Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Mensenrechten en Vredesopbouw

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 23 februari 2004

Behandeld


- DMV/MR


Kenmerk


- MR/2004/041

Telefoon

070 ­ 3485214


Blad


- 1/4

Fax

070 ­ 3485323


Bijlage(n)


- -

Betreft


- Nederlandse inbreng in de 60e zitting van de VN-Mensenrechtencommissie


- - - - - -

In reactie op het verzoek tijdens het Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken d.d. 22 januari jl. (TK 21501-02, nr. 523), ga ik hieronder in op de Nederlandse opstelling ten aanzien van onderwerpen die naar verwachting aan de orde zullen worden gesteld bij de 60e zitting van de VN-Commissie voor de Rechten van de Mens (kortweg MRC), die van 15 maart tot en met 23 april a.s. in Genève zal plaatsvinden.

EU-voorbereidingen op MRC ­ algemeen

Op dit ogenblik kan slechts worden ingegaan op de Nederlandse inzet in de MRC. Voorts is slechts een voorlopige inschatting te geven van de EU-inzet, aangezien het EU-voorbereidingsproces op dit moment nog in volle gang is. Het verdient overigens positieve vermelding dat de EU-voorbereidingen door het Ierse voorzitterschap in een eerder stadium dan gebruikelijk in gang zijn gezet. Mede op basis van de door Nederland, zowel in voorgaande jaren als ook nu weer, aangereikte suggesties inzake prioriteiten en 'burden-sharing', wordt door het voorzitterschap gestreefd naar voltooiing van het interne EU-besluitvormingsproces voor het begin van de zitting van de MRC. Op deze wijze zou de EU tijdens de MRC zelf actiever, effectiever en meer naar buiten gericht kunnen opereren en zo een positieve bijdrage kunnen leveren aan de noodzakelijke verbetering van het klimaat en het functioneren van de Mensenrechtencommissie. Ook in de richting van derde landen is de EU nu reeds actiever dan in voorgaande jaren. Het betreft niet alleen contacten met zogenaamde gelijkgestemde landen om de mogelijkheid van gezamenlijke inzet dan wel 'burden-sharing' te bespreken, maar nadrukkelijk ook met niet-gelijkgestemden om uitleg en achtergrond te verschaffen over een mogelijke EU-inzet. Door deze communicatie in een vroegtijdig stadium hoopt de EU niet-constructieve acties te voorkomen. Ter illustratie verwijs ik in dit verband naar de vorige zitting van de MRC, waar een mogelijke resolutie inzake Zimbabwe werd geblokkeerd door een 'no-action motion' van de Afrikaanse groep.

Overigens lijken de eerste voortekenen voor de MRC ook dit jaar weer niet positief. Er was wederom commotie rondom de verkiezing van de voorzitter, ditmaal (namens de westerse groep) de Australische Permanent Vertegenwoordiger te Genève. De Afrikaanse groep dreigde tegen zijn benoeming te stemmen. Dit als reactie op de kritische opstelling van de VS vorig jaar jegens de benoeming van de toenmalige Libische kandidaat-voorzitter. Het verzet tegen de Australische kandidaat kon echter door actief diplomatiek EU-optreden in de verschillende Afrikaanse hoofdsteden in de kiem worden gesmoord. Betrokkene is inmiddels bij acclamatie verkozen.

Het verlies van de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens, Sergio Vieira de Mello, die vorig jaar tijdens de MRC een zo belangrijke, constructieve rol speelde, is ook in de aanloop naar de aanstaande zitting van de MRC schrijnend voelbaar. Nederland hoopt dat een opvolger spoedig zal worden benoemd. Een daadkrachtige Hoge Commissaris en een effectief Bureau zijn onontbeerlijk voor het goed functioneren van de MRC en implementatie van de aldaar genomen besluiten.

