Ministerie van Buitenlandse Zaken

Ministerie vanBuitenlandse Zaken
Postbus 20061
2500 EB 's-Gravenhage
Telefoon 070-3486486

Ministerie vanDefensie
Postbus 2070
2500 ES 's-Gravenhage
Telefoon 070-3188188

Aan:
de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
's-Gravenhage

I.a.a.:
de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 22
's-Gravenhage

Uw brief Uw kenmerk Ons nummer Datum DAM/GO-133/045 maart 2004

Geachte voorzitter,

Ten vervolge op eerdere brieven aan uw Kamer over de ontwikkelingen in Irak en de Nederlandse deelneming aan de stabilisatiemacht voor Irak informeren wij u, mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, hierbij over de actuele ontwikkelingen. In deze brief worden de volgende onderwerpen behandeld: de voortgang van het politieke proces, de humanitaire situatie en het wederopbouwproces, de veiligheidssituatie, de taakuitvoering van het Nederlandse detachement, CIMIC activiteiten en de samenwerking met de militairen van de Japanse "Self Defense Force" in al-Muthanna.

Tevens informeren wij u over het besluit van de regering om de minister van Defensie te machtigen vanaf medio maart te beginnen met de militaire planning voor een eventuele verlenging van de Nederlandse militaire bijdrage in Irak. De regering hecht eraan te benadrukken dat zij hiermee uiteraard geenszins beoogt vooruit te lopen op de politieke besluitvorming terzake.

Politiek proces
In de afgelopen weken is belangrijke vooruitgang geboekt in het politieke wederopbouwproces in Irak. De technische VN missie onder leiding van de afgezant van de secretaris-generaal van de VN, Lakhdar Brahimi, heeft een bijdrage geleverd aan de oplossing van de politieke impasse inzake het organiseren van directe verkiezingen. Deze impasse was ontstaan door het meningsverschil tussen de Iraqi Governing Council (IGC) en Coalition Provisional Authority (CPA) enerzijds en de shi'ietische geestelijke, Grootayatollah Ali al-Sistani, anderzijds. Daarnaast heeft de IGC op 1 maart, met slechts twee dagen vertraging ten opzichte van de gestelde deadline van 28 februari, een akkoord bereikt over de tijdelijke basiswet, de zogenaamde Transitional Administrative Law (TAL). Hiermee zijn twee belangrijke stappen in het politieke proces gezet.

Het meningsverschil tussen IGC en CPA enerzijds en Grootayatollah al-Sistani anderzijds is in december ontstaan naar aanleiding van de afwijzing door al-Sistani van de kieswijze voor leden van het tijdelijk parlement door middel van getrapte verkiezingen. Pleitend voor een "democratischer proces" heeft al-Sistani geëist dat vóór juni as. nationale directe parlementsverkiezingen zouden plaatsvinden. Volgens de CPA kon hier voornamelijk wegens tijdgebrek niet aan worden voldaan. Al-Sistani heeft de argumenten van CPA niet geaccepteerd, maar wel aangegeven dat hij zich zou neerleggen bij het oordeel van de VN. In de week van 8 februari heeft een technische VN missie onder leiding van Brahimi onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van het organiseren van verkiezingen. Brahimi heeft alle betrokken politieke actoren in Irak gesproken. In zijn gesprek met al-Sistani heeft hij duidelijk gemaakt dat verkiezingen op korte termijn om verschillende technische redenen niet georganiseerd kunnen worden. Al-Sistani heeft dit aanvaard en vervolgens, in zijn reactie op het rapport van Brahimi, laten weten dat verkiezingen naar zijn mening niet later dan in de periode van december 2004 tot januari 2005 moeten worden gehouden. Dit is in lijn met de bevindingen van de VN. Hiermee werd het geschil tussen IGC/CPA en al-Sistani opgelost.

