Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland

Tweede Kamer vergaderde over knelpunten bij de Rugzak

Op 19 februari was het dan eindelijk zo ver. In de Tweede Kamer vond het Algemeen Overleg over de leerlinggebonden financiering (LGF, het Rugzakje) plaats. Een overleg dat sinds december al meerdere keren was uitgesteld. Om meerdere redenen is dit Algemeen Overleg van belang. Allereerst omdat dit het eerste moment was na de feitelijke invoering op 1 augustus jl. dat het Rugzakje als thema centraal stond in een gesprek tussen de minister en de Tweede Kamer. En in de tweede plaats omdat ook staatssecretaris Ross aanwezig was. De Tweede Kamer had haar uitgenodigd om met haar te praten over de bestaande problemen rondom het (niet meer) kunnen inzetten van zorgmiddelen in het onderwijs.

Ter voorbereiding op dit AO hebben de FvO en de CG-Raad beiden een uitgebreide brief geschreven. Hierin zijn diverse punten verwoord. Zo willen FvO en CG-Raad onder andere dat:


* de WGBH/CZ op korte termijn wordt uitgebreid naar het funderend onderwijs;

* AWBZ zorg (alle functies!) in het (speciaal) onderwijs moeten kunnen worden ingezet;

* de huidige indicatiestelling wordt verbeterd;
* er ook in het beroepsonderwijs LGF beschikbaar moet komen;
* het leerlingenvervoer ook naar logeeropvang/weekendopvang geregeld wordt;

* onderwijsachterstand als criterium kritisch bekeken wordt omdat een indicatie juist een achterstand kan voorkomen;
* er ook leerlingenvervoer mogelijk moet zijn bij de keuze van ouders voor een verder weggelegen school;

* de Adviescommissie Toelating en Begeleiding inzicht geeft in het aantal scholen dat kinderen weigert.

* er een protocol moet komen voor het onderwijs aan zieke leerlingen die niet onder de LGF vallen.

De FvO en de CG-Raad hebben de afgelopen maanden flink gelobbyd. Uiteraard stond het garant stellen van zorgmiddelen in het onderwijs in deze lobby centraal, maar de gesprekken met Kamerleden en pers zijn ook benut om verschillende andere onderwijspunten onder de aandacht te brengen. Onderstaand een overzicht van de belangrijkste uitkomsten voor ouders uit het Algemeen Overleg.

Vereenvoudiging van de herindicatie

Momenteel worden alle kinderen die met ambulante begeleiding aan het regulier onderwijs deelnemen geherindiceerd voor een echte rugzak. Voor de kinderen in het speciaal onderwijs geldt dat zij voor 1 augustus 2005 geherindiceerd moeten worden. De recentelijk opgerichte Commissies voor Indicatiestelling (CvIs) worden geconfronteerd met een enorme werkdruk. Voor ouders breekt een periode van onzekerheid aan, omdat het nog maar afwachten is of de eigen indicatiecriteria die de school hanteerde, overeenkomen met de nu landelijk geldende criteria. Daarnaast moeten ouders een forse hoeveelheid (onderzoeks)materiaal aanleveren, waarmee moet worden aangetoond dat hun kind recht heeft op speciaal onderwijs.

Minister van der Hoeven heeft aangegeven aan de inhoud van de indicatiecriteria niets te willen veranderen. Ook het indicatietraject zal blijven zoals eerder is afgesproken. In het proces van herindicatie zal echter wel wat veranderen. Dat geldt voor het herindicatietraject van kinderen die op dit moment gebruik maken van ambulante begeleiding in het regulier onderwijs of een plaats hebben in het speciaal onderwijs en dus in beide situaties via de oude systematiek zijn binnengekomen. Op termijn zal dit gewijzigde traject van herindicatie echter ook gaan gelden voor kinderen die met behulp van de nieuwe indicatiecriteria zijn geïndiceerd. Meer concreet is de bedoeling dat het oordeel van de Commissie van Begeleiding (verbonden aan iedere school) leidend zal zijn voor de herindicatie. Voor alle kinderen geldt dat er straks in samenspraak met de ouders een handelingsplan is opgesteld. Dit handelingsplan wordt regelmatig geëvalueerd, waardoor de onderwijskundige ontwikkeling van het kind op school beter kan worden gevolgd. De begeleiding van dit proces vindt plaats door de Commissie van Begeleiding. De veronderstelling is daarnaast dat er bij veel kinderen sprake zal zijn van zogenaamde evident stabiele kindkenmerken, bijvoorbeeld Downsyndroom of slechthorendheid. Al met al is de uitkomst van het overleg in de Tweede Kamer dat de Commissie van Begeleiding op basis van de onderwijskundige ontwikkeling en de stabiele kindkenmerken aangeeft of het kind nog steeds ondersteuning vanuit het speciaal onderwijs nodig heeft. Dit advies zal leidend zijn voor het herindicatiebesluit van het CvI. Formeel blijft het zo dat het CvI in deze het laatste woord heeft. Zij is dus de instantie die een stempel moet zetten op het leidende advies van de Commissie van Begeleiding. Het staat ouders daarnaast vrij om er voor te kiezen om wel het uitgebreide herindicatietraject in te gaan. Bijvoorbeeld als zij het idee hebben dat begeleiding uit een ander cluster beter aansluit op de behoeftes van hun kind.

