Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag


- Directie Sub Sahara Afrika

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 27 februari 2004

Behandeld

R. van de Geer/L.F.F. Casteleijn


Kenmerk


- DAF 133/04

Telefoon


- +31-70-3485164


Blad


- 1/11

Fax


- +31-70-3486607


Bijlage(n)


---

Betreft


- Verslag reis naar Liberia, Soedan en Kenia ,

26-29 januari 2004


---

Van 26 tot en met 29 januari j.l. bezochten wij Liberia, Soedan en Kenia. Het verslag van deze reis treft u hierbij aan.


1. Doel van de reis, samenvatting en conclusies

Doel van onze reis was het nader vorm geven aan het geïntegreerde buitenlands beleid jegens Afrika, zoals geschetst in de Afrika-notitie ""Sterke mensen, zwakke staten", die uw Kamer in 2003 (TK 29237 nr. 1) is toegezonden. Onze reis stond in het bijzonder in het teken van de eerste prioriteit aangegeven in genoemde notitie; het bevorderen van vrede, veiligheid en stabiliteit door conflictpreventie, -beheersing en -oplossing. De keuze van de bezochte landen vloeide voort uit het reisdoel. In Liberia is de burgeroorlog zojuist beëindigd en wordt een omvangrijke troepenmacht van de Verenigde Naties opgebouwd om vrede, veiligheid en stabiliteit te garanderen. In Soedan komt de vrede in zicht na een langdurige burgeroorlog en speelt de regionale organisatie InterGovernmental Authority for Development (IGAD) een belangrijke rol. Kenia tenslotte speelt een belangrijke rol bij het bevorderen van vrede, veiligheid en stabiliteit door conflictpreventie, -beheersing en -oplossing in de regio en is zelf recent begonnen aan een proces van herstel van goed bestuur en goed beleid na succesvol verlopen verkiezingen die op vreedzame wijze een eind gemaakt hebben aan een corrupt regime.

In Liberia levert ons land een bijdrage aan de VN-operatie United Nations Mission in Liberia (UNMIL) met de aanwezigheid van Hr. Ms. Rotterdam. Deze bijdrage in een land dat niet tot de partnerlanden van Nederland behoort bleek zeer gewaardeerd, succesvol en effectief te zijn. Door tijdig de verzochte steun aan UNMIL te verlenen heeft ons land een goede bijdrage kunnen leveren in een periode waarin UNMIL in de opbouwfase verkeerde. Op 19 februari j.l. is Hr.Ms. Rotterdam naar ons land terugekeerd. Een beperkte inzet in een land of regio waarin niet gekozen is voor toepassing van de regionale benadering op bilaterale basis kan dan ook effectief zijn, mits ingepast in een grotere operatie. In voorkomende gevallen zal Nederland ook in de toekomst verzoeken als die m.b.t. UNMIL in overweging kunnen nemen.

In Soedan levert ons land een meer structurele bijdrage aan de voortgang van het vredesproces. Tijdens de conferentie die in april 2003 in Noordwijk werd gehouden, kwamen belangrijke afspraken tot stand over de eerste periode van zes maanden na de ondertekening van de vredesakkoorden, thans voorzien voor medio 2004. In de dialoog tussen regering en Sudanese People's Liberation Movement/Army (SPLM/A) speelt Nederland een actieve rol. Nederland maakt door het bijdragen aan de waarnemersmissie in het Nuba gebergte in centraal Soedan de opbouw van een op de omstandigheden in Soedan toegesneden model voor vredesopbouw mede mogelijk. De frequente contacten van Nederland met regering en SPLM/A dragen bij aan de opbouw van vertrouwen tussen de partijen waardoor gesproken kan worden van werkelijke beleidsdialoog.

In Kenia werd gesproken over de mogelijkheden om met dat land tot een grotere samenwerking te komen bij het bevorderen van vrede, veiligheid en stabiliteit door conflictpreventie, -beheersing en -oplossing. De Afrikaanse capaciteit voor het bevorderen van vrede, veiligheid en stabiliteit zal in de komende periode verder ontwikkeld moeten worden, niet alleen door samenwerking met regionale organisaties als de Afrikaanse Unie, ECOWAS, SADC en IGAD, maar ook door samenwerking met landen als Zuid-Afrika, Kenia en Nigeria. Vanuit de Nederlandse bilaterale inzet ligt het verkennen van de mogelijkheden voor nadere samenwerking met Zuid-Afrika en Kenia in de komende periode voor de hand.


