Ministerie van Algemene Zaken

Postadres Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Postbus 20001 Staten-Generaal 2500 EA Den Haag Lange Poten 4 Bezoekadres 2511 CL DEN HAAG Binnenhof 19, Den Haag

Datum Kenmerk Onderwerp 20 februari 2004 04M463922 Innovatieplatform

Bij brief van de griffier van de vaste commissie voor BZK d.d. 5 februari 2004, kenmerk BZK04-04, heeft vaste commissie mij verzocht haar in te lichten over de voortgang van het Innovatieplatform. Dat doe ik bij dezen.

Het Innovatieplatform is opgericht voor de duur van de kabinetsperiode. Doel is de voorwaarden te scheppen, de verbindingen te leggen en de visie te ontwikkelen die nodig zijn om een impuls te geven aan de innovatie in Nederland als motor van de productiviteitsgroei en de economische ontwikkeling.

Het Innovatieplatform bestaat uit 18 leden. Een aantal leden is geselecteerd uit het bedrijfsleven en de kennisinfrastructuur. Zij zijn aangezocht op basis van erkende deskundigheid en ervaring èn het vermogen tot het genereren van creatieve ideeën. Formele representatie speelt geen rol. Ook zijn enkele onafhankelijke experts aangezocht. Het kabinet wordt in het Innovatieplatform vertegenwoordigd door ongetekende (voorzitter) en de ministers van Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan zich in voorkomende gevallen laten vergezellen of vervangen door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap belast met de behandeling van aangelegenheden op het terrein van het beroeps- en hoger onderwijs.

De oprichting van het Innovatieplatform (respectievelijk het voornemen daartoe in het Hoofdlijnenakkoord) sluit aan bij meerdere adviezen die in de aanloop daar naartoe zijn verschenen inzake de kenniseconomie en het belang van innovatie. Om er een aantal te noemen: · VNO-NCW, KNAW, NWO, TNO en VSNU (de `manifestpartijen'), Kennis, kennis, kennis; kennisstrategie 2010, actieplan, februari 2003; · VNO-NCW, Naar een deltaplan voor kennis en innovatie; pijlers onder de groei-agenda van Nederland, maart 2003; · SER, Investeren in een duurzame kenniseconomie, april 2003;

· AWT, Gewoon doen?!, perspectief op de Barcelona-ambitie `3% BBP voor O&O', juni 2003;
· AWT, Backing winners; van generiek technologiebeleid naar actief innovatiebeleid, juli 2003.

Uit deze adviezen komt een aantal noties naar voren die van belang zijn voor het functioneren van het Innovatieplatform en die tevens de potentie van het platform duidelijk maken. De basisconstatering die in veel studies en adviezen terugkomt, is dat ­ ondanks een kwalitatief nog goede kennisinfrastructuur ­ we voor de uitdaging staan het innovatief vermogen van de Nederlandse economie op peil te houden en verder te verbeteren, mede in verhouding tot andere landen. Tegelijkertijd groeit het besef dat er geen eenvoudige recepten bestaan om ons innovatief vermogen te versterken. Het betreft een complexe aangelegenheid. Het is bovendien een zaak van de lange adem. Het kabinet ziet de oprichting van het Innovatieplatform dan ook als een diepte-investering (`zaaien voor de toekomst').

Het stimuleren van het innovatief vermogen van de economie vergt acties op vele fronten. Het gaat om te beginnen om het versterken van de brede basis voor de kenniseconomie (onderwijs, fundamenteel onderzoek, innovatieklimaat, startersklimaat en algemene faciliteiten). Ook gaat het om het aanbrengen van de juiste prikkels voor kwaliteit, samenwerking en valorisatie van kennis, om het tegengaan van versnippering, om focus op excellentie en om het wegnemen van belemmeringen in de hele innovatieketen. Het gaat dus om meer gaat dan geld alleen. Tevens gaat het om meer dan technologie en R&D alleen. Innovatie is nadrukkelijk ook afhankelijk van factoren als management, logistiek, creativiteit en marketing, zeker in de dienstensector. Innovatie vergt niet alleen de ontwikkeling van nieuwe kennis. Tevens is het van belang dat bestaande kennis beter wordt overgedragen en toegepast dan thans het geval is, met name in het midden- en kleinbedrijf.

Om op al deze fronten te komen tot verbetering, is er behoefte aan een onderling samenhangende brede strategie, waarbij de inzet van alle betrokken partijen noodzakelijk is: bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid. Daarbij gaat het niet alleen om het bedenken van nieuwe plannen, maar even goed om het daadwerkelijk gezamenlijk met kracht uitvoeren ervan. Tevens dient uitdrukkelijk de bereidheid aanwezig te zijn om gegroeide praktijken en bestaand beleid kritisch tegen het licht te houden. In die context is het belangrijk dat het Innovatieplatform kennisneemt van en wordt betrokken bij lopende initiatieven van bedrijven, kennisinstellingen en overheid om tot innovaties te komen. Van belang is dat alle neuzen één kant op komen te staan en dat er meer en beter wordt samengewerkt, zowel tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheid als binnen de desbetreffende sectoren.

