Ministerie van Buitenlandse Zaken

Toespraak door dr. Bernard Bot,

Minister van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden

Allemachtig Amerika

De verhouding VS Europa in de 21ste eeuw

Jaarlijkse Beijen-lezing

Utrecht, 6 maart 2004

(Introductie)

Geachte aanwezigen, dames en heren,

Het is mij een eer vandaag de Beijen-lezing te mogen houden, al doet het mij verdriet dat Ernst Hirsch Ballin zijn baan als redactievoorzitter van Christen-Democratische Verkenningen aan de wilgen hangt.

De centrale vraagstelling van vandaag betreft de relatie tussen de Verenigde Staten en Europa. Zit er een tegenstelling tussen Europese en Amerikaanse uitgangspunten? Moet Nederland kiezen tussen Europa en de VS? Kunnen Europa en Amerika zonder elkaar? In feite werden deze vragen al beantwoord in het themanummer Allemachtig Amerika van Christen-Democratische Verkenningen.

Deze bijdrage concludeerde, aldus een recensent, dat er betrekkelijk weinig licht zit tussen de basiswaarden die wij in Europa en die zij in Amerika belangrijk vinden; de discussie gaat vooral over de manier om die waarden te handhaven en hoe om te gaan met de onvermijdelijke verschillen. Ik kan me in deze samenvatting prima vinden.

In zekere zin was de vraagstelling wat Nederland betreft relevanter in de tijd van Beijen zelf. Toen immers hadden we een minister voor Europa en een minister voor de rest van de wereld, inclusief Amerika. Blijkbaar moesten die twee terreinen volstrekt gescheiden blijven. Nu mogen in de ministeriële portefeuille de beide oevers van de Oceaan met elkaar communiceren. Dat past ook beter bij de rol van bruggenbouwer die Nederland vaak speelt en Beijen binnen Europa ook toen al graag speelde.

Wie Allemachtig Amerika niet heeft gelezen zou op basis van de commentaren in de kranten en tijdschriften denken dat de transatlantische betrekkingen opgehouden zijn te bestaan. Veel commentatoren zijn uiterst somber van toon. Op zich kan ik me dit wel voorstellen; het geschil rondom Irak was niet niks, al moet niet vergeten worden dat Europa het ook onderling niet eens was. Bovendien kwam dit geschil net in een tijd dat ook over andere meningsverschillen de emoties hoog opliepen; ik noem het Internationaal Strafhof als belangrijkste voorbeeld. Toch heb ik het gevoel dat de transatlantische relatie weer aan kracht aan het winnen is.

Daarvoor zijn vele indicaties, maar laat ik me beperken tot de recente toespraak van de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Joschka Fischer, op de veiligheidsconferentie in München. Daar gaf hij aan dat Europa en Amerika van mening mogen verschillen, zolang dat ons er maar niet van weerhoudt eendrachtig de uitdagingen van de toekomst tegemoet te treden. Een slimme speech , zo typeerde onze Amerikaanse collega Powell hem tegenover mij. Fischer heeft gelijk: laten we niet achterom blijven kijken, maar ons richten op wat ons samenbindt. Bovendien: de realiteit dwingt ons hier eenvoudigweg toe. Een willekeurige greep uit de agenda van vandaag laat dit zien:

(De internationale agenda)

Naast de dreiging die uitgaat van terrorisme, al dan niet in combinatie met massavernietigingswapens, hebben we te maken met vele zogeheten soft threats , zoals armoede, analfabetisme, gebrek aan democratie, milieuvervuiling, vluchtelingenstromen en massavernietigingsziektes . Ook daarvan gaat een ondermijnende werking uit. Samengevat: de scheidslijn tussen externe en interne veiligheid vervaagt, net als de grenzen tussen ecologische, criminele en militaire bedreigingen.

De voorspelbaarheid van een bipolaire wereld is met het einde van de Koude Oorlog verdwenen. De communistische dreiging is weg; de grenzen zijn open; de globalisering heeft vleugels gekregen. Pas 15 jaar na de val van de muur wordt ons in volle omvang duidelijk dat er ook een schaduwzijde zit aan dit succesverhaal. Ook terroristen en criminelen maken bijvoorbeeld gretig gebruik van de geopende grenzen. De wereld is instabieler aan het worden.

Het multilaterale stelsel moet een effectief antwoord vinden op deze nieuwe realiteit, willen wij de internationale vrede en veiligheid kunnen blijven waarborgen. Dat vindt Secretaris-Generaal van de VN Kofi Annan, dat vindt ook President Bush, dat vinden mijn Europese collega s, dat vindt de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen Ruud Lubbers en dat vindt ook de directeur van het Internationaal Atoom en Energie Agentschap, de heer El Baradei.

Mijn voorganger, de huidige secretaris-generaal van de NAVO, Jaap de Hoop Scheffer, sprak daarom over de noodzaak van een multilateraal stelsel met tanden. Ik spreek wel eens van een multilateraal stelsel met handen en voeten. Een multilateraal stelsel dat echt effectief is, is immers gebaseerd op spelregels waarvan de geldigheid door de wereldgemeenschap wordt onderschreven en waarin de wereldgemeenschap juist daarom bereid is die spelregels gezamenlijk af te dwingen.

