Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AO1317 Zaaknr: R02/096HR
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 27-02-2004
Datum publicatie: 27-02-2004
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: cassatie
27 februari 2004
Eerste Kamer
Nr. R02/096HR
JMH/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
ANTILLES MANAGEMENT ENTERPRISES N.V.,
gevestigd op Sint Maarten, Nederlandse Antillen,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R. de Mooij,
t e g e n
,
verblijvende op , Nederlandse Antillen,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 25 februari 1999 ter griffie van het Gerecht in Eerste
Aanleg van de Nederlandse Antillen en Aruba, zittingsplaats Sint
Maarten, hierna: het gerecht, ingekomen verzoekschrift heeft Antilles
Management N.V. - verder te noemen: AM - zich gewend tot dat gerecht
en verzocht verweerder in cassatie - verder te noemen: -
te veroordelen aan AM te betalen een bedrag van US$ 24.371,59 alsmede
het gelegde conservatoire beslag van waarde te verklaren.
heeft de vordering bestreden.
Het gerecht heeft bij vonnis van 28 maart 2000 de vordering ontzegd.
Tegen dit vonnis heeft AM hoger beroep ingesteld bij het
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en
Aruba, hierna: het hof.
Bij vonnis van 24 november 2000 heeft het hof het vonnis van het
gerecht vernietigd en de zaak naar voormeld gerecht verwezen.
Na verwijzing heeft het gerecht bij tussenvonnis van 8 mei 2001 een
comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 7 augustus 2001
Antilles Management Enterprises N.V. - verder te noemen: AME -
niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen het vonnis van 7 augustus 2001 heeft thans eiseres tot cassatie
- verder te noemen: AME - hoger beroep ingesteld bij voormeld hof.
Het hof heeft bij vonnis van 27 september 2002 het bestreden vonnis
bevestigd.
Het vonnis van het hof van 27 september 2002 is aan dit arrest
gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen laatstvermeld vonnis van het hof heeft AME beroep in cassatie
ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt
daarvan deel uit.
is in cassatie niet verschenen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt
tot vernietiging van het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van
Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 27 september 2002 en
verwijzing naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten die zijn vermeld in
de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.
3.2 Het middel bestrijdt het oordeel van het hof in zijn vonnis van 27
september 2002 dat de door AME ingediende memorie van grieven buiten
de termijn genoemd in art. 271 RvNA ter griffie van het gerecht in
eerste aanleg, zittingsplaats Sint Maarten, is binnengekomen. Het
middel betoogt dat die memorie reeds op 1 oktober 2001 - en derhalve
binnen voornoemde termijn - per fax is ingediend bij het gerecht in
eerste aanleg. Volgens de toelichting op het middel heeft AME "de
memorie van grieven op 1 oktober 2001 omstreeks 7:05 p.m. per fax
ingediend bij de griffie" van het gerecht in eerste aanleg. AME heeft
bij haar verzoekschrift in cassatie onder meer overgelegd een "van de
griffie te Sint Maarten bekomen afschrift van de fax zoals deze
destijds bij de griffie is binnengekomen". Het hof heeft van de
ontvangst van deze fax in zijn vonnis geen melding gemaakt.
3.3 Klaarblijkelijk heeft AME niet eerder dan in cassatie de
gelegenheid gehad zich uit te laten over de vraag of de onderhavige
memorie tijdig is ingediend. De Hoge Raad acht op grond van het
hiervoor genoemde afschrift voorshands aannemelijk dat de indiening
van die memorie heeft plaatsgevonden op de wijze die in het middel is
uiteengezet. Mitsdien moet in cassatie ervan veronderstellenderwijs
worden uitgegaan dat AME op 1 oktober 2001 per fax haar memorie van
grieven bij de griffie van het gerecht in eerste aanleg heeft
ingediend. Uitgangspunt bij de beoordeling van het middel moet voorts
zijn dat deze wijze van indiening aanvaardbaar is, zoals door de Hoge
Raad is uiteengezet in zijn beschikking van 16 februari 1996, nr.
15847, NJ, 1997, 55, en dat geen reden bestaat hierover met betrekking
tot het Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse burgerlijk procesrecht
anders te oordelen. Het hof had derhalve op deze fax acht moeten
slaan, mits naleving van de Zegelverordening 1908 is gewaarborgd.
