Hoge Raad der Nederlanden

Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AO1317 Zaaknr: R02/096HR


Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage Datum uitspraak: 27-02-2004
Datum publicatie: 27-02-2004
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: cassatie


27 februari 2004
Eerste Kamer
Nr. R02/096HR
JMH/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

ANTILLES MANAGEMENT ENTERPRISES N.V.,
gevestigd op Sint Maarten, Nederlandse Antillen, EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R. de Mooij,

t e g e n

,
verblijvende op , Nederlandse Antillen, VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.


1. Het geding in feitelijke instanties

Met een op 25 februari 1999 ter griffie van het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen en Aruba, zittingsplaats Sint Maarten, hierna: het gerecht, ingekomen verzoekschrift heeft Antilles Management N.V. - verder te noemen: AM - zich gewend tot dat gerecht en verzocht verweerder in cassatie - verder te noemen: - te veroordelen aan AM te betalen een bedrag van US$ 24.371,59 alsmede het gelegde conservatoire beslag van waarde te verklaren. heeft de vordering bestreden.
Het gerecht heeft bij vonnis van 28 maart 2000 de vordering ontzegd. Tegen dit vonnis heeft AM hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, hierna: het hof.
Bij vonnis van 24 november 2000 heeft het hof het vonnis van het gerecht vernietigd en de zaak naar voormeld gerecht verwezen. Na verwijzing heeft het gerecht bij tussenvonnis van 8 mei 2001 een comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 7 augustus 2001 Antilles Management Enterprises N.V. - verder te noemen: AME - niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen het vonnis van 7 augustus 2001 heeft thans eiseres tot cassatie
- verder te noemen: AME - hoger beroep ingesteld bij voormeld hof. Het hof heeft bij vonnis van 27 september 2002 het bestreden vonnis bevestigd.
Het vonnis van het hof van 27 september 2002 is aan dit arrest gehecht.


2. Het geding in cassatie

Tegen laatstvermeld vonnis van het hof heeft AME beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
is in cassatie niet verschenen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot vernietiging van het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 27 september 2002 en verwijzing naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing.


3. Beoordeling van het middel


3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.


3.2 Het middel bestrijdt het oordeel van het hof in zijn vonnis van 27 september 2002 dat de door AME ingediende memorie van grieven buiten de termijn genoemd in art. 271 RvNA ter griffie van het gerecht in eerste aanleg, zittingsplaats Sint Maarten, is binnengekomen. Het middel betoogt dat die memorie reeds op 1 oktober 2001 - en derhalve binnen voornoemde termijn - per fax is ingediend bij het gerecht in eerste aanleg. Volgens de toelichting op het middel heeft AME "de memorie van grieven op 1 oktober 2001 omstreeks 7:05 p.m. per fax ingediend bij de griffie" van het gerecht in eerste aanleg. AME heeft bij haar verzoekschrift in cassatie onder meer overgelegd een "van de griffie te Sint Maarten bekomen afschrift van de fax zoals deze destijds bij de griffie is binnengekomen". Het hof heeft van de ontvangst van deze fax in zijn vonnis geen melding gemaakt.


3.3 Klaarblijkelijk heeft AME niet eerder dan in cassatie de gelegenheid gehad zich uit te laten over de vraag of de onderhavige memorie tijdig is ingediend. De Hoge Raad acht op grond van het hiervoor genoemde afschrift voorshands aannemelijk dat de indiening van die memorie heeft plaatsgevonden op de wijze die in het middel is uiteengezet. Mitsdien moet in cassatie ervan veronderstellenderwijs worden uitgegaan dat AME op 1 oktober 2001 per fax haar memorie van grieven bij de griffie van het gerecht in eerste aanleg heeft ingediend. Uitgangspunt bij de beoordeling van het middel moet voorts zijn dat deze wijze van indiening aanvaardbaar is, zoals door de Hoge Raad is uiteengezet in zijn beschikking van 16 februari 1996, nr.
15847, NJ, 1997, 55, en dat geen reden bestaat hierover met betrekking tot het Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse burgerlijk procesrecht anders te oordelen. Het hof had derhalve op deze fax acht moeten slaan, mits naleving van de Zegelverordening 1908 is gewaarborgd. Indien het hof dit heeft nagelaten omdat het van oordeel was dat een memorie van grieven niet per fax kan worden ingediend, geeft dat oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Een naar behoren ondertekende memorie houdende de middelen waarop het hoger beroep gegrond is, kan immers ook per fax bij de griffier van het gerecht in eerste aanleg worden ingediend. Indien het hof daarentegen is uitgegaan van een juiste rechtsopvatting, is zijn oordeel onbegrijpelijk. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, valt dan niet in te zien waarom de onderhavige memorie van grieven niet naar behoren en tijdig is ingediend.