2. Liberia: 26 en 27 januari

Directe aanleiding voor ons bezoek aan Liberia was de deelname van Hr. Ms. Rotterdam aan de VN-operatie UNMIL in de periode 18 november 2003 ­ 19 februari 2004. De Minister van Defensie ving het verblijf in Liberia aan met een uitgebreid werkbezoek aan Hr. Ms. Rotterdam, terwijl de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking een bezoek bracht aan een kamp voor ontheemden, waar ruim 20.000 personen verblijven. Op 27 januari brachten wij bezoeken aan President Bryant, de Voorzitter van de Regering van Nationale Transitie, aan de Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris Generaal van de VN, de heer Klein en aan de commandant van UNMIL, generaal Opande.

De situatie in Liberia is in de afgelopen maanden aanzienlijk verbeterd en het land maakt thans een periode van geleidelijke terugkeer naar een situatie van vrede, veiligheid en stabiliteit door. Na het gedwongen vertrek van toenmalig President Charles Taylor op 11 augustus 2003, tekenden de rebellenbewegingen Liberian's United for Reconcilliation and Democracy (LURD) en Movement for Democracy in Liberia (MODEL) op 18 augustus in de Ghanese hoofdstad Accra een vredesakkoord met de nieuwe Liberiaanse regering. In de totstandkoming van het akkoord had Ghana als voorzitter van de West-Afrikaanse regionale organisatie ECOWAS een belangrijk aandeel. Het voorzag in een tweejarige overgangsregering, de National Transitional Government of Liberia (NTGL), waaraan de rebellenbewegingen MODEL en LURD alsmede vertegenwoordigers van de voormalige regering van Charles Taylor deelnemen. Voorzitter Gyude Bryant van de NTGL is thans staatshoofd van Liberia. Verkiezingen zijn voorzien voor oktober 2005, de nieuwe regering zal aantreden in januari 2006. De gesprekspartners toonden zich gematigd optimistisch over de voortgang van het proces van nationale verzoening en wederopbouw en benadrukten de noodzaak om dit proces in een regionaal perspectief te plaatsen. De inzet van de commandant van Hr. Ms. Rotterdam en zijn bemanning is door alle gesprekspartners geroemd; de Nederlandse deelname aan UNMIL werd door alle betrokken partijen op hoge prijs gesteld en het a.s. vertrek van de Rotterdam werd dan ook betreurd.

Hr. Ms. Rotterdam -

Op 26 januari gingen wij aan boord van Hr. Ms. Rotterdam, Minister Kamp direct na aankomst in Monrovia, Minister van Ardenne na het bezoek aan een kamp voor ontheemden. In de avond boden wij een receptie aan, waarna de nacht van 26 op 27 januari aan boord werd doorgebracht. Door de commandant en zijn bemanning werden wij op zeer gastvrije wijze ontvangen en werd ons een helder beeld gegeven van het optreden van een eenheid van de Koninklijke Marine in een crisisbeheersingsoperatie. De inzet van de commandant en zijn bemanning was groot en het schip vervulde een belangrijke logistieke en medische functie in het kader van UNMIL. Omdat de operatie UNMIL volgens plan verliep, waren de omstandigheden zo ver verbeterd dat de functies die door .. Rotterdam worden vervuu

Hr. Ms. Rotterdam werden vervuld voor een groot deel konden worden overgenomen door op het land werkzame eenheden. Hr. Ms. Rotterdam heeft dan ook op 19 februari j.l. het operatiegebied verlaten om naar ons land terug te keren.


---

---
Rick's kamp voor ontheemden -
Na aankomst in Monrovia op 26 januari, bracht Minister Van Ardenne een bezoek aan één van de acht ontheemdenkampen in Montserrado County, gelegen nabij Monrovia. In de acht kampen verblijven ruim 100.000 mensen, waarvan 20.000 in Rick's kamp. De delegatie werd ontvangen door Save the Children UK dat vanuit Nederland humanitaire hulpfondsen ontvangt voor activiteiten in Sierra Leone, Liberia en Ivoorkust. Naast Save the Children UK zijn Norwegian People's Aid, Oxfam UK, World Vision, Lutheran World Federation, Artsen Zonder Grenzen Belgie, het Internationale Rode Kruis en het World Food Programma actief in de kampen. De Liberia Refugees Repatriation and Resettlement Commission (LRRRC), een Liberiaanse overheidsinstantie, speelt een leidende rol in de kampen.