Het rapport van Brahimi is op 23 februari met volledige steun van de Secretaris-generaal van de VN (SGVN) gepubliceerd en aan de Veiligheidsraad gepresenteerd. In het rapport wordt gesteld dat vanaf het moment dat een juridisch en institutioneel kader is vastgelegd minimaal acht maanden nodig zullen zijn voor het voorbereiden van directe nationale verkiezingen. Brahimi pleit derhalve voor een spoedig akkoord over het juridische kader. Dit zou volgens hem reeds in mei 2004 bereikt kunnen worden, hetgeen zou betekenen dat verkiezingen eind 2004, begin 2005 zouden kunnen plaatsvinden. Vervolgens concludeert Brahimi voor zo spoedig mogelijk een onafhankelijke Iraakse verkiezingscommissie (verantwoordelijk voor het organiseren van de verkiezingen) in te stellen en spreekt hij de bereidheid uit deze commissie advies en steun te verlenen. Volgens Brahimi zouden de verkiezingen moeten leiden tot het kiezen van een assemblee. Deze assemblee zou twee taken krijgen: opsteller van de nieuwe Iraakse grondwet en Iraaks wetgevend orgaan.

Op 21 februari heeft het Hoofd van de CPA Paul Bremer op de uitspraken van Brahimi gereageerd. Naast het onderschrijven van de bevindingen van Brahimi ­ Bremer stelde dat de juridische (wetgeving) en technische (kiezerslijsten, kiesdistricten, politieke partijen) "infrastructuur" die voor verkiezingen in Irak nodig zijn nog niet aanwezig is ­ gaf hij aan dat de datum van 30 juni voor de overdracht van de bestuursverantwoordelijkheden ondanks het uitblijven van verkiezingen onveranderd blijft. Dit brengt de vraag op hoe het bestuurslichaam ­ in de woorden van de VN, een "caretaker governement" - dat de bestuursverantwoordelijkheden zal overnemen, dient te worden gekozen. Noch het Brahimi rapport, noch de CPA bieden hierop een antwoord. Wel geeft Brahimi aan bereid te zijn hulp te bieden bij het zoeken van een oplossing, onder andere door middel van gesprekken met alle betrokken Iraakse partijen. Verschillende Irakezen hebben volgens Brahimi reeds een aantal mogelijkheden genoemd: verlenging van de huidige IGC; uitbreiding van de IGC tot 150 à 200 leden; het benoemen van een brede interim-regering samengesteld uit technocraten, die niet op basis van (etnisch/religieuze) quota's zijn benoemd; nationale conferentie die vervolgens een interim regering zou benoemen (een soort Loya Jirga). In zijn rapport, benadrukt Brahimi dat de uiteindelijke oplossing door de Irakezen zelf moet worden gevonden door middel van dialoog en consensus tussen verschillende Iraakse partijen.

Van belang is dat de Secretaris-generaal van de VN in een begeleidende brief aan de Veiligheidsraad heeft gesteld bereid te zijn terug te keren naar Irak om steun en advies te geven bij de voorbereiding van een nieuwe grondwet en van de verkiezingen. Hij heeft hiervoor twee voorwaarden gesteld. Ten eerste vraagt de secretaris-generaal om een duidelijk mandaat van de Veiligheidsraad voor een dergelijke rol. Deze zou door middel van een nieuwe veiligheidsraadresolutie of een voorzittersverklaring kunnen gebeuren. Ten tweede verzoekt hij om veiligheidsmaatregelen voor het VN personeel in Irak. Beide voorwaarden zijn op dit moment onderwerp van overleg. Over veiligheidsmaatregelen wordt met name tussen de Amerikaanse regering en de VN overlegd. Duidelijk is dat de Verenigde Staten bereid zijn om de VN steun te bieden. De regering verwelkomt het weliswaar voorwaardelijke besluit van de Secretaris-Generaal om terug te keren naar Irak.

Op 1 maart heeft de IGC een akkoord bereikt over de TAL, die vervolgens op 5 maart officieel zal worden bekrachtigd (de oorspronkelijk datum van 3 maart is uitgesteld wegens de rouwperiode van drie dagen naar aanleiding van de aanslagen in Kerbala en Bagdad). Deze basiswet, die als tijdelijke grondwet zal dienen, legt alle bestuursbeginselen voor de interim-periode vast en zal aldus als basis dienen voor de toekomstige interim regering, die op 30 juni de bestuursverantwoordelijkheden zal overnemen. Het feit dat de TAL unaniem en met zeer beperkte vertraging ten opzichte van de in de politieke overeenkomsten van 15 november 2003 gestelde deadlines is aanvaard, is een positief teken. Het is echter zorgelijk dat alle bespreking hieromtrent tussen de Iraakse partijen niet alleen moeizaam zijn verlopen, maar tevens langs etnisch-religieuze lijnen zijn verlopen. Hoe controversiëler de onderwerpen, hoe duidelijker de scheidslijnen tussen de vertegenwoordigers van de verschillende bevolkingsgroepen.

