage 4: Falsificaten
---
Zie Kamerstukken II, 2003-2004, 27863, nr.
17.
Zie Kamerstukken II, 2001-2002, 27863, nr.
8.
Ministerie van Financiën