3.4 Verwijzing moet volgen. Nu de bestreden beslissing van het hof niet heeft uitgelokt of verdedigd, zullen de kosten van het beroep worden gereserveerd als hierna te melden.


4. Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 27 september 2002; verwijst het geding naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing;
reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak en begroot deze kosten tot op de uitspraak in cassatie aan de zijde van AME op EUR 298,07 aan verschotten en EUR
1.590,-- voor salaris en aan de zijde van op nihil.

Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, A. Hammerstein en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 27 februari 2004.


*** Conclusie ***

Rekestnr. R02/096HR
mr. E.M. Wesseling-van Gent
Zitting: 28 november 2003 (Antillenzaak)

Conclusie inzake:

Antilles Management Enterprises N.V.

tegen

Deze zaak gaat in cassatie uitsluitend over het oordeel van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie dat eiseres tot cassatie, Antilles Management Enterprises N.V., haar memorie van grieven buiten de termijn van art. 271 RvNA heeft ingediend, zodat het hof daarop geen acht zal slaan. Het onderliggende geschil over de betaling van zogenoemde "security & maintenance fees" uit huurovereenkomst doet in cassatie derhalve niet terzake.


1. Feiten en procesverloop


1.1 Bij op 25 februari 1999 ter griffie van het Gerecht in Eerste Aanleg (GEA), zittingsplaats Sint Maarten ingekomen verzoekschrift, heeft Antilles Management N.V. van verweerder in cassatie, , betaling gevorderd van een bedrag van US$ 24.371,59 alsmede vanwaardeverklaring van een gelegd conservatoir derdenbeslag. Aan deze vorderingen heeft Antilles Management N.V. ten grondslag gelegd dat tussen partijen een huurovereenkomst bestond ten aanzien van een tweetal appartementen op Sint Maarten, op grond waarvan "security & maintenance fees" verschuldigd was, die hij tot het gevorderde bedrag onbetaald had gelaten(1).


1.2 heeft verweer gevoerd en primair gesteld dat hij de huurovereenkomst niet heeft gesloten met Antilles Management N.V., maar met de vennootschap "Antilles Management Ent Ltd., a Netherlands Antilles Corporation with offices in St. Maarten, Neth. Ant."(2).


1.3 Het GEA, zittingsplaats Sint Maarten heeft bij vonnis van 28 maart
2000 aan Antilles Management N.V. de vordering ontzegd, omdat - samengevat - niet was gebleken dat zij de verhuurster was.


1.4 Van dit vonnis is Antilles Management N.V. in appel gekomen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.
In haar memorie van grieven heeft zij gesteld dat de "security & maintenance" overeenkomst is aangegaan tussen en de vennootschap Antilles Management Ent. Ltd, een Anguilliaanse vennootschap(3). De werkzaamheden werden echter door een gelijknamige, Antilliaanse vennootschap, namelijk Antilles Management N.V. uitgevoerd. De zaakwaarnemer van beide vennootschappen heeft er bij de facturering niet bij stilgestaan dat het in ieder geval juridisch gezien twee afzonderlijke vennootschappen betrof. De vordering van Antilles Management Ent. Ltd. is echter gecedeerd aan Antilles Management N.V., uit hoofde waarvan deze laatste een vordering op heeft.


