Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Veiligheidsbeleid

Nucleaire Aangelegenheden en Non-proliferatie

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 19 februari 2004

Behandeld


- Peter Potman


Kenmerk


- DVB/NN-055/04

Telefoon


- 070-3485555


Blad


- 1/4

Fax


- 070-3485684


Bijlage(n)


- - peter.potman@minbuza.nl


Betreft


- Beantwoording vragen van het lid Karimi over mogelijk onderzoek naar veiligheidsdiensten in de VS

Graag - bieden wij u hierbij- , de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door - het lid- Karimi over - mogelijk onderzoek naar veiligheidsdiensten in de VS. Deze vragen werden ingezonden op - 2 februari 2004 met kenmerk - 2030407450.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. BotDe Minister van Binnenlandse Zakenen Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

De Minister van Defensie, H.G.J. Kamp


-

Antwoorden van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, de heer Kamp, minister van Defensie, en de heer Remkes, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de vragen van het lid Karimi (GroenLinks) over mogelijk onderzoek naar veiligheidsdiensten in de VS. (Ingezonden 2 februari 2004).

Vraag 1

Heeft u het artikel gelezen "Kay wil onderzoek naar Veiligheidsdiensten VS"? 1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Herinnert u zich het antwoord van uw ambtsvoorganger waarin deze stelt "De regering heeft telkens een eigen afweging gemaakt ten aanzien van de haar ter beschikking staande informatie" 2), waaronder informatie verstrekt door de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk en andere NAVO - bondgenoten, de presentatie in de VN-Veiligheidsraad op 5 februari 2003 door de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Powell, en het rapport van de Britse regering inzake massavernietigingswapens in Irak?

Antwoord

Ja.

Vraag 3

Hoe duidt u het antwoord van uw ambtsvoorganger in het licht van de recente uitlatingen van het voormalige hoofd van de Iraq Survey Group, David Kay, dat de Amerikaanse inlichtingendiensten gefaald hebben bij het verwerven van adequate en juiste inlichtingen over de aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak? Welke conclusies trekt u ten aanzien van het werk van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten? Wat is uw oordeel ten aanzien van de informatie die beschikbaar werd gesteld aan de Nederlandse regering en uiteindelijk de basis vormde voor de politieke steun die de Nederlandse regering gaf aan de oorlog tegen Irak?

Antwoord

Het antwoord van de ambtsvoorganger van de Minister van Buitenlandse Zaken blijft een accurate weergave van hetgeen de regering in de aanloop naar het militaire ingrijpen in Irak heeft gedaan op het gebied van het analyseren van beschikbaar inlichtingenmateriaal en het maken van een afweging in het kader van de beleidsvorming terzake. De uitspraken van de heer Kay veranderen hier niets aan.

De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten hebben in de periode voorafgaand aan het militaire ingrijpen in Irak inlichtingenmateriaal uit diverse bronnen, waaronder van Amerikaanse en Britse zijde verkregen informatie, continu geanalyseerd ten behoeve van de regering. De regering is van mening dat de inlichtingdiensten zich op adequate wijze van hun taak hebben gekweten. Over het dreigingsbeeld dat mede op grond van deze analyses door de regering werd gevormd, is de Kamer in meerdere brieven ingelicht. De regering ziet geen aanleiding op grond van de uitspraken van de heer Kay terug te komen op het in die eerdere brieven gepresenteerde dreigingsbeeld. Voorts is het nog de vraag in hoeverre de Amerikaanse inlichtingendiensten gefaald hebben bij het verwerven van adequate en juiste inlichtingen over de aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak. Mede voor de beantwoording van die vraag heeft President Bush, evenals Premier Blair dat heeft gedaan voor wat betreft de Britse analyses, een commissie in het leven geroepen die terzake onderzoek zal verrichten. Tenslotte wijs ik er andermaal op dat de regering destijds heeft besloten tot politieke steun aan het gewapend ingrijpen in Irak op basis van de weigering van Saddam Hussein medewerking te verlenen aan de uitvoering van de Veiligheidsraadsresoluties ten aanzien van Irak, zoals uitgebreid uiteengezet in de brief van 18 maart 2003 (TK 23432, nr. 94).

Vraag 4

In hoeverre hebben de Nederlandse inlichtingendiensten in de kwestie Irak vooral gevaren op inlichtingen die zijn verkregen van de Amerikaanse en Britse inlichtingendiensten? Vindt u nog steeds dat de door de Nederlandse inlichtingendiensten geleverde en geanalyseerde informatie adequaat was?

Antwoord

Hierover is uw Kamer ingelicht in de lijst van vragen en antwoorden inzake een rapportage van de Britse veiligheidsdiensten van 20 oktober 2003 (kamerstuk 23 432, nr. 129). Zie verder het antwoord op vraag 3 en de brief van 22 augustus 2003 (kamerstuk 23 432, nr. 124).

Vraag 5

Deelt u de mening dat de Nederlandse inlichtingendiensten te voorbarig Amerikaanse inlichtingen over de aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak overgenomen hebben, gezien de fundamentele kritiek van Kay op het functioneren van de Amerikaanse inlichtingendiensten? Vindt er een evaluatie van het werk van de Nederlandse veiligheids- en inlichtingendiensten plaats? Zo ja, bent u bereid de Kamer over de uitkomsten te informeren? Zo neen, waarom niet?

Vraag 6

Bent u bereid tot een onafhankelijk onderzoek naar de wijze waarop de Nederlandse veiligheids- en inlichtingendiensten informatie over massavernietigingswapens in Irak vergaard en geanalyseerd hebben? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Nee. De regering ziet geen reden om de werkwijze van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten naar aanleiding van de uitspraken van de heer Kay te evalueren, mede omdat de besluitvorming omtrent de politieke steun die de regering aan het gewapend ingrijpen in Irak heeft gegeven, gebaseerd was op de weigering van Saddam Hussein medewerking te verlenen aan de uitvoering van de Veiligheidsraadsresoluties ten aanzien van Irak en niet op specifieke inlichtingen omtrent het bestaan van massavernietigingswapens. Uiteraard is de regering wel benieuwd naar de uitkomsten van de onderzoeken in respectievelijk de verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.


1) de Volkskrant, 29 januari jl.

2)Tweede Kamer, vergaderjaar 2002-2003, Aanhangsel 2903

Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van hetzelfde lid, ingezonden 28 januari 2004.

===