VVD



Nieuws

19 feb 2004 - VVD betreurt vertrek officier van
Justitie Plooy

Justitiewoordvoerster Laetitia Griffith, Tweede-Kamerlid van de VVD, betreurt het dat officier van justitie, de heer Plooy, niet langer werkzaam zal zijn als bestrijder van de zware georganiseerde criminaliteit. Hoewel de VVD begrijpt dat het vertrek is ingegeven op persoonlijke gronden, vindt zij het een aantasting van de kern van de rechtsstaat.

Het beeld dat nu ontstaat dat de georganiseerde criminaliteit een zware klap heeft toegebracht aan het openbaar ministerie vindt de justitiewoordvoerster funest voor de strafrechtelijke handhaving van onze rechtsorde. De VVD vindt het een zorgelijke ontwikkeling als publieke ambtsdragers zouden zwichten voor bedreiging en intimidatie. Diegenen die strafbare feiten begaan moeten er op kunnen rekenen dat daartegen daadkrachtig zal worden opgetreden. Ook diegenen die belast zijn met de bestrijding van de criminaliteit moeten er op kunnen rekenen dat zij gesteund worden door hun leidinggevenden en door de politiek eindverantwoordelijken.

Het is zaak dat de top van het openbaar ministerie, de top van de politie, de minister van Binnenlandse Zaken, de minister van Justitie en de minister-president zich over de ontstane situatie buigen en naar buiten toe een krachtig signaal afgeven over de opstelling van de overheid bij de bestrijding van de zware georganiseerde criminaliteit en dat het niet gezwicht is voor bedreiging en intimidatie.

Om meer helderheid in deze zaak te krijgen heeft justitiewoordvoerster Griffith nadere vragen gesteld aan de minister van Justitie en wil zij nader overleg over deze kwestie.

Vragen van het lid Griffith (VVD) aan de minister van Justitie over de zaak Plooy.

1.

Herinnert u zich de antwoorden op de vragen van het Lid Griffith over de mogelijke vertrouwensbreuk binnen het Openbaar Ministerie?*

2.

Bent u nog steeds van mening dat er van een vertrouwenscrisis binnen het OM geen sprake is? Hoe beoordeelt u in dit verband de opmerking van vice-president van de Amsterdamse rechtbank Anita Leeser-Gasan, dat 'het Openbaar Ministerie te weinig doet aan de gruwelijke situatie van de heer Plooy'?**

3.

Is het juist dat het college van PG's van mening is dat de bedreiging niet ernstiger is dan de bedreiging die de gemiddelde officier van justitie van het Openbaar Ministerie kent? Op basis van welke overwegingen komt het College tot deze opvatting? Hoe verhoudt deze opvatting zich tot de dreigingsinschatting van het parket Amsterdam? Is deze opvatting vooraf met u gecommuniceerd? Hoe luidt uw inschatting van de ernst van de bedreiging van de heer Plooy? Op grond van welke overwegingen komt u tot die opvatting?

4.

Wat is de reden voor het aanvragen van een overplaatsing door de heer Plooy? Is dit ingegeven door het feit dat hij bedreigd werd, of is dit het gevolg van het verschil van mening met het College van PG's over de ernst van de bedreiging waardoor de heer Plooy zich niet gesteund voelde? Bent u van mening dat de heer Plooy voldoende steun ontving van het College van PG's? Heeft u persoonlijk met de heer Plooy gesproken over de bedreigingen aan zijn adres en zijn zienswijze daarin?

5.

Hoe beoordeelt u de overplaatsing van de heer Plooy? Bent u van mening dat de rechtstaat in het geding is indien een officier van Justitie zijn werk moet neerleggen vanwege een dreiging en intimidatie vanuit het criminele circuit?

6.

Kunt u de Kamer de brief van het College van PG's toezenden over de aard van de bedreiging aan het adres van de heer Plooy?

*Nr 729, Ontvangen 27 januari 2004 **Volkskrant, 19 februari 2004

19 februari 2004