Raad voor Cultuur


19 februari 2004

Raad voor Cultuur helder over zijn adviserende rol

Kwaliteit blijft uitgangspunt

DEN HAAG - De Raad voor Cultuur laat zich bij de inhoudelijke beoordeling van de 834 subsidieverzoeken die zijn ingediend in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 leiden door kwaliteit. Dat geldt ook voor de advisering over de ondersteunende instellingen. Het rapport van Bureau Berenschot over de ondersteunende instellingen noemt hij 'ongeschikt' als hulpmiddel bij de beoordeling. In een brief die de Raad donderdag naar staatssecretaris Van der Laan van Cultuur heeft gestuurd, gaat de Raad in op de onhelderheid die bestaat over zijn adviserende rol, zoals is gebleken uit diverse oproepen vanuit het veld. De Raad benadrukt dat zowel de kwaliteit van de afzonderlijke beleidsplannen als de kwaliteit van het culturele landschap en de culturele infrastructuur voorop staat. Daarom zal de Raad ook aspecten als de functie van de instelling en haar positie in het bestel, geografische spreiding en publieksbereik bij zijn oordeelsvorming betrekken, zoals hij al eerder aangaf in zijn Vooradvies 'Cultuur, meer dan ooit'.

Het rapport van Bureau Berenschot over de ondersteunende instellingen, wordt door de Raad niet bij de beoordeling betrokken, zoals de staatssecretaris in haar adviesaanvraag had verzocht. De Raad vindt dat het rapport geen recht doet aan de werkelijkheid en daardoor ongeschikt is als hulpmiddel bij de beoordeling. De Raad beoordeelt de ondersteunende instellingen op kwaliteit en de functie(s) die zij vervullen. Daarbij wordt ook gekeken naar kwaliteit van de culturele infrastructuur.

De Raad realiseert zich dat de realiteit van zijn advies mede wordt bepaald door het beschikbare budget. Toch wil hij onafhankelijk van het budget vaststellen hoeveel kwaliteit er is. Door een prioriteitstelling aan te geven, richt hij zijn advies zo in dat eventuele verschillen tussen het beschikbare budget en de voor subsidie in aanmerking komende instellingen duidelijk zichtbaar worden. De Raad maakt onderscheid tussen instellingen die hij als behorend tot de culturele infrastructuur subsidiabel acht en instellingen waarvoor subsidiëring (zeer) wenselijk is.

Op het gebied van eCultuur heeft de Raad veel plannen voorgelegd gekregen. Omdat de staatssecretaris eerder aangaf dat hiervoor extra geld beschikbaar komt, vraagt hij haar voor welke soort initiatieven een beroep kan worden gedaan op die extra middelen, zodat hij daarmee in zijn advisering rekening kan houden. De Raad beoordeelt de plannen mede aan de hand van zijn in juni 2003 uitgebrachte advies: eCultuur: van i naar e.


Noot voor de redactie (