Uiteindelijk hebben de 25 IGC leden wel overeenstemming bereikt over een aantal gevoelige onderwerpen. Zo heeft de IGC ingestemd met een voorlopige status quo inzake de autonomie van Noord-Irak. De Koerdische regio zal in de interim periode feitelijk autonoom blijven functioneren. Tevens is besloten dat de Islam een van de juridische grondbeginselen zal zijn, maar niet de enige. Volgens de tekst van de TAL zal wetgeving noch in strijd zijn met "de universele beginselen van het Islamitische geloof ", noch met "de universele beginselen van de mensenrechten".

Op het politieke vlak bestaan op dit moment nog vele onzekerheden, zoals onder meer de totstandkoming van de interim regering, het behalen van de data gesteld in het politiek akkoord van 15 november 2003, de ontwikkeling van de rol van de VN in Irak, de inhoud van de veiligheidsovereenkomst die de taken en de status van een internationale troepenmacht vastlegt, en een uitnodiging van Iraakse autoriteiten om blijvende aanwezigheid van een internationale troepenmacht. Om die reden kan op dit moment nog geen besluit worden genomen over verlenging van de Nederlandse militaire bijdrage aan de stabilisatiemacht in Irak. Om een eventuele continuering van de militaire bijdrage na 15 juli mogelijk te maken, is het echter noodzakelijk om medio maart te beginnen met de nodige militaire voorbereidingen. De regering heeft daarom besloten de minister van Defensie te machtigen om de militaire planning vanaf medio maart aan te vangen. Met dit besluit wordt niet vooruitgelopen op de politieke besluitvorming over een eventuele verlenging van de Nederlandse militaire aanwezigheid in Irak.

Humanitaire situatie
Sinds de brief aan uw Kamer van 23 januari 2004 hebben zich op humanitair gebied weinig ontwikkelingen in Irak voorgedaan. Een groot deel van de basisvoorzieningen is terug op het niveau van voor het militair ingrijpen. Desalniettemin zijn er nog steeds medicijntekorten en laat de kwaliteit van het drinkwater te wensen over. Andere belangrijke problemen waar de Irakezen nu mee te maken hebben zijn hoge werkloosheid en ontoereikende elektriciteitsvoorziening. Op het gebied van voedselzekerheid is vooruitgang geboekt.

De veiligheidssituatie bemoeilijkt nog altijd de uitvoering van activiteiten op het gebied van humanitaire hulp. De lopende VN-projecten worden uitgevoerd door lokale NGO's en particuliere aannemers aangezien terugkeer van internationale staf van de diverse VN-organisaties nog niet mogelijk is. Wel worden er voorbereidingen getroffen om de beveiliging van VN-gebouwen te verbeteren, zodat deze voldoen aan de zogenaamde Minimum Operating Security Standards (MOSS). Daarnaast zijn er aanvullende veiligheidstrainingen door de United Nations Security Coordinator (UNSECOORD) voor de internationale staf van zowel VN als (I)NGO's gepland. Deze laatste organisaties werken 'low-profile' en ook voornamelijk met lokaal personeel. Deze ontwikkelingen kunnen bijdragen aan een mogelijke terugkeer van de internationale staf op afzienbaar termijn.

Wederopbouwproces

Op 28 en 29 februari jl. vond in Abu Dhabi een voorbereidende bijeenkomst plaats voor de "International Reconstruction Fund Facility for Iraq" (IRFFI) van de Wereldbank. Deze tweedaagse bijeenkomst was georganiseerd voor donoren die fondsen toegezegd hebben voor het IRFFI om hen te informeren over de vorderingen in het opzetten van deze faciliteit. Aan de vergadering namen 28 landen deel, waaronder Nederland, alsmede vertegenwoordigers van de VN, Wereldbank, Europese Commissie, Arabisch Monetair Fonds en de Arabische Liga. Nederland heeft tijdens de donorconferentie in Madrid in oktober 2003 naast bijdragen voor humanitaire hulp en projecten van het Nederlands bedrijfsleven, ¤ 5 miljoen toegezegd voor het IRFFI.