1.5 Het Gemeenschappelijk Hof heeft bij vonnis van 24 november 2000 geoordeeld dat de gronden waarop de eerste rechter aan Antilles Management N.V. haar vordering heeft ontzegd, door de cessie zijn weggevallen. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de zaak teruggewezen naar het GEA, zittingsplaats Sint Maarten ter verdere behandeling en beslissing.


1.6 Beide partijen hebben daarop een akte uitlating na appel genomen(4). heeft daarbij aangevoerd dat er geen vennootschap "Antilles Management N.V." bestaat. Bij het handelsregister is wel ingeschreven de naamloze vennootschap "Antilles Management Enterprises N.V."(5).


1.7 Het GEA heeft vervolgens bij vonnis van 8 mei 2001 een inlichtingencomparitie gelast.


1.8 Bij vonnis van 7 augustus 2001, gewezen tussen de partijen Antilles Management Enterprises N.V. als eiseres en als gedaagde, heeft het GEA Antilles Management N.V. niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Het GEA heeft daarbij allereerst overwogen dat eiseres ter comparitie heeft erkend dat "Antilles Management N.V." geen bestaande rechtspersoon is en dat bedoeld is de wel bestaande rechtspersoon "Antilles Management Enterprises N.V.". Naar het oordeel van het GEA is de vordering, gelet op de akte van cessie, niet althans niet voldoende duidelijk, aan eiseres overgedragen, zodat eiseres niet in haar vordering kan worden ontvangen.


1.9 Bij akte van appel, ingediend ter griffie van het GEA, zittingsplaats Sint Maarten op 31 augustus 2001 heeft Antilles Management Enterprises N.V. verklaard in appel te komen tegen het vonnis van het GEA van 7 augustus 2001. Bij memorie van grieven van 28 september 2001, ingediend ter griffie van het GEA op 2 oktober 2001, heeft zij twee grieven aangevoerd.


1.10 heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Op de voor pleidooi bepaalde zitting heeft de gemachtigde van pleitnotities overgelegd. De gemachtigde van Antilles Management Enterprises N.V. heeft afgezien van pleidooi.


1.11 Bij vonnis van 27 september 2002 heeft het Gemeenschappelijk Hof het bestreden vonnis bevestigd.


1.12 Antilles Management Enterprises N.V. is tijdig(6) van dit vonnis in cassatie gekomen. is niet verschenen(7).


2. Bespreking van het cassatiemiddel


2.1 Het cassatiemiddel richt zich tegen rechtsoverweging 3, waarin het Gemeenschappelijk Hof als volgt heeft geoordeeld:

"De door appellante ingediende memorie van grieven is buiten de termijn genoemd in artikel 271 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de Nederlandse Antillen ter griffie van het GEA binnengekomen. Dit brengt mee dat het Hof geen acht zal slaan op de inhoud van die memorie. Nu appellante in hoger beroep heeft afgezien van pleidooi en derhalve haar in eerste aanleg ingenomen stellingen niet nader heeft toegelicht en het Hof ambtshalve geen bedenkingen heeft tegen de bij het bestreden vonnis en het daaraan voorafgaande tussenvonnis gegeven beslissingen, zal het Hof het bestreden vonnis bevestigen. (...)"


2.2 Het middel voert aan dat de memorie van grieven op 1 oktober 2002 per fax bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof is ingediend, hetgeen tijdig was. Het oordeel van het Gemeenschappelijk Hof is dan ook onjuist dan wel onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.


2.3 Het appelprocesrecht van de Nederlandse Antillen verschilt aanzienlijk van het Nederlandse(8). Het hoger beroep vangt aan met een verklaring, dat men van dat middel gebruik wil maken, door de eiser in beroep of diens daartoe gemachtigde ter griffie van het gerecht in eerste aanleg afgelegd of aldaar schriftelijk ingediend (art. 270 lid
1 RvNA). Binnen dertig dagen na de dag waarop deze verklaring is afgelegd, kan de appellant een memorie van grieven indienen bij de griffier van het gerecht in eerste aanleg (art. 271 RvNA). Deze termijn kan niet worden verlengd. Het Hof kan dan ook geen acht slaan op de inhoud van een te laat ingediende memorie van grieven(9).