Hoe zinnig is het om in dit verband de relatie tussen de VS en Europa te reduceren tot die van een hyperpuissance die op basis van zijn militaire macht niet langer gelooft in het multilaterale stelsel, en een Europese reus op lemen voeten, die alleen maar multilateralistisch is omdat hij de machtsmiddelen om zelf unilateralistisch te zijn ontbeert? In mijn optiek doet een dergelijke zwart-wit tegenstelling geen recht aan de realiteit.

Integendeel: onlangs was ik in Washington en daar viel het me op dat ook onder de beleidsmakers daar het beeld van de VS als een hyperpuissance die het zonder vrienden kan stellen nauwelijks nog aanhang heeft. De moeilijke weg naar vrede en stabiliteit in Irak en Afghanistan heeft wat dat betreft enkele behartenswaardige lessen opgeleverd. Noties als unipolariteit , of hard versus soft power zijn achterhaald. In werkelijkheid moeten de VS en Europa zowel hard power als soft power bezitten en bereid zijn die naar gelang de omstandigheden aan te wenden.

Laten wij bovendien niet vergeten dat landen als China en India grootmachten in wording zijn, in militair, economisch en cultureel opzicht. Wanneer China ontwaakt zal de aarde beven , zo zei Napoleon het twee eeuwen geleden. China is nu aan het ontwaken, net als de rest van Azië, al weet niemand hoe machtig China zal worden en hoe China zijn militaire en economische macht zal aanwenden.

Rusland blijft bovendien een factor van belang. Ook dit soort ontwikkelingen dwingt Europa en Amerika om voortdurend na te denken over hoe een rol als internationale brandweer en vredesstichter samen kan gaan met de noodzaak van brede internationale samenwerking.

Tegen deze achtergrond zou ik nu graag wat dieper willen ingaan op een terrein dat in het middelpunt van de transatlantische belangstelling staat. Een terrein waarop de VS en de Europese Unie moeten samenwerken en continu met elkaar in gesprek moeten zijn. Ik heb het hier over het multilaterale non-proliferatieregime. De centrale vraag daarbij is hoe wij dat regime effectiever kunnen maken zodat wij onszelf en onze kinderen beter kunnen beschermen tegen de groeiende dreiging van massavernietigingswapens.

(Terrorisme)

Wanneer naast staten ook terroristen en criminelen de hand zouden weten te leggen op massavernietigingswapens zou de wereld wel heel onvoorspelbaar worden. En laten we ons zelf niets wijs maken: in de ogen van de huidige generatie terroristen vormt Europa, naast de VS en Rusland een legitiem doelwit. In hun ogen vertegenwoordigt de Europese Unie qua waardenpatroon, qua welvaartsniveau en qua buitenlandse politiek immers dat zelfde verderfelijke Westen als de Verenigde Staten.

Daarom is het goed dat de Europese Unie in een eigen actieplan gehoor heeft gegeven aan de bindende resolutie 1373 van de Veiligheidsraad. Die heeft geleid tot een lijst van terroristische organisaties en personen waarvan de financiële tegoeden in beslag worden genomen. Via resolutie 1267 van de Veiligheidsraad worden bovendien alle organisaties die banden hebben met Al Qaeda automatisch al op deze lijst opgenomen. De gezamenlijke aanpak van terrorisme is gemakkelijker geworden doordat wij in Europa nu beschikken over één Europees arrestatiebevel. In Nederland hebben wij bovendien het strafrecht aangescherpt, onder andere om voorbereidende handelingen voor terroristische acties te kunnen vervolgen. Discussies over het automatisch verboden verklaren van organisaties die op de Europese lijst staan, of over het gebruik van informatie van de AIVD in strafrechtzaken, lopen nog.

(Non-proliferatie/IAEA)

De affaire Khan heeft ons niettemin met de neus op de feiten gedrukt. Het non-proliferatie stelsel in zijn huidige vorm slaagt er niet goed in om de verspreiding van nucleaire technologie en onderdelen van massavernietigingswapens tegen te gaan. Volgens El Baradei zijn de recente gevallen van illegale handel in nucleaire technologie slechts het topje van de ijsberg.

Het is dus van groot belang dat wij de loopholes in het non-proliferatiestelsel zo snel mogelijk dichten. Daartoe hebben zowel President Bush als de heer El Baradei onlangs voorstellen gedaan, die ik nu kort zal belichten.

In zijn toespraak voor de National Defense University heeft president Bush voorgesteld om te komen tot een non-proliferatieresolutie van de VN-Veiligheidsraad. Deze resolutie zou staten onder meer verplichten om medewerking aan proliferatie strafbaar te stellen. Een dergelijke resolutie zou een volkenrechtelijke basis kunnen bieden voor wereldwijde verscherping van exportcontrole- en transportcontroleregimes. Nederland steunt dit voorstel. En als het aan Nederland ligt zal de gehele resolutie onder Hoofdstuk VII van het Handvest worden gebracht.