De bijeenkomst schetste een algemeen overzicht van de structuren en organisatie van het IRFFI. De Iraakse autoriteiten hebben een leidende rol in de prioriteitsstelling en de implementatie van activiteiten uit het fonds. Vanuit dat oogpunt presenteerde de Iraakse Minister van Planning, Dr. Mehdi Hafedh, een lijst met activiteiten die samen het prioriteitenprogramma van de Irakese autoriteiten vormen. Irak heeft binnen een groot aantal aandachtsgebieden (onderwijs, gezondheidzorg, infrastructuur, elektriciteitsvoorziening, oliewinning, water en sanitatie, transport, landbouw en public sector training) 700 prioritaire projecten geïdentificeerd, waarvan de totale kosten geschat worden op ongeveer USD 4 miljard. Daarnaast is aantal dwarsdoorsnijdende thema's geïdentificeerd, te weten gender, milieu en mensenrechten. Deze projecten zullen gefinancierd worden uit het IRFFI, bilaterale bijdragen en eigen middelen. In samenwerking met de Iraakse autoriteiten zullen de VN en de Wereldbank hun respectievelijke werkprogramma's opstellen.

De donorbijeenkomst in Abu Dhabi is een belangrijke impuls voor het wederopbouwproces en toont de politieke en financiële betrokkenheid van de internationale gemeenschap bij de wederopbouw van Irak. De VN en Wereldbank verwachten spoedig van start te kunnen gaan met de voorbereidingen en implementatie van projecten. De gebrekkige veiligheidssituatie is daarbij echter nog altijd een beperkende factor. De VN en Wereldbank opereren vooralsnog vanuit respectievelijk Cyprus en Amman, waarbij de afstand wordt overbrugd door gebruik van moderne communicatietechnieken als video-conferencing. De waarnemend Speciale vertegenwoordiger van de VN, Ross Mountain, gaf aan dat aanwezigheid in Irak zelf uiteraard beter zou zijn, maar dat dit in de huidige situatie niet mogelijk is. Door de inzet van 1000 goed opgeleid lokaal VN-medewerkers, alsmede een uitgebreide staf in Amman, kan de uitvoering van projecten ondanks de moeilijke omstandigheden doorgang vinden.

Zoals reeds bekend, heeft de Nederlandse regering een Fokker 60 transporttoestel ter beschikking gesteld aan de United Nations Humanitarian Air Service (UNHAS), een dienst van het wereldvoedsel programma. Op 1 februari jl. is het toestel met bemanning gestationeerd op Marka Airport bij Amman en desgevraagd worden vluchten uitgevoerd. Onlangs hebben de eerste vluchten van het toestel plaatsgevonden.

Veiligheidssituatie
De veiligheidssituatie in Irak laat zich niet eenduidig omschrijven. Nog steeds vindt het grootste deel van de incidenten plaats in Centraal-Irak. Dagelijks zijn er tientallen incidenten gericht tegen de coalitietroepen. Steeds vaker zijn Irakezen die samenwerken met de coalitie ­ met name politieagenten ­ slachtoffer van de aanslagen. Het verzet wordt gevoerd door personen met verschillende doelen en achtergronden. Het voornaamste deel van het verzet wordt gevormd door aanhangers van het voormalige regime. Naast het plegen van aanslagen, pogen zij met ondermijnende activiteiten de bevolking, voornamelijk het soennitische deel daarvan, bij het verzet te betrekken. In sommige delen van Centraal-Irak heeft het verzet veel aanhang bij de bevolking. Een beperkt deel van de verzetsstrijders is afkomstig uit het buitenland. Zij worden vaak geleid door religieuze motieven. Zij zijn voornamelijk te vinden in de grotere steden als Bagdad, Mosul en Basra en in die gebieden waar zij steun kunnen krijgen van de lokale bevolking, met name in Centraal-Irak.

Op 2 maart vonden tijdens de vieringen van het Ashura feest een reeks simultane aanslagen plaats in de Shi'ietische heilige stad Kerbala en in Bagdad. Schattingen over het aantal doden lopen uiteen (van ca. 120 tot meer dan 250). Wie de aanslagen heeft gepleegd is nog onbekend, maar CPA en IGC hebben reeds aangegeven dat een man, die banden zou hebben met het al-Qaida netwerk, betrokken zou zijn geweest bij het organiseren van de aanslagen.

