Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Veiligheidsbeleid

Nucleaire Aangelegenheden en Non-proliferatie

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 18 februari 2004

Behandeld


- Peter Potman


Kenmerk


- DVB/NN-054/04

Telefoon


- 070-3485555


Blad


- 1/6

Fax


- 070-3485684


Bijlage(n)


- 1


- peter.potman@minbuza.nl


Betreft


- Beantwoording vragen van het lid Karimi over hoeveelheden chemische of biologische wapens in Irak

Graag - bied ik u hierbij- , mede namens de Minister van Defensie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door - het lid- Karimi over - hoeveelheden chemische of biologische wapens in Irak. Deze vragen werden ingezonden op - 28 januari 2004 met kenmerk - 2030407110.


- De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoorden van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de heer Kamp, minister van Defensie, en de heer Remkes, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op de vragen van het lid Karimi (GroenLinks) over hoeveelheden chemische of biologische wapens in Irak.

Vraag 1

Wat is uw oordeel over de opmerkingen van David Kay, voormalig hoofd van de Iraq Survey Group, dat in Irak geen belangrijke hoeveelheden chemische of biologische wapens gevonden zullen worden?1 Deelt u zijn standpunt? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

De opmerkingen van de heer Kay geven aan dat, nu al het onderzoek van de Iraq Survey Group (ISG) tot op heden geen belangrijke hoeveelheden massavernietigingswapens aan het licht heeft gebracht, de kans klein moet worden geacht dat deze alsnog zullen worden aangetroffen.

Vraag 2

Wat is uw oordeel over de opmerkingen van president Bush in de State of the Union van dinsdag jl. als zouden er juist in Irak tientallen aanwijzingen zijn gevonden voor de ontwikkeling van massavernietigingswapens? Vindt u de verwijzingen van president Bush en het Amerikaans Irak-beleid nog geloofwaardig gezien de uitlatingen van David Kay die als teamleider van de door de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Australië opgerichte Iraq Survey Group, onderzoek deed naar massavernietigingswapens in Irak? Zo ja, waarom?

Antwoord

President Bush wees in zijn State of the Union naar de voorlopige conclusies van de ISG (het 'Kay report'), toen hij stelde dat de ISG 'identified dozens of weapons of mass destruction-related program activities and significant amounts of equipment that Iraq concealed from the United Nations". Kay heeft de bevindingen van de ISG ter zake zelf herhaald tijdens zijn briefing voor de senaatscommissie op 27 januari jl., en spreekt van de ontdekking van honderden gevallen van activiteiten die verboden waren onder Veiligheidsraadresolutie 687 en gerapporteerd hadden moeten worden onder Veiligheidsraadresolutie 1441. De verklaring van President Bush en die van de heer Kay komen op dit punt dus overeen.

Vraag 3

Hoe duidt u de uitleg van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Powell, dat Irak mogelijk vóór de oorlog geen massavernietigingswapens bezat en dat het een "open kwestie betreft", met de uitlatingen van president Bush dat er in Irak tientallen aanwijzigen zijn gevonden voor de ontwikkeling van massavernietigingswapens?

Antwoord

De open kwestie betreft volgens SoS Powell de vraag hoeveel voorraden massavernietigingswapens Irak bezat, als het deze had, en zo ja, waar deze dan zijn gebleven. Gezien het feit dat tot op heden geen massavernietigingswapens zijn gevonden, is dit logischerwijs nog een open kwestie, die niet afdoet aan de uitspraken van President Bush. In het bewuste interview geeft SoS Powell overigens aan dat hij van mening is dat de inlichtingendiensten het bij het juiste eind lijken te hebben wat betreft de intenties van Saddam Hussein, wat betreft de capaciteiten van Irak om massavernietigingswapens te maken en wat betreft de Iraakse programma's voor massavernietigingswapens. Deze uitspraken zijn in lijn met de woorden van President Bush. Minister Powell geeft verder aan dat de ISG, onder leiding van Charles Duelfer, zal moeten trachten nadere antwoorden te vinden op de openstaande vragen.

Vraag 4

Hoe verhouden de verklaringen van David Kay zich tot het dreigingsbeeld dat door de regeringen van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk werd gepresenteerd? Deelt u de mening dat de informatie over de aanwezigheid van massavernietigingswapens voor de oorlog in Irak niet gestoeld was op enige kennis en dat naar het lijkt de informatie voor de oorlog niet gedeugd heeft? Zo ja, wat was daar de reden van? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

De verklaringen van David Kay zijn gebaseerd op onderzoek dat in Irak heeft plaatsgevonden nadat Saddam Hoessein ten val was gebracht. Het dreigingsbeeld zoals dat werd gepresenteerd door Amerikaanse en Britse regeringsvertegenwoordigers voorafgaand aan het ingrijpen in Irak op het punt van de aanwezigheid van massavernietigingswapens in dat land was gebaseerd op de op dat moment beschikbare inlichtingen.