Indien het hof dit heeft nagelaten omdat het van oordeel was dat een
memorie van grieven niet per fax kan worden ingediend, geeft dat
oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Een naar behoren
ondertekende memorie houdende de middelen waarop het hoger beroep
gegrond is, kan immers ook per fax bij de griffier van het gerecht in
eerste aanleg worden ingediend. Indien het hof daarentegen is
uitgegaan van een juiste rechtsopvatting, is zijn oordeel
onbegrijpelijk. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, valt dan niet
in te zien waarom de onderhavige memorie van grieven niet naar behoren
en tijdig is ingediend.
3.4 Verwijzing moet volgen. Nu de bestreden beslissing
van het hof niet heeft uitgelokt of verdedigd, zullen de kosten van
het beroep worden gereserveerd als hierna te melden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van
de Nederlandse Antillen en Aruba van 27 september 2002;
verwijst het geding naar dat hof ter verdere behandeling en
beslissing;
reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie
tot de einduitspraak en begroot deze kosten tot op de uitspraak in
cassatie aan de zijde van AME op EUR 298,07 aan verschotten en EUR
1.590,-- voor salaris en aan de zijde van op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als
voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, A.
Hammerstein en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de
vice-president P. Neleman op 27 februari 2004.
*** Conclusie ***
Rekestnr. R02/096HR
mr. E.M. Wesseling-van Gent
Zitting: 28 november 2003 (Antillenzaak)
Conclusie inzake:
Antilles Management Enterprises N.V.
tegen
Deze zaak gaat in cassatie uitsluitend over het oordeel van het
Gemeenschappelijk Hof van Justitie dat eiseres tot cassatie, Antilles
Management Enterprises N.V., haar memorie van grieven buiten de
termijn van art. 271 RvNA heeft ingediend, zodat het hof daarop geen
acht zal slaan. Het onderliggende geschil over de betaling van
zogenoemde "security & maintenance fees" uit huurovereenkomst doet in
cassatie derhalve niet terzake.
1. Feiten en procesverloop
1.1 Bij op 25 februari 1999 ter griffie van het Gerecht in Eerste
Aanleg (GEA), zittingsplaats Sint Maarten ingekomen verzoekschrift,
heeft Antilles Management N.V. van verweerder in cassatie,
, betaling gevorderd van een bedrag van US$ 24.371,59
alsmede vanwaardeverklaring van een gelegd conservatoir derdenbeslag.
Aan deze vorderingen heeft Antilles Management N.V. ten grondslag
gelegd dat tussen partijen een huurovereenkomst bestond ten aanzien
van een tweetal appartementen op Sint Maarten, op grond waarvan
"security & maintenance fees" verschuldigd was, die hij
tot het gevorderde bedrag onbetaald had gelaten(1).
1.2 heeft verweer gevoerd en primair gesteld dat hij de
huurovereenkomst niet heeft gesloten met Antilles Management N.V.,
maar met de vennootschap "Antilles Management Ent Ltd., a Netherlands
Antilles Corporation with offices in St. Maarten, Neth. Ant."(2).
1.3 Het GEA, zittingsplaats Sint Maarten heeft bij vonnis van 28 maart
2000 aan Antilles Management N.V. de vordering ontzegd, omdat -
samengevat - niet was gebleken dat zij de verhuurster was.
1.4 Van dit vonnis is Antilles Management N.V. in appel gekomen bij
het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en
Aruba.
In haar memorie van grieven heeft zij gesteld dat de "security &
maintenance" overeenkomst is aangegaan tussen en de
vennootschap Antilles Management Ent. Ltd, een Anguilliaanse
vennootschap(3). De werkzaamheden werden echter door een gelijknamige,
Antilliaanse vennootschap, namelijk Antilles Management N.V.
uitgevoerd. De zaakwaarnemer van beide vennootschappen heeft er bij de
facturering niet bij stilgestaan dat het in ieder geval juridisch
gezien twee afzonderlijke vennootschappen betrof. De vordering van
Antilles Management Ent. Ltd. is echter gecedeerd aan Antilles
Management N.V., uit hoofde waarvan deze laatste een vordering op
heeft.
