Justitie en politie krijgen meer ruimte voor vordering persoonsgegevens
24 februari 2004
Justitie en politie krijgen meer mogelijkheden om persoonsgegevens op
te vragen bij maatschappelijke instellingen en bedrijven als dat voor
de opsporing noodzakelijk is. Dit staat in het wetsvoorstel dat
minister Donner naar de Tweede Kamer gestuurd heeft. De wet moet een
einde maken aan de bestaande onduidelijkheid en ontoereikendheid van
regels.
Minister Donner vindt dat er meer mogelijkheden moeten komen om over
persoonsgegevens te kunnen beschikken. Opsporingsambtenaren zijn nogal
eens aangewezen op vrijwillige verstrekking van gegevens. Ook voor
bedrijven en instellingen is het niet altijd helder of ze mogen
meewerken aan verzoeken van opsporingsdiensten. Ze zijn gebonden aan
de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) waardoor zij
persoonsgegevens niet vrij beschikbaar stellen of gegevens opvragen.
Het wetsvoorstel geeft de mogelijkheid zogenaamde gevoelige gegevens
te vorderen die vanwege hun aard een indringende inbreuk maken op de
persoonlijke levenssfeer. Hieronder valt informatie over iemands
godsdienst, ras, politieke gezindheid, gezondheid of seksuele leven.
De officier van justitie kan pas van de bevoegdheid gebruik maken als
aan zwaardere voorwaarden is voldaan, zoals een voorafgaande
machtiging van de rechter-commissaris.
Het wetsvoorstel is getoetst aan het Europees Verdrag tot bescherming
van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) met het
oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De burger weet
vooraf onder welke omstandigheden en voorwaarden de bevoegdheid mag
worden toegepast. Daarnaast kunnen burgers een klacht indienen wanneer
zij menen dat hun privacy geschonden is. Zo kunnen achteraf de
gevolgen van een verstrekking ongedaan worden gemaakt.