Het zuiden van Irak blijft, vergeleken met het aantal incidenten dat zich dagelijks voordoet in Centraal-Irak, relatief rustig. Ongeveer 95% van het totaal aantal aanslagen vindt plaats in Centraal-Irak. Anti-coalitie activiteiten in Zuid-Irak worden voornamelijk waargenomen in de provincie Basra. De overige incidenten vinden grotendeels plaats in de provincie Maysan en een kleiner deel in de provincies Dhi Qar en al-Muthanna. De veiligheidssituatie in al-Muthanna is relatief goed. Een belangrijk deel van de gewelddadige incidenten in Zuid-Irak van de afgelopen periode is te relateren aan criminele incidenten, pro-islamitische acties of demonstraties als gevolg van ontevredenheid bij de lokale bevolking.

Berichten over observaties van coalitietroepen en mogelijke aanslagen op locaties van coalitietroepen, organisaties die samenwerken met de coalitie, en op hun infrastructuur in Zuid-Irak blijven aanhouden. Aanslagen tegen de coalitietroepen en SFIR in het zuiden van Irak zijn zeldzaam maar de dreiging van aanslagen is reëel en dient serieus te blijven worden genomen. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat de Japanse militairen van de Self Defense Force in hoge mate worden geassocieerd met die van de Verenigde Staten. Ook het feit dat de Japanse missie haar accent legt op de verbetering van infrastructurele voorzieningen, die een doelwit vormen van anti-coalitie elementen, kan bijdragen aan een verhoogd risico voor aanslagen in de provincie al-Muthanna

In al-Muthanna zijn op 12 februari twee raketten in as-Samawah afgevuurd met een raketopstelling bestaande uit zeven met ijzerdraad aan elkaar gebonden PVC-pijpen op een houten onderstel. Eén raket sloeg in vlakbij het politiebureau en de tweede raketinslag vond plaats in een steegje vlakbij dit bureau. Er is nauwelijks schade aangericht en er waren geen slachtoffers. De Nederlandse militairen werden door een Irakees op de hoogte gebracht van de positie van de installatie. Het is niet duidelijk wat het doel van de aanslag was. De richting waarin de lanceerinstallatie stond opgesteld, doet vermoeden dat de aanslag was gericht tegen Iraakse veiligheidsorganisaties.

Op 30 januari is de Nederlandse ambassade te Bagdad doelwit geweest van een aanslag. Hierbij zijn er geen slachtoffers gevallen. Wel is de ambassade beschadigd. Het gaat hier voornamelijk om brandschade. Op de omstandigheden rondom deze aanslag willen wij om veiligheidsredenen niet nader ingaan. Wel kunnen wij u mededelen dat het risico op aanslagen in Irak nog steeds aanwezig is en dat de regering derhalve de aangepaste veiligheidsmaatregelen ten aanzien van de ambassade in Bagdad in stand houdt. Over de specifieke getroffen maatregelen ter bescherming van de Nederlandse militairen in Zuid Irak kan uit veiligheidsoverwegingen niets worden medegedeeld.

Taakuitvoering van het Nederlands detachement in al-Muthanna Het Nederlandse detachement voert patrouilletaken uit en begeleidt konvooien. Daarnaast speelt het Nederlandse detachement een steeds belangrijkere rol op het gebied van Security Sector Reform (SSR), de opbouw van de Iraakse veiligheidsorganisaties. Hierbij verschuift de Nederlandse rol van het opleiden en trainen van lokale en provinciale veiligheidsorganisaties naar "mentoring". Dit betekent dat het Nederlandse detachement in mindere mate zorg draagt voor de uitvoering van ­ onder andere politie en ordehandhavingstaken, en de Iraakse veiligheidsorganisaties steeds meer. De reeds opgeleide Iraakse kaderleden van de veiligheidsorganisaties zijn inmiddels in staat om onder begeleiding hun nieuwe collegae zelf op te leiden.