1.5 Het Gemeenschappelijk Hof heeft bij vonnis van 24 november 2000
geoordeeld dat de gronden waarop de eerste rechter aan Antilles
Management N.V. haar vordering heeft ontzegd, door de cessie zijn
weggevallen. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de
zaak teruggewezen naar het GEA, zittingsplaats Sint Maarten ter
verdere behandeling en beslissing.
1.6 Beide partijen hebben daarop een akte uitlating na appel
genomen(4). heeft daarbij aangevoerd dat er geen
vennootschap "Antilles Management N.V." bestaat. Bij het
handelsregister is wel ingeschreven de naamloze vennootschap "Antilles
Management Enterprises N.V."(5).
1.7 Het GEA heeft vervolgens bij vonnis van 8 mei 2001 een
inlichtingencomparitie gelast.
1.8 Bij vonnis van 7 augustus 2001, gewezen tussen de partijen
Antilles Management Enterprises N.V. als eiseres en als
gedaagde, heeft het GEA Antilles Management N.V. niet-ontvankelijk
verklaard in haar vordering. Het GEA heeft daarbij allereerst
overwogen dat eiseres ter comparitie heeft erkend dat "Antilles
Management N.V." geen bestaande rechtspersoon is en dat bedoeld is de
wel bestaande rechtspersoon "Antilles Management Enterprises N.V.".
Naar het oordeel van het GEA is de vordering, gelet op de akte van
cessie, niet althans niet voldoende duidelijk, aan eiseres
overgedragen, zodat eiseres niet in haar vordering kan worden
ontvangen.
1.9 Bij akte van appel, ingediend ter griffie van het GEA,
zittingsplaats Sint Maarten op 31 augustus 2001 heeft Antilles
Management Enterprises N.V. verklaard in appel te komen tegen het
vonnis van het GEA van 7 augustus 2001. Bij memorie van grieven van 28
september 2001, ingediend ter griffie van het GEA op 2 oktober 2001,
heeft zij twee grieven aangevoerd.
1.10 heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot
bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Op de voor pleidooi
bepaalde zitting heeft de gemachtigde van pleitnotities
overgelegd. De gemachtigde van Antilles Management Enterprises N.V.
heeft afgezien van pleidooi.
1.11 Bij vonnis van 27 september 2002 heeft het Gemeenschappelijk Hof
het bestreden vonnis bevestigd.
1.12 Antilles Management Enterprises N.V. is tijdig(6) van dit vonnis
in cassatie gekomen. is niet verschenen(7).
2. Bespreking van het cassatiemiddel
2.1 Het cassatiemiddel richt zich tegen rechtsoverweging 3, waarin het
Gemeenschappelijk Hof als volgt heeft geoordeeld:
"De door appellante ingediende memorie van grieven is buiten de
termijn genoemd in artikel 271 van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering van de Nederlandse Antillen ter griffie van het GEA
binnengekomen. Dit brengt mee dat het Hof geen acht zal slaan op de
inhoud van die memorie. Nu appellante in hoger beroep heeft afgezien
van pleidooi en derhalve haar in eerste aanleg ingenomen stellingen
niet nader heeft toegelicht en het Hof ambtshalve geen bedenkingen
heeft tegen de bij het bestreden vonnis en het daaraan voorafgaande
tussenvonnis gegeven beslissingen, zal het Hof het bestreden vonnis
bevestigen. (...)"
2.2 Het middel voert aan dat de memorie van grieven op 1 oktober 2002
per fax bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof is ingediend,
hetgeen tijdig was. Het oordeel van het Gemeenschappelijk Hof is dan
ook onjuist dan wel onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.
2.3 Het appelprocesrecht van de Nederlandse Antillen verschilt
aanzienlijk van het Nederlandse(8). Het hoger beroep vangt aan met een
verklaring, dat men van dat middel gebruik wil maken, door de eiser in
beroep of diens daartoe gemachtigde ter griffie van het gerecht in
eerste aanleg afgelegd of aldaar schriftelijk ingediend (art. 270 lid
1 RvNA). Binnen dertig dagen na de dag waarop deze verklaring is
afgelegd, kan de appellant een memorie van grieven indienen bij de
griffier van het gerecht in eerste aanleg (art. 271 RvNA). Deze
termijn kan niet worden verlengd. Het Hof kan dan ook geen acht slaan
op de inhoud van een te laat ingediende memorie van grieven(9).