Tijdens het bezoek aan het kamp werd een goed inzicht verkregen in de opzet en organisatie van het kamp, waarbij in het bijzonder aandacht werd besteed aan bescherming van kinderen, aan hereniging van families en gezinnen, aan bevordering van gezondheid en aan voedseldistributie.

De Voorzitter van de National Transitional Government of Liberia (NTGL) en staatshoofd van Liberia, C.G. Bryant

Voorzitter Bryant gaf een overzicht van de recente ontwikkelingen in zijn land en onderstreepte het belang van de bijeenkomst met de donorgemeenschap in New York op 6 en 7 februari. De heer Bryant betoogde dat de voortgang in het proces van ontwapening, demobilisatie en reïntegratie van oud-strijders in de samenleving in hoge mate afhankelijk was van het sociaal-economisch perspectief dat deze voormalig strijders geboden zou kunnen worden. Het scheppen van werkgelegenheid achtte de Voorzitter van fundamenteel belang voor het op gang komen van het proces van nationale verzoening en wederopbouw in zijn land. Indien uitzicht op een betere toekomst geboden zou kunnen worden, zou het geloof in de terugkeer naar een vreedzaam, stabiel en democratisch Liberia een belangrijke impuls krijgen. Daartoe zou de ontwikkeling van het bedrijfsleven met voorrang ter hand genomen moeten worden, hetgeen o.a. door hervorming van de financiële sector bewerkstelligd zou moeten worden. Ook wees de Voorzitter op de noodzaak tot een verbeterd beheer van de natuurlijke hulpbronnen van zijn land, in welk verband hij o. m. het belang van visserijprotectie noemde, nu met name Aziatische schepen illegaal in de Liberiaanse wateren visten, hetgeen de visstand reeds ernstige schade had aangebracht. Tot slot ging de heer Bryant in op de noodzaak van herstel van normen en waarden. De generatie die nu tussen de twintig en dertig jaar oud is, heeft vooral oorlog gekend en weinig onderwijs genoten. Reïntegratie van deze groep in een vreedzame samenleving zal op grote problemen stuiten, zo vreesde de Voorzitter.

De Voorzitter gaf het belang aan van het nauwgezet volgen van de bepalingen van het Vredesakkoord van Accra; slechts door strikte toepassing van het akkoord konden de partijen er toe worden gebracht om het vredesproces te blijven respecteren. De Voorzitter erkende dat het vredesproces in Liberia door de partijen zelf gedragen zal moeten worden, maar benadrukte evenzeer de onmisbare rol die de internationale gemeenschap in de komende periode zou moeten spelen in de terugkaar naar stabiliteit en democratie in zijn land.

De Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris Generaal van de VN, J. Klein - Ambassadeur Klein schetste de historische context van het conflict in Liberia en gaf een overzicht van de voortgang van UNMIL sinds de aanvang van de operatie in oktober 2003. Het vredesproces, zo betoogde Klein, is in hoge mate afhankelijk van de inzet van de troepenmacht van UNMIL. Ruim 60% van UNMIL is thans operationeel en UNMIL is in een steeds groter deel van het land actief. Ontheemden zijn nog steeds huiverig terug te keren naar gebieden waar UNMIL niet zichtbaar aanwezig is. Ook de heer Klein benadrukte het belang van een spoedig economisch herstel en gaf aan dat het potentieel van het land groot is; slechts 15% van het landbouwareaal wordt gebruikt, er zijn goede mogelijkheden voor duurzame bosbouw, duurzame visserij en voor de ontginning van natuurlijke hulpbronnen als goud, diamant en ijzererts. Economisch herstel is echter eerst mogelijk als er sprake is van een vreedzame en stabiele samenleving waarin goed bestuur en goed beleid tot ontwikkeling komen.