De vooruitgang in het functioneren van de Iraakse veiligheidsorganisaties bleek ook tijdens een operatie op 28 februari jl. waarbij tien Irakezen werden aangehouden die verdacht werden van criminele activiteiten en van betrokkenheid bij de moord op de Spaanse majoor Gonzalo. De operatie speelde zich af in het grensgebied tussen de Nederlandse en de Spaanse sector die gelegen is ten noorden van de provincie al-Muthanna. Bij de operatie ging het om een gecoördineerd optreden van Nederlandse en Spaanse militairen op diverse locaties, waarbij de Iraakse politie en het Iraqi Civil Defence Corps (ICDC) nauw was betrokken. De operatie is goed verlopen.

Aangezien de Iraakse veiligheidsorganisaties in al-Muthanna steeds meer hun taken zelfstandig kunnen uitvoeren, hoeven de Nederlandse militairen in de praktijk nauwelijks nog op te treden bij demonstraties. Deze demonstraties worden veelal veroorzaakt door onvrede onder de bevolking vanwege de beperkte werkgelegenheid en het uitblijven of niet tijdig uitbetalen van pensioenen en salarissen. De demonstraties zijn niet gericht tegen de aanwezigheid van Nederlandse militairen. Zij zijn kleinschalig en worden vaak gehouden bij het CPA kantoor in as-Samawah, waar zoals bekend ook de Nederlandse CIMIC-eenheid haar werkzaamheden verricht. Naar aanleiding van het doodschieten van twee Irakezen door een Amerikaanse colonne hebben op 1 maart enige honderden Irakezen gedemonstreerd in ar-Rumaytha.

In de brief aan uw Kamer van 23 januari jl. werd melding gemaakt van vijftien militairen van het Korps Commandotroepen (KCT) die tijdelijk ondersteuning zouden bieden bij het opleiden en trainen van het ICDC. De militairen van het KCT hebben de opleidingstaken inmiddels overgedragen aan de Nederlandse militairen die speciaal voor deze taak naar Irak zijn uitgezonden (brief d.d. 13 februari 2004). Bij de rotatie in maart van SFIR 2 naar SFIR 3 zullen de laatste instructeurs naar Irak gaan. Naast instructeurs voor de opleiding van de ICDC zijn instructeurs uitgezonden voor de opleiding van de Iraakse politie, de "Highway Police", de "Border Police" en de politie academie te az-Zubayr. Daarnaast is extra personeel uitgezonden ten behoeve van begeleiding van het "Provincial Joint Coordination Center" en de bataljonsstaf van de ICDC. In het zuiden van Irak wordt in iedere provincie een politiecommissaris gestationeerd. De Koninklijke marechaussee levert een kolonel die op korte termijn deze functie gaat vervullen. Tevens is een "Crowd and Riot Control"-opgeleid peloton van de Koninklijke Landmacht uitgezonden. Nederland is verzocht zes militairen te leveren van 15 mei tot 30 september als instructeur voor de Iraakse kustwacht. Deze uitzendtermijn overschrijdt het Nederlandse mandaat en derhalve is de uitzendtermijn vooralsnog tot 15 juli.

De Amerikanen zijn bezig met de rotatie van hun troepen. In oktober 2003 bevonden zich vier Amerikaanse divisies met 15 brigades in Irak, in totaal ongeveer 133.300 man, dit aantal wordt gereduceerd tot ongeveer 120.000. Dagelijks passeren colonnes voertuigen over de twee transitroutes die door al-Muthanna lopen. De route die door het centrum van as-Samawah loopt wordt zoveel mogelijk gemeden. De aanleg van een route om as-Samawah heen vordert gestaag en deze weg zal naar verwachting in de tweede helft van maart in gebruik kunnen worden genomen.

Ook Nederland roteert haar troepen. Het derde contingent SFIR zal in de kern bestaan uit een infanteriebataljon van de Koninklijke landmacht. Materiaal dat specifiek is voor de mariniers wordt omgewisseld voor materiaal van de Koninklijke landmacht. Op 15 maart is de commando-overdracht.

CIMIC-inspanning in Irak
In nauwe samenwerking met de CPA en met de lokale besturen voert het Nederlandse contingent met succes CIMIC-projecten uit. Het CIMIC team is thans met uiteenlopende projecten bezig, onder meer het opknappen van kleine ziekenhuizen in dorpen, het herstellen van bruggen en wegen en in samenwerking met de Japanners, met een waterproject. De projecten worden uitgevoerd door lokale aannemers die indien gewenst door militairen worden ondersteund.