2.4 Het Nederlands-Antilliaanse appelprocesrecht kent geen
grievenstelsel. Dat betekent dat appellant, anders dan onder
Nederlands recht, ontvankelijk is in zijn hoger beroep indien hij
tijdig de in art. 271 RvNA bedoelde verklaring heeft afgelegd; het
niet-indienen van een memorie van grieven staat daaraan niet in de
weg. Dient appellant geen memorie van grieven in, dan zal de
appelrechter de zaak ambtshalve hebben te beoordelen. De appellant mag
in een dergelijk geval zijn zaak zelfs nog doen bepleiten(10). Dient
appellant wel een memorie van grieven in, dan is de appelrechter niet
gehouden zich te beperken tot een onderzoek van deze grieven(11). De
vrijheid die het hof daardoor heeft mag evenwel niet leiden tot een
voor de appellant ongunstiger beslissing dan die waartegen hij is
opgekomen. Het hof mag wel ambtshalve vernietigen maar dan slechts ten
gunste van de appellant(12).
2.5 Ook op de Nederlandse Antillen is een herziening van het
burgerlijke procesrecht op handen(13). Onder het nieuwe burgerlijk
procesrecht zal de regeling van het hoger beroep in grote lijnen
hetzelfde blijven. De belangrijkste wijziging is de verlenging van de
appeltermijn en de termijn voor het indienen van de memories tot zes
weken(14).
2.6 Antilles Management Enterprises N.V heeft blijkens de dagtekening
van de griffier op de akte van appel(15) op 31 augustus 2001 hoger
beroep ingesteld door indiening van een akte van hoger beroep bij de
griffie van het GEA. In deze zaak verstreek op de voet van art. 271
RvNA de termijn voor het indienen van de memorie van grieven derhalve
dertig dagen nadien, te weten op 30 september 2001.
2.7 Dit was een zondag.
Art. 18a RvNA(16) bepaalt dat indien op de laatste dag van een
termijn, binnen welke de indiening van enig verzoekschrift of enige
akte ter griffie van het gerecht in eerste aanleg of van het Hof van
Justitie moet geschieden, de griffie gesloten is, die indiening alsnog
kan geschieden op de eerstvolgende dag waarop de griffie geopend is.
Het indienen van een memorie van grieven valt ook onder de werking van
dit artikel(17). De termijn voor het indienen van de memorie van
grieven werd in deze zaak op grond van art. 18a RvNA dus verlengd tot
en met maandag 1 oktober 2001.
2.8 Naar Nederlands recht kan indiening van een processtuk ter griffie
plaatsvinden door verzending per post of per fax(18) en gelden stukken
die door middel van faxapparatuur vóór 24.00 uur van de laatste dag
van een lopende termijn ter griffie zijn ontvangen, als binnen de
termijn ingediend (art. 33 Rv.).
Met deze wettelijke bepaling is het arrest van de Hoge Raad van 16
februari 1996, NJ 1997, 55 gecodificeerd(19). In deze beslissing
overwoog de Hoge Raad onder andere dat ervan mag worden uitgegaan dat
op de griffies aanwezige faxapparaten in de regel voldoen aan de
voorwaarde dat zij in staat zijn om dag en uur van ontvangst van
binnengekomen faxen zelfstandig en precies te registreren. Dat het
faxapparaat van de griffie van de Hoge Raad in 1997 niet aan deze
voorwaarde voldeed, werd de verzoeker tot cassatie in een eveneens
Antilliaanse zaak nadien dan ook niet tegengeworpen (HR 20 maart 1998,
NJ 1998, 548).
2.9 Hoewel de Hoge Raad nog niet met zoveel woorden heeft beslist dat
deze rechtspraak ingevolge het concordantiebeginsel(20) ook op de
Nederlandse Antillen geldt, lijkt me wat dat betreft weinig twijfel
mogelijk. In genoemde beslissing NJ 1998, 548 heeft de Hoge Raad dit
in ieder geval impliciet erkend. Bovendien heeft het Gemeenschappelijk
Hof in zijn vonnis van 26 maart 1996, HVJNAA 1996, 148 zich bij het
arrest van de Hoge Raad van 16 februari 1996, NJ 1997, 55 aangesloten.