Het proces van politieke ontwikkeling, zo gaf de heer Klein aan, komt maar moeizaam op gang. Na een lange periode van gewapend conflict, lijken velen slechts belangstelling te hebben voor het veroveren van de macht als doel op zich en niet in het verkrijgen van de macht ter uitvoering van een politiek programma. Daarbij komt dat de interne cohesie binnen de LURD aan ernstige druk onderhevig is, hetgeen het herstel van vreedzame verhoudingen kan bemoeilijken. Het politieke proces in Liberia wordt bovendien nog steeds sterk beïnvloed door traditionele politieke leiders, die o.a. verantwoordelijke zijn voor de uitgifte van land. Mede door het samenspel van deze factoren zullen in de visie van Klein de voorbereidingen van de voor oktober 2005 voorziene verkiezingen een grote inspanning vergen, zowel nationaal als internationaal, waarbij ook voor UNMIL een rol zal zijn weggelegd. Onderdeel van deze inspanningen zou moeten zijn een grondige hervorming van de veiligheidssector, zowel van de strijdkrachten als het politieapparaat. V.w.b. de strijdkrachten dient uit het huidige regeringsleger en uit de strijdkrachten van MODEL en LURD een nieuw nationaal Liberiaans defensieapparaat te worden gecreëerd. Daarbij gingen zijn gedachten niet zozeer uit naar een nieuw conventioneel leger, maar naar een op grensbewaking en vredesoperaties gerichte kleine en flexibele strijdmacht. Het huidige 4000 leden tellende politieapparaat zou in de visie van Klein ontmanteld moeten worden en vervangen moeten worden door een goed getraind en niet corrupt corps, dat vertrouwen geniet in alle geledingen van de bevolking. Ook zou het justitiële apparaat, dat eveneens corrupt en ondeskundig is, diepgaand hervormd moeten worden. Nationale verzoening en wederopbouw zouden voorts sterk gebaat zijn bij de terugkeer van althans een deel van de naar schatting ruim een miljoen Liberianen die in de VS dan wel in de regio West Afrika verblijven. Terugkeer van Liberianen uit het buitenland zal mede afhankelijk zijn van het succes van de bovengenoemde hervormingen. Maar ook de voortvarendheid waarmee de dringend noodzakelijke verbetering van onderwijs en gezondheidszorg ter hand zal worden genomen, zal grote invloed hebben op het herstel van een klimaat waarin de wederopbouw van Liberia op gang zal kunnen komen.

Ambassadeur Klein gaf aan een eventuele verlenging van de aanwezigheid van Hr. Ms. Rotterdam in de Liberiaanse wateren te verwelkomen. UNMIL heeft niet zozeer een gebrek aan infanteristen als wel aan gespecialiseerde eenheden, zoals troepen van de genie. Hij sprak echter begrip uit voor de beslissing Hr. Ms. Rotterdam naar ons land te laten terugkeren op de afgesproken datum en toonde zich erkentelijk voor de door de Rotterdam geleverde bijdrage aan UNMIL.

Generaal D.I. Opande, Bevelhebber van de troepen van UNMIL - Generaal Opande ontving ons in aanwezigheid van zijn plaatsvervanger, de Nigeriaanse generaal Owinibi en zijn chef staf, de Ierse generaal Fitzgerald. Generaal Opande, die afkomstig is uit het Keniaanse leger en VN-operaties in Namibie, Mozambique, Sierra Leone en al eerder in Liberia heeft geleid, schetste een beeld van de activiteiten van de militaire component van UNMIL en benadrukte daarbij dat zijn missie voor een belangrijk deel bestond uit het door middel van overleg en zachte dwang voorkomen dat het geweld tussen de voormalige strijdende partijen weer oplaait. In het geheel van de troepenmacht van UNMIL, zo gaf de generaal aan, vervult Hr. Ms. Rotterdam een belangrijke rol als hospitaalschip en logistiek hulpmiddel. Verlenging van het verblijf van de Rotterdam in de Liberiaanse wateren zou dan ook op hoge prijs worden gesteld. Minister Kamp antwoordde dat het schip was toegezegd voor een periode van drie maanden (plus 1 maand voor de heen- en terugreis), dat geen vervangende bemanning beschikbaar is, dat de vervangende hospitaal voorziening op het land inmiddels volgens planning is gerealiseerd en dat de Nederlandse artsen hun werk in Nederland moeten hervatten. Dit laat verlenging van de aanwezigheid van de Rotterdam in het operatiegebied van UNMIL niet toe. Ook generaal Opande sprak waarderende woorden voor de inzet van de Rotterdam uit en ook hij zei begrip te hebben voor de Nederlandse beslissing. Tot slot gaf Minister Kamp desgevraagd aan dat Nederland bereid is om training te verzorgen voor Afrikaanse regionale organisaties waaronder de ECOWAS.