Gewenste EU-inzet

In het licht van de gewenste actieve, effectieve en naar buiten gerichte opstelling dient de EU waar nodig te kiezen voor indiening van resoluties, hetzij onder agendapunt 9 (meer veroordelend van karakter), hetzij onder agendapunt 19 (meer gericht op technische samenwerking), voor die landen waar een zorgwekkende mensenrechtensituatie dat rechtvaardigt. Tegelijkertijd moet de EU proberen zich meer te profileren als een 'bruggenbouwer' op die dossiers die door de sterk gegroeide tegenstellingen binnen de MRC zijn vastgelopen. Effectiviteit acht ik hier belangrijker dan 'naming and shaming': het gaat in de eerste plaats om het actief verbeteren van concrete mensenrechtensituaties. Ook voor Nederland, dit jaar voor het eerst na zeven jaar weer volwaardig lid van de MRC, is in dit verband een duidelijke rol weggelegd.

De EU zou tenminste initiatieven moeten nemen ten aanzien van die landen en thema's waar zij tijdens de afgelopen MRC en 3e Commissie van de Algemene Vergadering van de VN ook actief is geweest. In dit verband kan gedacht worden aan resoluties inzake Birma/Myanmar; DR Congo, Israëlische nederzettingen in de bezette gebieden, Noord-Korea en Turkmenistan. Afgelopen jaar bleek het helaas niet mogelijk een meerderheid te behalen voor EU-initiatieven inzake Tsjetsjenië, Soedan en Zimbabwe. Ook dit jaar zou de EU zich daar onverminderd voor moeten inspannen. Waar nodig zullen nieuwe stappen worden gezet. Zo rechtvaardigt bijvoorbeeld de zorgwekkende mensenrechtensituatie in Oezbekistan een resolutie.

De lijn doortrekkend van de MRC en 3e Commissie mag het aannemelijk worden geacht dat anderen dan de EU (-lidstaten) resoluties zullen indienen inzake onder andere Belarus, Cambodja, Cuba en Iran. Deze initiatieven verdienen, afhankelijk van de definitieve tekst, in principe steun vanuit de EU. In beginsel van de EU als geheel en indien dat niet mogelijk is, in ieder geval van zoveel mogelijk EU-lidstaten op nationale titel. Het is op dit moment nog niet duidelijk of de Verenigde Staten in de MRC het initiatief zullen nemen voor het indienen van een China-resolutie. Wanneer de VS hiertoe overgaan, zal Nederland binnen de context van de EU zijn positie bepalen.

De mensenrechtensituatie is in ieder land verschillend en er bestaat geen standaard benadering om verbetering te bewerkstelligen. Bij de bepaling van de Nederlandse inzet moet steeds gekeken worden naar de ernst van de situatie in het land in kwestie, het mogelijke effect van de te nemen actie en de haalbaarheid van de inzet. Wanneer uit het voorbereidend overleg blijkt dat inzake landen waar de mensenrechtensituatie te wensen overlaat een resolutie weinig kans maakt, zal Nederland zich sterk maken voor alternatieve opties waarin de zorg voor de mensenrechtensituatie tot uitdrukking wordt gebracht. Hierbij kan worden gedacht aan een verklaring van de voorzitter van de MRC, die wordt afgestemd met het betrokken land en derhalve minder confronterend van toon is. Tenslotte kan de EU zelf in haar verklaring in de MRC een kritische passage aan bepaalde landen wijden. Hiervoor zouden, naar het nu voorkomt, onder andere Indonesië, Nepal, Saudi-Arabië en Syrië in aanmerking komen.


- Wat betreft de thematische onderwerpen ligt - in het verlengde van de praktijk van het afgelopen jaar - een actieve, constructieve EU-opstelling op onderwerpen als geweld tegen vrouwen, racisme, het recht op ontwikkeling, seksuele oriëntatie en religieuze (in)tolerantie voor de hand.

Nederlandse inzet

Tenslotte: u kunt ervan verzekerd zijn dat het mijn stellige intentie is dat Nederland zich als lid van de MRC actief zal opstellen tijdens de aanstaande zitting, zowel binnen de EU, als tegen de achtergrond van het aanstaande EU-voorzitterschap. Maar ook naar buiten toe, in welk verband ik nogmaals het belang benadruk van goede en tijdige communicatie met zowel gelijkgestemde landen als niet-gelijkgestemden.

De regering ziet het als een uitdaging, maar ook als een verantwoordelijkheid om op deze wijze een bijdrage te leveren aan het verbeteren van het functioneren van de MRC in haar streven om optimaal invulling te geven aan de haar toegekende taak: de bescherming, bevordering en het toezicht houden op de naleving van de mensenrechten.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

===