Er zijn derhalve klaarblijkelijk geen specifiek voor de Antillen
geldende omstandigheden die ertoe zouden nopen dit punt naar
Antilliaans burgerlijk procesrecht anders te regelen dan naar het
Nederlandse. Het feit dat procespartijen in de Nederlandse Antillen
ook zonder professionele rechtshulp kunnen procederen, pleit juist
voor een flexibele wijze van omgaan met de wijze van indiening van
processtukken, dus voor de oplossing die in de rechtspraak van de Hoge
Raad is gekozen.
2.10 Uit het griffiedossier in de onderhavige zaak blijkt dat de
memorie van grieven onderaan is voorzien van een als volgt ingevulde
stempel:
"Op heden 2 oktober 2001 ter Griffie van het Gerecht in Eerste Aanleg
ter zittingsplaats Sint Maarten ingediend. De Griffier."
Achter de memorie van grieven is een kopie van een kwitantie met als
nummer 1780 gevoegd, gedateerd 2 oktober 2001, ten bedrage van Na f
900,-- wegens de memorie van grieven. De memorie van grieven uit het
griffiedossier is dus waarschijnlijk de originele memorie van grieven
die, naar verzoekster tot cassatie stelt(21), op 2 oktober 2001
voorzien van de vereiste zegels ter griffie van het GEA is afgegeven.
Kennelijk is het Gemeenschappelijk Hof op grond van deze datering tot
het oordeel gekomen dat de memorie van grieven te laat is ingediend.
2.11 Antilles Management Enterprises N.V. stelt in haar verzoekschrift
tot cassatie echter dat zij de memorie van grieven op 1 oktober 2001
en dus tijdig per fax bij de griffie heeft ingediend.
Deze feitelijke stelling is een toelaatbaar novum in cassatie. Zij
heeft deze stelling immers niet eerder kunnen aanvoeren, nu het
Gemeenschappelijk Hof ambtshalve heeft geoordeeld dat de memorie van
grieven te laat is ingediend(22).
2.12 M.i. kan de beoordeling van de juistheid van de feitelijke vraag
of de memorie van grieven op 1 oktober 2001 aan de griffie is gefaxt,
het best aan het Gemeenschappelijk Hof worden overgelaten. Hoewel het
'confirmation report' dat aan het cassatiemiddel is gehecht, op
zichzelf duidelijk lijkt, dient de betrouwbaarheid ervan te worden
beoordeeld, bijvoorbeeld door navraag doen bij de griffie van het GEA,
alwaar misschien ook kan worden verklaard waarom op het origineel van
de memorie van grieven geen aantekening is gemaakt van de indiening
per fax op 1 oktober 2001.
Het Gemeenschappelijk Hof lijkt hiertoe de aangewezen instantie.
2.13 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ik de klacht gegrond
acht. De zaak moet worden teruggewezen naar het Gemeenschappelijk Hof
voor de hiervoor omschreven beoordeling. Als de stelling dat de
memorie van grieven op 1 oktober 2001 per fax is ingediend, juist
blijkt te zijn, zal het hof de zaak aan de hand van de dan tijdig
ingediende memorie van grieven dienen te beoordelen.
2.14 Nu het bestreden vonnis heeft uitgelokt noch
verdedigd, meen ik dat de beslissing omtrent de proceskosten in
cassatie dient te worden gereserveerd tot de einduitspraak.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging van het vonnis van het
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en
Aruba van 27 september 2002 en verwijzing naar dat Hof ter verdere
behandeling en beslissing.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
1 Zie het inleidende processtuk "vanwaardeverklaring conservatoir
beslag" van 25 februari 1999, nrs. 1-3.
2 Zie CvA nr. 3; CvD nrs. 2-4.
3 Anguilla is een eiland in de Caraïbische Zee, gelegen ten noorden
van St. Maarten.