Er bestond voorafgaand aan het gewapend ingrijpen in Irak veel kennis, maar uiteraard ­ vanwege onvoldoende medewerking van Iraakse kant ­ geen zekerheid, over de Iraakse programma's voor massavernietigingswapens. Deze kennis was onder meer gebaseerd op de rapportages van UNSCOM en UNMOVIC, maar ook op andere gegevens uit verschillende inlichtingenbronnen. Waar kennis ontbrak ging het veelal om openstaande vragen van UNMOVIC, waarop Irak weigerde een antwoord te geven. Dat thans uit nader onderzoek op basis van beschikbaar materiaal blijkt dat bepaalde aspecten van de dreigingsanalyse, met name de feitelijke aanwezigheid van belangrijke voorraden massavernietigingswapens, waarschijnlijk onjuist zullen blijken, wil niet zeggen dat alle informatie onjuist was.

Voor stellige opvattingen als in de vraag vervat, is het tenminste nog te vroeg. Het is voorts nog te vroeg voor een definitief oordeel over de deugdelijkheid van de bij de VS en het VK aanwezige informatie voorafgaand aan het gewapend ingrijpen in Irak, omdat het onderzoek van de ISG nog altijd gaande is. Ook zullen de door president Bush en premier Blair aangekondigde onderzoeken naar de inlichtingen die in de aanloop naar het gewapend ingrijpen in Irak een rol hebben gespeeld een beter oordeel over de deugdelijkheid ervan mogelijk maken.

Vraag 5

Welke verklaring, die van David Kay of die van president Bush, is voor de Nederlandse regering op dit moment geloofwaardig? Heeft dit consequenties voor het Nederlands beleid ten aanzien van non proliferatie en het versterken van de positie van de IAEA?

Antwoord

Hierboven is reeds aangegeven dat de verklaringen van President Bush en de heer Kay over de waargenomen schendingen van VN-resolutie 1441 overeenkomen. President Bush heeft een onderzoek gestart naar de inlichtingen die in de aanloop van militair ingrijpen in Irak een rol hebben gespeeld.

Zoals ook gold voor de rapportages over de bevindingen van UNMOVIC en het IAEA in Irak, vormt hetgeen vooralsnog bekend is geworden uit het onderzoek van de ISG, voor de Nederlandse regering een extra reden om haar beleid ten aanzien van non-proliferatie voort te zetten. Daarbij is het streven van de regering om de verschillende non-proliferatieverdragen, alsmede de rol van het IAEA en de OPCW hierbij, te versterken, met het doel om niet-naleving van verdragsverplichtingen, zoals in casu in Irak, in een vroeg stadium te signaleren en effectief te kunnen tegengaan. Dit beleid past ook in de in december 2003 door de Europese Raad aangenomen Non-proliferatiestrategie.

Vraag 6

Deelt u de mening dat inzake het Iraakse wapenprogramma, de IAEA- en de VN- wapeninspecteurs achteraf het gelijk aan hun kant hadden? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

In haar brief aan de Kamer van 18 maart 2003 heeft de regering aangegeven dat UNMOVIC nog op 6 maart 2003 128 openstaande vraagstukken had geïdentificeerd. UNMOVIC sloot geenszins uit dat zich massavernietigingswapens in Irak zouden bevinden, doch was voor verificatie daarvan afhankelijk van Iraakse medewerking.

De heer Blix heeft pas later, net als recent de heer Kay, aangegeven twijfels te hebben gehad over de aanwezigheid van voorraden chemische of biologische wapens. Anderzijds lijkt de ISG juist op een aantal punten meer duidelijkheid te hebben verkregen over de Iraakse massavernietigingswapenprogramma's en daarmee mogelijk een aantal vermoedens van UNMOVIC te hebben bevestigd. Aangezien de regering niet over het interim-rapport van de ISG van oktober 2003 beschikt, noch over de aan de rapportages van UNMOVIC en het IAEA ten grondslag liggende informatie, kan over de wijze waarop deze rapportages elkaar aanvullen of tegenspreken geen oordeel worden gegeven. Helder is wel dat alleen volledige Iraakse medewerking de bestaande onduidelijkheid had kunnen wegnemen.

Vraag 7

Zijn de verklaringen van David Kay voor de Nederlandse regering reden tot andere inzichten als het gaat om de vermeende aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 1. Voor het overige geldt dat de regering destijds heeft besloten tot politieke steun aan het gewapend ingrijpen in Irak op basis van de weigering van Saddam Hussein medewerking te verlenen aan de uitvoering van de Veiligheidsraadsresoluties ten aanzien van Irak, zoals uitgebreid uiteengezet in mijn brief van 18 maart 2003 (TK 23 432, nr. 94).


1NRC-Handelsblad, 24 januari jl.

===