3. Soedan: 27 en 28 januari -

Met de vredesonderhandelingen tussen vertegenwoordigers van de Regering van Soedan en de Sudan People's Liberation Movement/Army (SPLM/A) werd in 2002 in het Keniaanse Machakos een aanvang gemaakt. De onderhandelingen, die worden geleid door de Keniaanse generaal Sumbeiywo en onder auspiciën van de regionale organisatie InterGovernmental Authority for Development (IGAD) worden gevoerd, verkeren thans in de laatste fase. Gehoopt wordt dat het mogelijk zal zijn nog medio dit jaar een vredesakkoord te kunnen sluiten, en daarmede een ruim 21 jaar durende burgeroorlog te beëindigen. Het bezoek stond dan ook in het teken van de voorbereidingen voor de transitiefase, die onmiddellijk na de ondertekening van het vredesakkoord zal ingaan. Met de voorbereidingen voor deze fase werd een aanvang gemaakt tijdens de Soedan conferentie die in april 2003 te Noordwijk werd gehouden. De transitiefase als geheel zal zes en een half jaar duren en afgesloten worden met een referendum waarin de bevolking van het zuiden zich zal moeten uitspreken over de vraag of het zuiden al dan niet onderdeel zal blijven uitmaken van Soedan of als een zelfstandige staat zal voortgaan.

Gezamenlijk hadden wij een onderhoud met Vice-President Taha, tevens hoofdonderhandelaar aan de zijde van de Soedanese regering, de Minister van Defensie voerde overleg met de Soedanese Vice-Minister van Defensie en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking met de Minister van Buitenlandse Zaken. Voorts voerden wij overleg met de Minister van Staat voor Buitenlandse Zaken, de commandant van de Joint Monitoring Commission (JMC) in het Nuba gebergte en met vertegenwoordigers van het corps diplomatique in Khartoem.

Vice-President Taha -

De Vice-President sprak zijn erkentelijkheid uit voor de door Nederland aan Soedan geboden steun en sprak de verwachting uit dat de vredesonderhandelingen op korte termijn tot een positief resultaat zouden leiden. De ernst van de situatie in de provincie Darfur, waar het leger met opstandelingen in gevecht is geraakt, werd door de Vice-President erkend en hij verwelkomde een actieve betrokkenheid van de internationale gemeenschap, met name de Europese Unie, in de inspanningen om het conflict op vreedzame wijze te beslechten. De Vice-President bevestigde de bereidheid van de Soedanese regering, reeds uitgesproken in een eerder onderhoud met de Minister van Buitenlandse Zaken, om tot een eenzijdig staakt-het-vuren te komen in Darfur, mits de Europese Unie een actieve rol zou willen spelen in pogingen om het conflict in Darfur op vreedzame wijze te beslechten.

Minister van Buitenlandse Zaken Ismail -
Bij het overleg dat Minister Van Ardenne met de Minister van Buitenlandse Zaken voerde was Minister van Staat voor Buitenlandse Zaken Najib El Kheir eveneens aanwezig. Het overleg was voor een belangrijk deel aan de ontwikkelingen in Darfur gewijd. Minister Van Ardenne onderstreepte de diepe bezorgdheid van de internationale gemeenschap over de situatie in Darfur en deed een dringend beroep op de Soedanese regering om haar verantwoordelijkheid te nemen en met spoed de vrede in het gebied te herstellen.