4 Dit blijkt het het vonnis van het GEA van 8 mei 2001; de akte a/z
Antilles Management N.V. ontbreekt in zowel het dossier van eiseres
tot cassatie als het griffiedossier.
5 Zie akte uitlating na appel a/z nr. 3.
6 Het verzoekschrift tot cassatie is op 5 december 2002 ter griffie
van de Hoge Raad ingekomen. De cassatietermijn bedraagt op grond van
art. 264 RvNA in verbinding met art. 4 Cassatieregeling Nederlandse
Antillen drie maanden (en niet negentig dagen, zie HR 8 december 1989,
NJ 1990, 192).
7 Uit het griffiedossier van de Hoge Raad blijkt dat twee
maal aan zijn huisadres is opgeroepen, een maal aangetekend en eenmaal
niet aangetekend. Verder is hij aangetekend opgeroepen aan het
kantooradres en postbusadres van zijn advocaat uit de vorige
instantie.
8 Zie voor een beschrijving van de Antilliaanse appelprocedure in
burgerlijke zaken W.D.H. Asser, Een civiele en flexibele procesorde
onder de zon, WPNR 99/6356, p. 34 en de daar in noot 42 genoemde
jurisprudentie; M.M.M. Tillema en R.P.J.L. Tjittes, Hoger beroep en
cassatie in Antilliaanse en Arubaanse civiele zaken, TAR-Justicia
1993, nr. 2, p. 90. Zie voorts o.m. de conclusies van A-G Bakels vóór
HR 10 november 2000, NJ 2001, 301 m.nt. HJS en vóór HR 9 juli 1999, NJ
1999, 699, alsmde de conclusie van A-G Huydecoper voor HR 13 september
2002, NJ 2003, 226, nrs. 15 e.v.
En verder: Van Mierlo/Meijer/Beijer, Inleiding Nederlands-Antilliaans
en Arubaans Burgerlijk Procesrecht, 2000, p. 67 e.v.; W.D.H. Asser in:
Loth en Sybesma, Hoofdstukken Nederlands-Antilliaans en Arubaans
recht, 2003, hoofdstuk 14.
9 Zie bijv. HR 10 november 2000, NJ 2001, 301 m.nt. HJS, rov. 3.5-3.6.
10 HR 10 november 2000, NJ 2001, 301 m.nt. HJS.
11 HR 30 december 1977, NJ 1979, 116
12 Zie W.D.H. Asser, Een civiele en flexibele procesorde onder de zon,
WPNR 99/6356, p. 34 en de daar in noot 42 genoemde jurisprudentie. Zie
ook M.M.M. Tillema en R.P.J.L. Tjittes, Hoger beroep en cassatie in
Antilliaanse en Arubaanse civiele zaken, TAR-Justicia 1993, nr. 2, p.
90.
13 Zie het ontwerp landsverordening, houdende vaststelling van een
nieuw wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Er werd gestreefd naar
inwerkingtreding per 1 januari 2004, doch onbekend is of dat zal
worden gehaald. Zie R.W.J. van Veen, 'Nieuw burgerlijk procesrecht
voor de Nederlandse Antillen en Aruba', TAR Justicia 2003, p. 24.
14 Zie de artt. 270 e.v. ontwerp landsverordening. Zie verder R.W.J.
van Veen, t.a.p., p. 31-32.
15 Niet de datum van de verklaring , maar de dagtekening van de
griffier is beslissend, HR 8 december 1995, NJ 1996, 273.
16 Deze bepaling is ingevoerd bij Landsverordening van 11 december
1972, Pb. 1972, 251 en in werking getreden op 1 januari 1973. In het
ontwerp van de Landsverordening houdende vaststelling van een nieuw
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering blijft art. 18a RvNA.
ongewijzigd.
17 HR 15 maart 2002, R00/111HR, JOL 2002, 171.
18 HR 10 juni 1994, NJ 1995, 284 m.nt. HJS.
19 Burgerlijke Rechtsvordering, Wesseling-van Gent, art. 33, aant.
1-4.
20 Art. 39 lid 1 Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden.
21 Verzoekschrift tot cassatie onder 3.
22 Zie Veegens/Korthals Altes/Groen, Cassatie in burgerlijke zaken,
1989, nr. 131.
Hoge Raad der Nederlanden