2.4 Het Nederlands-Antilliaanse appelprocesrecht kent geen grievenstelsel. Dat betekent dat appellant, anders dan onder Nederlands recht, ontvankelijk is in zijn hoger beroep indien hij tijdig de in art. 271 RvNA bedoelde verklaring heeft afgelegd; het niet-indienen van een memorie van grieven staat daaraan niet in de weg. Dient appellant geen memorie van grieven in, dan zal de appelrechter de zaak ambtshalve hebben te beoordelen. De appellant mag in een dergelijk geval zijn zaak zelfs nog doen bepleiten(10). Dient appellant wel een memorie van grieven in, dan is de appelrechter niet gehouden zich te beperken tot een onderzoek van deze grieven(11). De vrijheid die het hof daardoor heeft mag evenwel niet leiden tot een voor de appellant ongunstiger beslissing dan die waartegen hij is opgekomen. Het hof mag wel ambtshalve vernietigen maar dan slechts ten gunste van de appellant(12).


2.5 Ook op de Nederlandse Antillen is een herziening van het burgerlijke procesrecht op handen(13). Onder het nieuwe burgerlijk procesrecht zal de regeling van het hoger beroep in grote lijnen hetzelfde blijven. De belangrijkste wijziging is de verlenging van de appeltermijn en de termijn voor het indienen van de memories tot zes weken(14).


2.6 Antilles Management Enterprises N.V heeft blijkens de dagtekening van de griffier op de akte van appel(15) op 31 augustus 2001 hoger beroep ingesteld door indiening van een akte van hoger beroep bij de griffie van het GEA. In deze zaak verstreek op de voet van art. 271 RvNA de termijn voor het indienen van de memorie van grieven derhalve dertig dagen nadien, te weten op 30 september 2001.


2.7 Dit was een zondag.
Art. 18a RvNA(16) bepaalt dat indien op de laatste dag van een termijn, binnen welke de indiening van enig verzoekschrift of enige akte ter griffie van het gerecht in eerste aanleg of van het Hof van Justitie moet geschieden, de griffie gesloten is, die indiening alsnog kan geschieden op de eerstvolgende dag waarop de griffie geopend is. Het indienen van een memorie van grieven valt ook onder de werking van dit artikel(17). De termijn voor het indienen van de memorie van grieven werd in deze zaak op grond van art. 18a RvNA dus verlengd tot en met maandag 1 oktober 2001.


2.8 Naar Nederlands recht kan indiening van een processtuk ter griffie plaatsvinden door verzending per post of per fax(18) en gelden stukken die door middel van faxapparatuur vóór 24.00 uur van de laatste dag van een lopende termijn ter griffie zijn ontvangen, als binnen de termijn ingediend (art. 33 Rv.).
Met deze wettelijke bepaling is het arrest van de Hoge Raad van 16 februari 1996, NJ 1997, 55 gecodificeerd(19). In deze beslissing overwoog de Hoge Raad onder andere dat ervan mag worden uitgegaan dat op de griffies aanwezige faxapparaten in de regel voldoen aan de voorwaarde dat zij in staat zijn om dag en uur van ontvangst van binnengekomen faxen zelfstandig en precies te registreren. Dat het faxapparaat van de griffie van de Hoge Raad in 1997 niet aan deze voorwaarde voldeed, werd de verzoeker tot cassatie in een eveneens Antilliaanse zaak nadien dan ook niet tegengeworpen (HR 20 maart 1998, NJ 1998, 548).