Minister Ismail gaf hierop aan dat zijn regering bereid is om op de kortst mogelijke termijn een staakt-het-vuren af te kondigen, desnoods éénzijdig, op voorwaarde dat de internationale gemeenschap, in het bijzonder de Europese Unie, bereid zou zijn te pogen de opstandelingen in Darfur eveneens tot een staakt-het-vuren te bewegen en schendingen van het staakt-het-vuren door de opstandelingen zou veroordelen. Overeengekomen werd om de mogelijkheden te bezien om de Soedanese regering een éénzijdig staakt-het-vuren te laten afkondigen en de vertegenwoordigers van de EU in Khartoem in overleg te laten treden met vertegenwoordigers van de SLM en de JEM teneinde ook hen te bewegen de vijandelijkheden te staken, waarna vredesoverleg zou kunnen aanvangen.

Vice-Minister van Defensie Ahmed Mohamed Ali Hassan - Vice-minister van Defensie Ahmed Mohamed Ali Hassan onderstreepte tegenover minister Kamp de noodzaak om na de totstandkoming van het vredesakkoord de Soedanese strijdkrachten weer op te bouwen. Het ging daarbij vooral om medische ondersteuning, ontmijning, training en infrastructuur. Minister Kamp stelde van zijn kant dat als de toekomstige Soedanese regering om steun en advisering op defensiegebied zou vragen, dit in de eerste plaats de samen met het SPLA te vormen geïntegreerde militaire eenheden zou moeten betreffen. Eventuele hulpverlening zou dienen te passen in de door de Verenigde Naties en de Europese Unie geschapen kaders voor "Demobilisation, Disarmament and Reintegration" (DDR). Verder drong hij aan op de grootst mogelijke openheid over de gevechtshandelingen in de provincie Darfur en het faciliteren van de bemiddeling door de Europese Unie in het conflict in Darfur.


4. Kenia

In Kenia voerden wij overleg met de leider van de Sudan People's Liberation Movement/Army (SPLM/A), Dr. John Garang, met generaal Sumbeywo die leiding geeft aan het onder auspiciën van de regionale organisatie InterGovernmental Authority for Development (IGAD) gevoerde Soedanese vredesoverleg en met de Keniaanse Minister van Buitenlandse Zaken Kalonzo Musyoka.

Dr. John Garang, leider van de Sudan People's Liberation Movement/Army - Dr. Garang gaf blijk van optimisme over de voortgang van de vredesonderhandelingen, die in het Keniaanse Naivasha worden gehouden. In de afgelopen periode is overeenstemming bereikt over de complexe vraagstukken van de verdeling van welvaart alsmede over de veiligheid en de rol en de inrichting van de Soedanese krijgsmacht; verwacht mag dan ook worden dat overeenstemming over de deling van de macht alsmede over de status van de drie betwiste gebieden Nuba gebergte, Zuidelijke Blauwe Nijl en Abyie eveneens mogelijk zal blijken. Na ruim 50 dagen onafgebroken onderhandelen waren de besprekingen op verzoek van de Soedanese regeringsdelegatie afgebroken teneinde leden van die delegatie in staat te stellen de bedevaart naar Mekka te maken. De onderhandelingen werden op 17 februari j.l. hervat.

Dr. Garang toonde zich bereid en gereed regeringsverantwoordelijkheid te dragen en onderstreepte te beseffen dat daarbij compromissen onvermijdelijk waren. Voorts sprak Dr. Garang de verwachting uit dat het totstandkomen van vreedzame verhoudingen tussen de regering van Soedan en de SPLM, de vredesprocessen in Darfur en in noordelijk Uganda op korte termijn ten goede zou komen.

Generaal Sumbeiywo, voorzitter van het onder auspiciën van Intergovernmetal Authority for Development gevoerde vredesoverleg

Generaal Sumbeiywo liet zich in positieve bewoordingen uit over het verloop van de onderhandelingen. Beide partijen dienen zich weliswaar flexibeler op te stellen dan de afgelopen weken het geval was geweest, maar het gehele onderhandelingsproces overziend, lijkt ondertekening van de vredesakkoorden eind mei thans een realistische mogelijkheid. De generaal benadrukte het belang van de hervorming van de veiligheidssector; wanneer na het vredesakkoord de Soedanese strijdkrachten opgebouwd zullen zijn uit voormalige eenheden van het SPLA, uit voormalige eenheden van het regeringsleger en uit eenheden samengesteld uit strijdkrachten van beide partijen, is de demobilisatie van strijders, opleiding van de nieuwe eenheden en een cultuuromslag in het nieuwe leger van zeer groot belang voor de stabiliteit in Soedan. Daarbij merkte de generaal op dat het niveau van training en uitrusting van het SPLA niet onderdoet voor die van het regeringsleger. De generaal sprak zijn erkentelijkheid uit voor de door Nederland ten behoeve van het vredesproces aan IGAD geboden materiele, diplomatieke en politieke ondersteuning.