De inzet van zorgmiddelen in het onderwijs

Een belangrijk thema in het overleg was de inzet van zorgmiddelen in het onderwijs. Een door FvO en CG-Raad ter plekke uitgedeelde flyer met de belangrijkste knelpunten werd door Kees Vendrik van Groen Links gebruikt om de staatssecretaris het vuur aan de schenen te leggen. In de beantwoording van staatssecretaris Ross stond centraal dat zij momenteel druk bezig is om een definitieve richtlijn te ontwikkelen. Daarnaast gaf zij aan dat het haar intentie is dat er geen kinderen tussen de wal en het schip mogen vallen, noodgedwongen naar het speciaal onderwijs of het kinderdagcentrum zouden moeten, of thuis komen te zitten. Tegelijkertijd gaf zij aan dat met AWBZ-middelen natuurlijk geen onderwijs gefinancierd mag worden. Alsof hier ooit sprake van was geweest merkte Arie Slob Christen-Unie- op. Meer concreet meldde de staatssecretaris dat ook na 1 augustus 2004 PGB middelen ingezet mogen worden in het onderwijs. Dit geldt voor kinderen die momenteel al over dit budget beschikken en voor nieuwe kinderen. De regeling die nu in ontwikkeling is, voorziet echter wel in een korting op het AWBZ budget, die afhankelijk is van het schooltype dat de leerling bezoekt en de zorgmiddelen die hier al voor handen zijn. Denk bijvoorbeeld aan de schoolverpleegkundige in het tyltyl-onderwijs.

FvO en CG-Raad, maar ook de Tweede Kamer is nog niet helemaal gerust op de toezeggingen van de staatssecretaris, die zichzelf op een aantal punten tegensprak en nog geen antwoord kon geven op een aantal hele concrete vragen. Voor de Kamer was dit een reden om met de staatssecretaris af te spreken dat de nieuwe regeling onderwerp van gesprek in de Tweede Kamer is, alvorens deze definitief wordt. Ook FvO en CG-Raad houden de ontwikkelingen op dit thema de komende weken nauwlettend in de gaten. Van belang is bijvoorbeeld of de inzet van alle AWBZ-functies gegarandeerd is, of de nieuwe regeling in de praktijk uitvoerbaar zal blijken en of ook de zogenaamde zorg in natura arrangementen (KDC/onderwijs) mogelijk blijven.

Beroepsonderwijs

Onderwerp van gesprek was ook het beroepsonderwijs. Ine Aasted-Madsen van het CDA bracht dit punt in, waarbij zij duidelijk over veel kennis van zaken beschikte. Aangezien dit thema echter onder de verantwoordelijkheid van staatssecretaris Nijs valt, kon minister Van der Hoeven hier niet uitgebreid op ingaan. Verwezen werd naar een aantal overlegmomenten die nog in het verschiet liggen en die specifiek over dit onderwerp gaan. Een van deze momenten is het overleg tussen FvO, CG-Raad en BVE-Raad en de Vaste Kamercommissies OCW en VWS op 18 maart a.s.

Tot slot

Al met al kan worden geconstateerd dat veel punten die door de FvO en CG-Raad naar voren zijn gebracht bij de Kamerleden gehoor hebben gevonden en tijdens het debat naar voren zijn gebracht. Op twee cruciale punten hebben wij zichtbaar voortgang kunnen boeken: de indicatiestelling en de inzet van zorgmiddelen in het onderwijs.

(Met dank aan de FvO, Hillie Beumer)

23 februari 2004

---