Uitspraak Rechtbank Amsterdam in zaak AO4090 Zaaknr: 13/129117-03 Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 19-02-2004
Datum publicatie: 19-02-2004
Soort zaak: straf -
Soort procedure: eerste aanleg - meervoudig

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: (nummer)

Datum uitspraak: 19 februari 2004

op tegenspraak

VERKORT VONNIS

van de rechtbank Amsterdam zitting houdende te Amsterdam-Osdorp, achtste meervoudige kamer C, in de strafzaak tegen:

(verdachte),

geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum), ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het (adres), (woonplaats), gedetineerd in het (Huis van Bewaring).

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 februari 2004.


1. Telastelegging

Aan verdachte is telastegelegd dat


1.

hij in de periode van 14 mei 2003 tot en met 15 mei 2003 te Amsterdam, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 44 kilo, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde /in elk geval een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;

(artikel 2 lid 1 onder b en/of c Opiumwet juncto artikel 47 Wetboek van
Strafrecht)


2.

hij op of omstreeks 3 juni 2003 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden
heeft gehad een vuurwapen van de categorie III, te weten een pistool (Pietro
Beretta, kaliber .40) en/of munitie van de categorie III, te weten 11 kogelpatronen (S&W, kaliber .40);

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;

(artikel 26 lid 1 juncto artikel 2 lid 1 categorie III sub 1 en/of juncto
artikel 2 lid 2 categorie III Wet Wapens en Munitie juncto artikel 47 Wetboek
van Strafrecht)


3.

hij op of omstreeks 3 juni 2003 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, drie,
althans een of meer, wapens van categorie II onder 5, te weten (een) voorwerp(en) waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen
worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;

(artikel 26 lid 1 juncto artikel 2 lid 1 categorie II onder 5 Wet Wapens en
Munitie juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)


4.

hij op of omstreeks 3 juni 2003 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad, 28 MDMA-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende MDMA, zijnde/in elk geval een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I;

(artikel 2 lid 1 onder c Opiumwet juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)


5.

hij op of omstreeks 3 juni 2003 te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 358 gram hash, in elk geval een hoeveelheid van
het materiaal bevattende hash, zijnde/in elk geval een middel genoemd op de
bij de Opiumwet behorende lijst II;

(artikel 3 lid 1 sub C Opiumwet juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht).


2. Voorvragen

...

3. Waardering van het bewijs

3.1
De raadslieden hebben aangevoerd dat de tapmachtiging is afgegeven naar aanleiding van het proces-verbaal van (verbalisant) van 16 april 2003. De rechter-commissaris had de tapmachtiging niet mogen afgeven, omdat één van de gronden, zoals vermeld in voornoemd proces-verbaal, waarop deze tapmachtiging was gebaseerd, niet deugde, te weten 'het beramen en/of voorbereiden en/of organiseren van (moord)aanslagen'. Derhalve is onrechtmatig getapt en dienen als gevolg hiervan de taps en alle verder verkregen bewijsmiddelen als "fruits of the poisonous tree" buiten beschouwing te worden gelaten.

De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt:
Uit het dossier blijkt op geen enkele wijze dat de rechter-commissaris op grond van voornoemd proces-verbaal niet goed zou zijn geïnformeerd. Het proces-verbaal van hoofdagent van politie, (verbalisant), van 16 april 2003 was dan ook voldoende voor het verstrekken van een tapmachtiging ten aanzien van verdachte.
De rechtbank verwerpt het verweer.

3.2
De raadslieden hebben voorts aangevoerd dat verdachte zich niet met de handel in amfetaminen bezighield, zoals in feit 1 is telastegelegd, maar dat verdachte bezig was met het incasseren van openstaande schulden van anderen aan hem. De bewijsmiddelen zijn volgens de raadslieden dan ook voor tweeërlei uitleg vatbaar. De taps en de observaties kunnen worden uitgelegd als ware verdachte bezig met het innen van geldbedragen die anderen hem schuldig waren.

De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt:
De rechtbank ziet dit verweer als een Meer en Vaartverweer. De rechtbank acht de verklaring van verdachte voor zijn intensieve telefonische contacten en ontmoetingen met mede-verdachten en zijn aanwezigheid bij het Mercure-hotel onaannemelijk. Ter terechtzitting heeft verdachte geen openheid van zaken willen geven, noch over het te incasseren bedrag, noch over eventuele getuigen die in zijn aanwezigheid waren en daaromtrent zouden kunnen verklaren. Ook al was verdachte bezig met het incasseren van schulden, dan sluit dat overigens niet uit dat verdachte zich bezighield met het feit zoals onder 1 is telastegelegd.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.

3.3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

Ten aanzien van het onder 1 telastegelegde:
in de periode van 14 mei 2003 tot en met 15 mei 2003 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd, ongeveer 44 kilo van een materiaal bevattende amfetamine;

Ten aanzien van het onder 2 telastegelegde:
op 3 juni 2003 te Amsterdam voorhanden heeft gehad een vuurwapen van de categorie III, te weten een pistool Pietro Beretta, kaliber .40 en munitie van de categorie III, te weten 11
kogelpatronen S&W, kaliber .40;

Ten aanzien van het onder 3 telastegelegde:
op 3 juni 2003 te Amsterdam drie wapens van categorie II onder 5, te weten
voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen
worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;

Ten aanzien van het onder 4 telastegelegde:
op 3 juni 2003 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 28 MDMA-pillen;

Ten aanzien van het onder 5 telastegelegde:
op 3 juni 2003 te Diemen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad 358 gram hash.


4. Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.


5. De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.


6. De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.


7. Motivering van de straffen en maatregel

7.1
De raadslieden hebben aangevoerd dat verdachte de afgelopen jaren meermalen in de publicitaire belangstelling heeft gestaan. Dit betreft negatieve publiciteit over mogelijke criminele handelingen van verdachte, die gebaseerd zou zijn op informatie afkomstig van het Openbaar Ministerie. De raadslieden verwijzen hierbij naar de 'Speedzaak", de berichtgeving in het NOS journaal over bij de koningin ontvreemde juwelen, de geplande aanslag op (officier van justitie), de wapenvondst in een villa in Vinkeveen en het mogelijke bestaan van een lijst met 20 vermeende criminelen waarop justitie en politie zich concentreert. De raadslieden stellen dat het voornoemde consequenties moet hebben zoals terug te vinden in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.

De rechtbank overweegt te dien aanzien als volgt: Zowel uit het dossier als uit het ter terechtzitting behandelde is niet gebleken dat het Openbaar Ministerie verantwoordelijk moet worden gehouden voor enige vorm van negatieve berichtgeving in de pers betreffende verdachte. Niet is gebleken dat het Openbaar Ministerie in de onderhavige zaak in strijd met de terzake geldende richtlijnen de aandacht op verdachte heeft gevestigd.
7.2
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte is betrokken geweest bij een transactie van een grote partij amfetaminen, een hoeveelheid die voor verdere verspreiding geschikt is. Voorts heeft verdachte 28 MDMA-pillen in zijn bezit gehad en heeft hij in een woning verbleven waar een ruime hoeveelheid hash is aangetroffen. Verdovende middelen schaden de gezondheid van de gebruikers daarvan. Tevens is de handel in verdovende middelen bezwaarlijk voor de samenleving, omdat de met de verspreiding van verdovende middelen gepaard gaande criminaliteit in stand wordt gehouden.
Verder heeft verdachte een vuurwapen, munitie en stroomstootwapens voorhanden gehad. Door dergelijke wapens voorhanden te hebben, heeft verdachte het risico genomen deze wapens te gebruiken en anderen letsel toe te brengen.
De rechtbank heeft voorts in ogenschouw genomen het uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor overtreding van de Wet wapens en munitie en de Opiumwet.

Verbeurdverklaring

Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: 9 1.00 STK Computer X
PSION B2
3 series,
dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dat voorwerp de opsporing van het onder 1 bewezen geachte is belemmerd, nu verdachte deze computer gebruikte om informatie over mogelijk achtervolgende politieambtenaren op te slaan en bij te houden.

Onttrekking aan het verkeer

De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 1 1.00 STK Pistool Kl:zwart X
PIETRO BARETTA Model 96
serienr:331705 cal.40
2 1.00 STK Patroonhouder Kl:zwart X

-
Bijbehorend
3 11.00 STK Patroon X
S & W
Scherpe, cal.40
4 3.00 STK Stroomstootwapen Kl:zwart X

-
met opschrift Patent Pending
5 4.00 STK Beschermhoes X

-
bijbehorend.
6 1.00 STK Speelgoed Kl:grijs/zwrt X
U.S MILITARY pellet
Speelgoedpistool
7 1.00 STK Patroonhouder X

-
behorende bij speelgoedpistool,
dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 2 en 3 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.


8. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.


9. Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde;
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.

Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd.

Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart (verdachte), daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Verklaart verbeurd:
9 1.00 STK Computer X
PSION B2
3 series.

Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1 1.00 STK Pistool Kl:zwart X
PIETRO BARETTA Model 96
serienr:331705 cal.40
2 1.00 STK Patroonhouder Kl:zwart X

-
Bijbehorend
3 11.00 STK Patroon X
S & W
Scherpe, cal.40
4 3.00 STK Stroomstootwapen Kl:zwart X

-
met opschrift Patent Pending
5 4.00 STK Beschermhoes X

-
bijbehorend.
6 1.00 STK Speelgoed Kl:grijs/zwrt X
U.S MILITARY pellet
Speelgoedpistool
7 1.00 STK Patroonhouder X

-
behorende bij speelgoedpistool.

Gelast de teruggave aan (verdachte) van:
10 1.00 STK Notitieblok X
KANGARO B7
schrijfblok
11 1.00 STK Computer X
D620S B9
notebook in zwarte tas en adapter
12 1.00 STK Bankpas X
FORTIS B12
13 1.00 STK Brief X
A4 B12.1
van fortis bank
14 2.00 STK Papier X
B8.1
2 velletjes met namen en bedragen

en voorts het op bladzijde 3 vermelde bedrag, te weten euro 41 x 50 euro en 23 x 100 euro, van het aangehechte proces-verbaal.

Dit vonnis is gewezen door
mr. A.B. Leeser-Gassan, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en I.H.J. Konings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J.A. van der Velde, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 februari 2004.