Minister van Buitenlandse Zaken Kalonzo Musyoka van Kenia

De Minister toonde zich positief over hetgeen zijn regering sinds de verkiezingen in 2002 had kunnen bereiken en dankte Nederland voor de wijze waarop ook in de laatste periode van de regering van President Moi steun aan Kenia was verleend. Door de Nederlandse hulp aan Kenia sterk te beperken, deze te richten op goed bestuur en goed beleid en de hulp te kanaliseren via niet-gouvernementele organisaties, was een belangrijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van een klimaat waarin op basis van vrije verkiezingen een vreedzaam einde was gekomen aan het door corruptie ondermijnde regime van President Moi. Kenia was nu op weg naar economisch herstel, verbetering van bestuur en beleid en hervorming van het juridisch systeem. De betrekkingen met Nederland waren goed en de handel tussen beide landen breidde zich gestaag uit. Nu Nederland na de installatie van de nieuwe regering een positieve opstelling had gekozen en Kenia tot partnerland had gekozen, zouden de betrekkingen in de komende periode naar verwachting hechter worden.

Van onze kant spraken wij steun uit voor het vergaande hervormingsbeleid dat de regering van Kenia na de verkiezingen had ingezet. Het herstel dat Kenia thans doormaakt weerspiegelt zich ook in de actieve internationale opstelling van het land, dat een belangrijke bijdrage levert aan de vredesprocessen in Soedan en in Somalië en aan de intensivering van de samenwerking in het verband van de Oost Afrikaanse Gemeenschap. De succesvolle wederzijdse bezoeken die militairen van de Keniaanse en Nederlandse strijdkrachten die deelnamen aan opleidingen voor topfuncties in 2003 aflegden, hadden uitgewezen dat belangstelling voor nauwere samenwerking aan beide kanten groot was. Overeengekomen werd dan ook om op korte termijn de mogelijkheden te bezien voor samenwerking op het terrein van crisisbeheersingsoperaties in Afrika.

Voorts werd afgesproken om de samenwerking m.b.t. de bevordering van coherentie in de internationale betrekkingen - de Cancun agenda - te versterken. Daartoe zullen de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de de Directeur-Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen van het Ministerie van Economisch Zaken op korte termijn bezoeken afleggen aan de landen van de Oost Afrikaanse Gemeenschap, Kenia, Tanzania en Uganda. In 2005 zullen de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de Staatsecretaris voor Internationale Handel eveneens een bezoek brengen aan de drie genoemde landen, om zowel over de bilaterale handelsbetrekkingen als over coherentie te spreken.

Tot slot

Tijdens onze reis hebben wij het door Nederland voorgestane geïntegreerde buitenlands beleid jegens Afrika, opgenomen in de Afrika-notitie "Sterke mensen, zwakke staten", kunnen uitdragen en mogelijkheden voor uitvoering verder kunnen ontwikkelen. De reis was gericht op het thema de bevordering van vrede, veiligheid en stabiliteit door conflictpreventie, -beheersing en -oplossing en heeft de basis voor de ontwikkeling van de samenwerking tussen de Ministeries van Defensie en van Buitenlandse Zaken in het kader van het Nederlandse beleid m.b.t. Afrika verder versterkt. Op korte termijn zullen er in Afrika. naast de defensieattache in Egypte, defensieattaches worden geplaatst in een van de landen van het gebied van de Grote Meren en in Pretorria. Voorts zullen de Ministeries van Defensie en van Buitenlandse Zaken nauw samenwerken bij de opzet van programma's waarbij oud-militairen worden ingezet bij programma's voor "Disarmament, Demobilisation and Reintegration (DDR)" in Afrikaanse landen. Wij zijn voornemens om met onze collega van Buitenlandse Zaken, uw Kamer nader te informeren over voortgang in deze samenwerking.

De Minister voor De Minister van Defensie

Ontwikkelingssamenwerking

Mw. A.M.A. van Ardenne - van der Hoeven H.J.G. Kamp


---


---