In de brief van 23 januari werd melding gemaakt van het voornemen de CIMIC inspanningen te vergroten. Van 9 tot 20 februari heeft een aanvullende verkenning plaatsgevonden om te bezien welke specialistische kennis nodig is om meer specifieke projecten te kunnen starten en te begeleiden. Het team bestaat uit leden van de CIMIC Group North en het Platform Defensie Bedrijfsleven. De verkenning is uitgevoerd door specialisten met de aandachtsgebieden bestuurlijke aangelegenheden, civiele infrastructuur, economische en logistieke zaken humanitaire hulpverlening en culturele aangelegenheden. De resultaten zullen in nauw overleg met de betrokken ministeries worden bezien op basis waarvan mogelijk een uitbreiding van de CIMIC-activiteiten zal plaatsvinden.

Ondersteuning Japans humanitair hulpbataljon
Op 30 januari heeft de Japanse regering definitief besloten tot het uitzenden van ongeveer 525 militairen naar de provincie al-Muthanna. Het betreft een Japans humanitair hulpbataljon dat zich richt op drie hoofdtaken: het medisch ondersteunen van ziekenhuizen, het zuiveren en distribueren van water en herstelwerkzaamheden aan wegen en scholen. Na de volledige ontplooiing van de Japanners, rond 26 maart, wordt met deze taken begonnen. De gezamenlijke structuur ter coördinatie van de Japanse en de Nederlandse activiteiten is reeds in werking.

Op 19 januari was reeds een Japanse verkenningseenheid aangekomen in as-Samawah. Inmiddels zijn op 8 februari jl. 73 personen van een ondersteuningsdetachement gearriveerd die samen met de reeds aanwezige militairen voorbereidingen treffen voor de gefaseerde komst van de hoofdmacht en die het Japanse onderkomen bouwen. De Nederlandse eenheid heeft zorggedragen voor de logistieke ondersteuning en de legering totdat het Japanse kampement gereed was. Daarnaast helpen Nederlandse genisten mee aan het bouwen van dat kampement. De Japanse hoofdmacht komt tussen 26 februari en 26 maart aan in het inzetgebied. Het eerste deel van de Japanse hoofdmacht is inmiddels aangekomen. De Japanse eenheid kan blijvend een beroep doen op de medische faciliteiten van het Nederlandse detachement.

Bezoek van de minister van Defensie en de minister van Buitenlandse Zaken aan Irak Op 25 en 26 februari jl. brachten ondergetekenden tezamen een bezoek aan de Nederlandse eenheden in Irak. Wij bezochten de verschillende eenheden in al-Muthanna en spraken met de Britse CPA coördinator en met de Iraakse gouverneur van al-Muthanna. Daarnaast heeft de minister van Buitenlandse Zaken gesproken met de vertegenwoordiger van CPA-South. Er is vooral gesproken over het politieke overgangsproces en de toekomst van de CPA. De gesprekspartners meenden dat het nu aan de Irakezen is om de verantwoordelijkheid voor de toekomst van Irak op zich te nemen. Om het overgangsproces soepel te laten verlopen en om chaos te voorkomen meenden de gesprekspartners dat veel Irakezen hopen dat de internationale aanwezigheid ­ waaronder de Amerikaanse aanwezigheid - na 30 juni in een of andere vorm aanwezig blijft. Ook waren zij van mening dat voortzetting van de Nederlandse aanwezigheid in de provincie gewenst is.

De Iraakse gouverneur in al-Muthanna, Al Hassani, onderstreepte dat de bevolking de Nederlanders niet als bezetter ziet en sprak zijn waardering uit voor de Nederlandse aanwezigheid. De slechte economische situatie en met name de hoge werkloosheid in de provincie blijven aandachtspunten. Het belang van de talrijke wederopbouwprojecten in al-Muthanna, het Japanse hulpprogramma en de Nederlandse CIMIC-projecten werden besproken. De minister van Buitenlandse Zaken heeft ook nog een bezoek gebracht aan het Japanse kampement in aanbouw en de minister van Defensie opende het nieuwe hoofdkwartier van het ICDC in as-Samawah.

De Minister van Buitenlandse ZakenDe Minister van Defensie

Mr. B.R. Bot H. G. J. Kamp

===