Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Veiligheidsbeleid

Nucleaire Aangelegenheden en Non-proliferatie

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 27 februari 2004

Behandeld

Paul Wilke


Kenmerk


- DVB/NN-073/04

Telefoon


- 070-3485106


Blad


- 1/1

Fax


- 070-3485684


Bijlage(n)


- 1


- paul.wilke@minbuza.nl


Betreft


- Beantwoording vragen van het lid Karimi over de Nederlandse en Israëlische inlichtingendiensten.


-

Graag - bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door - het lid- Karimi over - de Nederlandse en Israëlische inlichtingendiensten. Deze vragen werden ingezonden op - 6 februari 2004 met kenmerk - 2030407800.

De Minister van Buitenlandse Zaken, De Minister van Defensie,

Dr. B.R. Bot Drs. H.G.J. Kamp

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Drs. J.W. Remkes

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, de heer Kamp, minister van Defensie en de heer Remkes, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op vragen van het lid Karimi (Groen Links) aan de minister van Buitenlandse Zaken over de Nederlandse en Israëlische inlichtingendiensten.

Vraag 1-

Heeft u kennisgenomen van het artikel "Israël misleidde VS over gevaar Irak"?1)

Antwoord-

Ja.

Vraag 2-

Is er ten aanzien van Irak sinds de aanval van Irak op Kuweit in 1998 sprake van samenwerking c.q. informatie-uitwisseling tussen de Nederlandse en Israëlische inlichtingendiensten?

Vraag 3-

Hebben de Israëlische inlichtingendiensten de Nederlandse regering in afgelopen jaren, in het bijzonder sinds 11 september 2001 en in de aanloop naar besluitvorming over een aanval op Irak, verteld wat hun informatie was over de massavernietigingswapens, de productiecapaciteiten en de overbrengingscapaciteiten van Irak? Zo ja, wanneer en wat was de inhoud van die informatie?

Vraag 4-

Heeft op enigerlijwijze op enig moment sinds 11 september 2001 informatie-uitwisseling met Israëlische inlichtingendiensten plaats gevonden betreffende dreiging van Irak? Zo ja, wanneer en wat was de inhoud van de informatie die de Nederlandse regering van Israëlische inlichtingendiensten heeft ontvangen?

Antwoord-

De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten onderhouden nauw en voortdurend contact met alle daarvoor in aanmerking komende buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Over de operationele aard en inhoud van die contacten worden publiekelijk geen mededelingen gedaan.

Vraag 5-

Welke rol heeft de informatie van de inlichtingendienst uit Israël gehad op de positiebepaling van de Nederlandse regering om de oorlog van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk tegen Irak te steunen?

Antwoord-

Voor de wijze waarop de regering is omgegaan met de haar ter beschikking staande informatie verwijzen wij naar de beantwoording op 6 juni 2003 (TK, vergaderjaar 2002-2003, nr. 1391) en 7 juli 2003 (TK, vergaderjaar 2002-2003, nr. 1591) van vragen gesteld door het lid Koenders. De regering wijst er nogmaals op dat zij destijds heeft besloten tot politieke steun aan het gewapend ingrijpen in Irak op basis van de weigering van Saddam Hussein medewerking te verlenen aan de uitvoering van de Veiligheidsraadresoluties ten aanzien van Irak, zoals uitgebreid uiteengezet in de brief van 18 maart 2003 van de minister van Buitenlandse Zaken (TK,23 432, nr.94).

Vraag 6-

Hebben Israëlische politici in hun contacten de Nederlandse regering geïnformeerd over hun inschatting van het gevaar van massavernietigingswapens van Saddam Hussein voor de staat Israël? Wat was de inhoud van die informatie? Hoe heeft de Nederlandse regering die informatie toen beoordeeld en wat is uw oordeel nu gezien de verklaring van wapeninspecteur Kay?

Antwoord-

Israëlische politici hebben in hun contacten met de Nederlandse regering geen specifieke informatie verstrekt die nader is beoordeeld of een rol heeft gespeeld in het besluitvormingsproces van de regering.

Vraag 7-

Als het waar is dat de Israëlische inlichtingendiensten wisten dat Irak geen massavernietigingswapens had en deze informatie eigen bondgenoten en bevriende staten hebben onthouden, wat betekent dit voor de betrouwbaarheid van de vriendschap van Israël?

Antwoord-

De regering wenst niet in te gaan op speculatieve vragen.

Vraag 8-

Is het waar dat Nederland voorafgaand aan de inval in Irak door Amerikanen is gevraagd om een patriotsquadron te stationeren bij de Jordaanse hoofdstad Amman? Is het waar dat het verzoek later werd ingetrokken? Zo ja, welk reden werd gegeven om het verzoek in te trekken? Wat was de Nederlandse reactie in beide gevallen?

Antwoord-

De Regering heeft de Kamer op 6 december 2002 ingelicht over haar bereidheid in beginsel positief te reageren op het Amerikaanse verzoek om bij te dragen aan de planning ten behoeve van een mogelijk militair optreden voor het geval Irak niet of niet voldoende zou meewerken aan de uitvoering van resolutie 1444 van de VN-veiligheidsraad (23 432, nr. 65). Daarbij werd inbegrepen de planning inzake ondersteunende en defensieve taken met het Patriot-raketverdedigingsysteem.

Tijdens nader overleg tussen Nederland en de Verenigde Staten is duidelijk geworden dat de Amerikaanse gedachten uitgingen naar stationering hetzij in Turkije, hetzij in Jordanië. Aan Nederlandse zijde werd de voorkeur gegeven aan inzet in Turkije in het kader van de bondgenootschappelijke verdedigingstaak. Toen op 6 februari 2003 NAVO-bondgenoot Turkije verzocht om de stationering van drie Patriot-raketverdedigingssystemen in Diyarbakir en Batman in Oost-Turkije werd dit verzoek gehonoreerd. De Kamer is vervolgens van dit besluit op de hoogte gesteld (23 432, nr. 75).


1) Het Parool, 4 februari jl.

===