Vanwege de reikwijdte en het belang van de problematiek zijn commitment, afstemming en samenwerking tussen de stakeholders noodzakelijk op het hoogste politieke respectievelijk bestuurlijke niveau. Alleen dan kan het platform immers daadwerkelijk functioneren als `ijsbreker', als middel om doorbraken tot stand te brengen in het `pakijs' van de Nederlandse kenniseconomie. Ook het maken van de Pagina
2/5

juiste strategische keuzen ten behoeve van focus en concentratie vergt de inbreng van alle partijen. Hierin beoogt het Innovatieplatform te voorzien.

Het Innovatieplatform is geen discussieforum, maar dient te leiden tot concrete resultaten. Te denken valt aan het opstellen van een lange termijn strategie, plannen van aanpak, het benoemen van speerpunten, het zich uitspreken over het te voeren kabinetsbeleid en het fungeren als katalysator in de richting van het bedrijfsleven en de kennisinfrastructuur. Het Innovatieplatform kan in dat verband letterlijk functioneren als een `platform', dat via een hoogwaardige en creatieve inbreng van de leden en via de onderlinge uitwisseling van informatie en ideeën zal leiden tot een beter begrip van elkaars positie, tot inzichten over hoe beter en meer resultaatgericht kan worden samengewerkt en tot concrete inzichten waarmee het kabinet bij de beleidsvorming en -uitvoering zijn voordeel kan doen. In samenhang zal dit moeten leiden tot, in de woorden van het Hoofdlijnenakkoord, "plannen ... voor de te volgen strategie voor kennisontwikkeling en -exploitatie." Daartoe kunnen tevens best practices worden uitgewisseld en kunnen de partijen elkaar aanspreken op de bijdragen die zij ieder voor zich en gezamenlijk kunnen leveren aan een groter innovatief vermogen van de Nederlandse economie. Gezocht wordt naar parallelle belangen van bedrijfsleven, kennisinfrastructuur en overheid. Dit laat onverlet de onderscheiden eigen verantwoordelijkheden van de partijen. Zo blijven het kabinet en de betrokken bewindspersonen zelf onverminderd verantwoordelijk voor de beleidskeuzen waartoe de besprekingen in het Innovatieplatform aanleiding geven, inclusief eventuele keuzen ten aanzien van de aanwending van beschikbare budgettaire middelen. Wel beogen de besprekingen in het Innovatieplatform de onderbouwing van het beleid èn het draagvlak ervan te verbreden en versterken. Ook kan het platform ertoe bijdragen dat knopen worden doorgehakt daar waar gevestigde belangen en/of bureaucratische belemmeringen de oplossing in de weg staan.

Zoals u weet, hebben de bewindspersonen die in het Innovatieplatform zitting hebben op 2 december 2003 uitvoerig gesproken met leden van de vaste commissies voor EZ en OCW en de themacommissie Technologie. Daarbij zijn van de zijde van de commissies opmerkingen gemaakt en vragen gesteld en waren de leden van het kabinet in de gelegenheid een aantal onduidelijkheden weg te nemen en uiteenlopende aspecten van het Innovatieplatform nader toe te lichten. Zoals tijdens dit gesprek reeds door het kabinet naar voren is gebracht, hebben in het platform al vanaf de installatievergadering op 5 september 2003 meerdere nuttige inhoudelijke discussies plaatsgevonden, waarmee het kabinet zijn voordeel heeft kunnen doen.

Het kabinet is sterk gemotiveerd alles op alles te zetten om in Europees verband te voldoen aan de zogeheten Lissabondoelstelling om de Europese Unie in 2010 de meest dynamische en concurrerende kenniseconomie van de wereld te doen zijn. Met de recente gezamenlijke verklaring van de regeringsleiders van Spanje, Italië, Portugal, Polen, Estland en Nederland ten behoeve van de zogenoemde Voorjaarstop 2004 van de Europese Raad is deze inzet nog eens onderstreept.