2.9 Hoewel de Hoge Raad nog niet met zoveel woorden heeft beslist dat deze rechtspraak ingevolge het concordantiebeginsel(20) ook op de Nederlandse Antillen geldt, lijkt me wat dat betreft weinig twijfel mogelijk. In genoemde beslissing NJ 1998, 548 heeft de Hoge Raad dit in ieder geval impliciet erkend. Bovendien heeft het Gemeenschappelijk Hof in zijn vonnis van 26 maart 1996, HVJNAA 1996, 148 zich bij het arrest van de Hoge Raad van 16 februari 1996, NJ 1997, 55 aangesloten. Er zijn derhalve klaarblijkelijk geen specifiek voor de Antillen geldende omstandigheden die ertoe zouden nopen dit punt naar Antilliaans burgerlijk procesrecht anders te regelen dan naar het Nederlandse. Het feit dat procespartijen in de Nederlandse Antillen ook zonder professionele rechtshulp kunnen procederen, pleit juist voor een flexibele wijze van omgaan met de wijze van indiening van processtukken, dus voor de oplossing die in de rechtspraak van de Hoge Raad is gekozen.


2.10 Uit het griffiedossier in de onderhavige zaak blijkt dat de memorie van grieven onderaan is voorzien van een als volgt ingevulde stempel:

"Op heden 2 oktober 2001 ter Griffie van het Gerecht in Eerste Aanleg ter zittingsplaats Sint Maarten ingediend. De Griffier."

Achter de memorie van grieven is een kopie van een kwitantie met als nummer 1780 gevoegd, gedateerd 2 oktober 2001, ten bedrage van Na f
900,-- wegens de memorie van grieven. De memorie van grieven uit het griffiedossier is dus waarschijnlijk de originele memorie van grieven die, naar verzoekster tot cassatie stelt(21), op 2 oktober 2001 voorzien van de vereiste zegels ter griffie van het GEA is afgegeven. Kennelijk is het Gemeenschappelijk Hof op grond van deze datering tot het oordeel gekomen dat de memorie van grieven te laat is ingediend.


2.11 Antilles Management Enterprises N.V. stelt in haar verzoekschrift tot cassatie echter dat zij de memorie van grieven op 1 oktober 2001 en dus tijdig per fax bij de griffie heeft ingediend. Deze feitelijke stelling is een toelaatbaar novum in cassatie. Zij heeft deze stelling immers niet eerder kunnen aanvoeren, nu het Gemeenschappelijk Hof ambtshalve heeft geoordeeld dat de memorie van grieven te laat is ingediend(22).


2.12 M.i. kan de beoordeling van de juistheid van de feitelijke vraag of de memorie van grieven op 1 oktober 2001 aan de griffie is gefaxt, het best aan het Gemeenschappelijk Hof worden overgelaten. Hoewel het 'confirmation report' dat aan het cassatiemiddel is gehecht, op zichzelf duidelijk lijkt, dient de betrouwbaarheid ervan te worden beoordeeld, bijvoorbeeld door navraag doen bij de griffie van het GEA, alwaar misschien ook kan worden verklaard waarom op het origineel van de memorie van grieven geen aantekening is gemaakt van de indiening per fax op 1 oktober 2001.
Het Gemeenschappelijk Hof lijkt hiertoe de aangewezen instantie.


2.13 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ik de klacht gegrond acht. De zaak moet worden teruggewezen naar het Gemeenschappelijk Hof voor de hiervoor omschreven beoordeling. Als de stelling dat de memorie van grieven op 1 oktober 2001 per fax is ingediend, juist blijkt te zijn, zal het hof de zaak aan de hand van de dan tijdig ingediende memorie van grieven dienen te beoordelen.


2.14 Nu het bestreden vonnis heeft uitgelokt noch verdedigd, meen ik dat de beslissing omtrent de proceskosten in cassatie dient te worden gereserveerd tot de einduitspraak.


3. Conclusie

De conclusie strekt tot vernietiging van het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 27 september 2002 en verwijzing naar dat Hof ter verdere behandeling en beslissing.

De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden

A-G


1 Zie het inleidende processtuk "vanwaardeverklaring conservatoir beslag" van 25 februari 1999, nrs. 1-3.

2 Zie CvA nr. 3; CvD nrs. 2-4.

3 Anguilla is een eiland in de Caraïbische Zee, gelegen ten noorden van St. Maarten.

4 Dit blijkt het het vonnis van het GEA van 8 mei 2001; de akte a/z Antilles Management N.V. ontbreekt in zowel het dossier van eiseres tot cassatie als het griffiedossier.