Pagina
3/5

Nederland heeft tevens de ambitie om binnen de EU te behoren tot de meest aantrekkelijke economieën op het gebied van kennis en innovatie. Om dit te onderstrepen heeft Nederland samen met de VS in januari van dit jaar het zogeheten High Tech Connections Silicon Valley Forum georganiseerd, met als doel het stimuleren van innovatie en nieuwe mogelijkheden voor (technologische) samenwerking tussen Amerikaanse en Nederlandse bedrijven, instellingen en universiteiten. De Nederlandse ambitie op het gebied van kennis en innovatie komt verder tot uitdrukking op diverse beleidsterreinen. Zo heeft het kabinet eind 2003 zijn visie op het wetenschappelijke onderzoek in de kabinetsperiode uiteengezet in het Wetenschapsbudget. Hieraan liggen mede inzichten ten grondslag die in het platform naar voren zijn gebracht in de vergadering van 13 november 2003. Het kabinet heeft het Innovatieplatform in dat verband eveneens geconsulteerd over de verdeling van een uit het Hoofdlijnenakkoord voortkomend extra bedrag voor kennis en innovatie, oplopend tot 185 miljoen euro in 2007. Het platform heeft het kabinet geadviseerd over de inzet van deze gelden via een smart mix die vier prioriteiten combineert: focus en massa in het onderzoek, samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen, technostarters en kenniswerkers. Dit heeft ertoe geleid dat een bedrag van 50 miljoen euro per jaar wordt uitgetrokken voor excellente onderzoeksgroepen aan de universiteiten en een even groot bedrag voor onderzoekssamenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven. Toedeling van middelen vindt plaats op basis van de beste prestaties. Het Innovatieplatform werkt hiervoor criteria uit. Verder is een bedrag van 25 miljoen euro uitgetrokken voor technostarters en 60 miljoen euro voor kenniswerkers, onder wie bèta's en technici. In vervolg hierop heeft het kabinet de TechnoPartner-regeling geïntroduceerd en het Deltaplan bèta / techniek uitgebracht. In beide gevallen heeft het kabinet inhoudelijk kunnen profiteren van de besprekingen in het Innovatieplatform. Verder is in het platform nadrukkelijk gesproken over de visie van het kabinet op het innovatiebeleid voor de komende jaren, zoals neergeslagen in de Innovatiebrief.

Het Innovatieplatform heeft voorts voor een doorbraak gezorgd op het gebied van de toegang tot ons land van buitenlandse kenniswerkers. Het platform heeft aangedrongen op één loket, één procedure en één document voor de toelating van deze kenniswerkers en ­ in samenhang daarmee ­ voor een verlaging van de leges. De implementatie van dit advies wordt thans door het kabinet voorbereid. In zijn meest recente vergadering op 11 februari 2004 heeft het Innovatieplatform verder gepleit voor meer uitwisseling van onderzoekers tussen bedrijven en kennisinstellingen, bijvoorbeeld in de vorm van stages, promotieplaatsen of andere uitwisselingsplaatsen. Het platform beveelt aan om hiervoor eerst een experiment te starten en vervolgens te komen tot een meer duurzame regeling. De ministers van EZ en OCW zullen zich hierover buigen en met een spoedige reactie komen.

Uit het bovenstaande komt naar voren dat het kabinet op het gebied van wetenschap en innovatie tijdens deze kabinetsperiode al meerdere stappen heeft ondernomen, waarbij van de inzichten van het Innovatieplatform gebruik kon worden gemaakt. Tegelijkertijd beseft het kabinet zich terdege dat verbetering van het innovatieklimaat in Nederland een zaak is van de lange adem. Het Innovatieplatform werkt daarom Pagina
4/5

tevens aan belangrijke langetermijnvraagstukken, zoals de vraag hoe we in Nederland kunnen komen tot meer focus en massa in het onderzoek, hoe bij de financiering van het onderzoek beter rekening kan worden gehouden met prestaties en kwaliteit en hoe de doorstroming in de zogeheten beroepskolom kan worden verbeterd. Bij dit laatste onderwerp is nadrukkelijk ook de kwaliteit van het vmbo aan de orde, dat immers van die beroepskolom de basis vormt. Voor elk van de genoemde onderwerpen is een werkgroep opgericht onder leiding van één van de leden. De inbreng van de afzonderlijke leden ­ niet alleen in de vergaderingen, maar ook bij de voorbereiding daarvan en bij de contacten in het land ­ vormt een wezenlijk onderdeel van het functioneren van het platform.

Nog in de maand februari zal de website www.innovatieplatform.nl actief worden. Hierop zullen onder meer het werkprogramma, de plannen van aanpak van de verschillende projecten en de concrete aanbevelingen van het platform worden gepubliceerd. Tot slot wijs ik erop dat leden van het platform en de medewerkers van het projectbureau, in wisselende samenstelling, het komende jaar nadrukkelijk hun oor te luisteren zullen leggen bij en in discussie zullen gaan met uiteenlopende groepen uit de samenleving. Er zullen gesprekken worden gevoerd met de sociale partners, met regionale vertegenwoordigers, met vertegenwoordigers uit verschillende branches. Maar ook zal worden gesproken met scholieren, docenten, studenten, onderzoekers en anderen over hun ervaringen in de praktijk.

Ik hoop u met deze brief, mede namens de minister van EZ en OCW, naar tevredenheid te hebben geïnformeerd over de voortgang met het Innovatieplatform.

De MINISTER-PRESIDENT,
Minister van Algemene Zaken,

mr. dr. J.P. Balkenende

Pagina
5/5