5 Zie akte uitlating na appel a/z nr. 3.
6 Het verzoekschrift tot cassatie is op 5 december 2002 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen. De cassatietermijn bedraagt op grond van art. 264 RvNA in verbinding met art. 4 Cassatieregeling Nederlandse Antillen drie maanden (en niet negentig dagen, zie HR 8 december 1989, NJ 1990, 192).

7 Uit het griffiedossier van de Hoge Raad blijkt dat twee maal aan zijn huisadres is opgeroepen, een maal aangetekend en eenmaal niet aangetekend. Verder is hij aangetekend opgeroepen aan het kantooradres en postbusadres van zijn advocaat uit de vorige instantie.

8 Zie voor een beschrijving van de Antilliaanse appelprocedure in burgerlijke zaken W.D.H. Asser, Een civiele en flexibele procesorde onder de zon, WPNR 99/6356, p. 34 en de daar in noot 42 genoemde jurisprudentie; M.M.M. Tillema en R.P.J.L. Tjittes, Hoger beroep en cassatie in Antilliaanse en Arubaanse civiele zaken, TAR-Justicia
1993, nr. 2, p. 90. Zie voorts o.m. de conclusies van A-G Bakels vóór HR 10 november 2000, NJ 2001, 301 m.nt. HJS en vóór HR 9 juli 1999, NJ
1999, 699, alsmde de conclusie van A-G Huydecoper voor HR 13 september
2002, NJ 2003, 226, nrs. 15 e.v.
En verder: Van Mierlo/Meijer/Beijer, Inleiding Nederlands-Antilliaans en Arubaans Burgerlijk Procesrecht, 2000, p. 67 e.v.; W.D.H. Asser in: Loth en Sybesma, Hoofdstukken Nederlands-Antilliaans en Arubaans recht, 2003, hoofdstuk 14.

9 Zie bijv. HR 10 november 2000, NJ 2001, 301 m.nt. HJS, rov. 3.5-3.6.
10 HR 10 november 2000, NJ 2001, 301 m.nt. HJS.
11 HR 30 december 1977, NJ 1979, 116

12 Zie W.D.H. Asser, Een civiele en flexibele procesorde onder de zon, WPNR 99/6356, p. 34 en de daar in noot 42 genoemde jurisprudentie. Zie ook M.M.M. Tillema en R.P.J.L. Tjittes, Hoger beroep en cassatie in Antilliaanse en Arubaanse civiele zaken, TAR-Justicia 1993, nr. 2, p.
90.

13 Zie het ontwerp landsverordening, houdende vaststelling van een nieuw wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Er werd gestreefd naar inwerkingtreding per 1 januari 2004, doch onbekend is of dat zal worden gehaald. Zie R.W.J. van Veen, 'Nieuw burgerlijk procesrecht voor de Nederlandse Antillen en Aruba', TAR Justicia 2003, p. 24.
14 Zie de artt. 270 e.v. ontwerp landsverordening. Zie verder R.W.J. van Veen, t.a.p., p. 31-32.

15 Niet de datum van de verklaring , maar de dagtekening van de griffier is beslissend, HR 8 december 1995, NJ 1996, 273.
16 Deze bepaling is ingevoerd bij Landsverordening van 11 december
1972, Pb. 1972, 251 en in werking getreden op 1 januari 1973. In het ontwerp van de Landsverordening houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering blijft art. 18a RvNA. ongewijzigd.

17 HR 15 maart 2002, R00/111HR, JOL 2002, 171.
18 HR 10 juni 1994, NJ 1995, 284 m.nt. HJS.
19 Burgerlijke Rechtsvordering, Wesseling-van Gent, art. 33, aant.
1-4.

20 Art. 39 lid 1 Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden.
21 Verzoekschrift tot cassatie onder 3.

22 Zie Veegens/Korthals Altes/Groen, Cassatie in burgerlijke zaken,
1989, nr. 131.