Een ander belangrijk thema vormt de werking van het non-proliferatieverdrag, het NPV en de verificatie daarvan door het Internationaal Atoom en Energie Agentschap, het IAEA. Landen die toetreden tot het NPV verwerven daarmee het recht op het vreedzaam gebruik van kernenergie. Probleem is alleen dat sommige landen daar misbruik van maken of lijken te willen maken. Landen hebben in de huidige situatie het recht een complete splijtstofcyclus op te bouwen, onder controle van het IAEA. Maar wanneer het vervolgens de cyclus heeft afgerond kan datzelfde land het verdrag opzeggen, de inspecteurs van het IAEA de deur wijzen en negentig dagen later overgaan tot de productie van nucleaire wapens. Dat is natuurlijk niet de bedoeling van het NPV! Toch speelt dit scenario zich af in een land als Noord-Korea. En in Iran spelen sommigen blijkbaar met de gedachte.

We moeten toe naar een regime dat universeel is en waar geen land zich aan kan ontrekken. De weg daarheen is lang, maar op korte termijn valt te denken aan een besluit door de Veiligheidsraad, om uittreden uit het NPV in de toekomst automatisch tot een bedreiging van de internationale vrede en veiligheid te verklaren. De facto zou het dus verboden moeten worden het NPV te verlaten wanneer men eenmaal partij is.

Zo n aanpak vergt wel dat het verdrag door iedereen als eerlijk wordt ervaren. Dat houdt ook in dat de Kernwapenstaten onder het NPV meer werk gaan maken van het terugdringen van hun eigen kernwapens.

De inspecteurs van het IAEA moeten bovendien niet alleen kunnen verifiëren of een land doet wat het zelf zegt te doen de huidige gang van zaken maar ook of dat land misschien iets doet dat het niet heeft gedeclareerd. Dit is de basis van wat het Additionele Protocol heet. Dit Additionele Protocol dient een verplichting te worden voor alle landen die bij het IAEA zijn aangesloten.Op zijn minst moet op korte termijn toetreding tot het Additionele Protocol de voorwaarde gaan vormen waaronder aan een land nucleaire goederen voor vreedzaam gebruik van kernenergie kunnen worden geleverd.

Het multilaterale non-proliferatieregime moet worden versterkt, daar zijn wij het over eens. Tegelijkertijd moeten we werken aan de oorzaken van gevoelens van onveiligheid die landen aanmoedigen zich te bewapenen en aan de diepere oorzaken van instabiliteit. Hierbij valt te denken aan regionale crises zoals in het Midden Oosten en Kashmir.

Het zijn thema s die centraal staan in de Europese veiligheidsstrategie die december vorig jaar door de Europese Raad officieel werd aangenomen. Dit document bevat ook een uitgewerkte non-proliferatiestrategie, op basis waarvan de EU de externe betrekkingen met derde landen toetst aan hun gedrag op het terrein van non-proliferatie. Landen als Iran en Syrië merken dit nu al in de praktijk. De Veiligheidsstrategie bevat ook een zachte kant, gericht op het effectief aanpakken van de diepere oorzaken van instabiliteit, of het ondersteunen van positieve ontwikkelingen waar dat mogelijk is.

(Wider Middle East)

Een van die positieve ontwikkelingen is de roep om hervormingen die klinkt in verschillende delen van het Midden Oosten. Dan heb ik het over een gebied van dat door de Amerikanen wordt aangeduid als de Greater Middle East; en door de Europeanen als Wider Middle East. Nu zult u zeggen: als ze het over zo n naam al niet eens kunnen worden, waarover dan wel? Het is helaas niet anders: Amerikanen denken nu eenmaal groots en Europeanen wijds.

Toch willen zowel Amerikanen als Europeanen de roep in deze regio om democratische hervormingen ondersteunen. Er bestaat een groot verlangen naar intensievere dialoog en samenwerking zowel binnen de regio als tussen de regio, Europa en Amerika. Ook de andere leden van de G-8 spelen hierin een belangrijke rol. Dit zou kunnen leiden tot een soort Charter, waarbij de ervaring die vroeger is opgedaan in de CVSE, nu OVSE, goed van pas kan komen. De EU zal gebruik blijven maken van bestaande instrumenten die hun waarde hebben bewezen, zoals het Barcelona-proces en Meda, maar daarin wel strenger moeten worden waar dat nodig is. Ook zullen we bestaande structuren waar dat nodig is meer inhoud moeten geven, zoals de samenwerking tussen de Europese Unie en de zogeheten Gulf Cooperation Council . En we moeten nieuwe dingen bedenken voor onze relaties met landen die tot nu toe helemaal buiten de boot vallen, zoals Jemen. De politiek-militaire veiligheidsaspecten zullen in NAVO-kader worden behandeld.

Waar het uiteindelijk om gaat is dat er betere toekomstperspectieven worden gecreëerd die hervormingsgezinde krachten een duw in de rug geven en extremistische krachten hun voedingsbodem ontnemen. Bij dit alles zal Nederland het principe van ownership blijven benadrukken. Zelfs de schijn als zouden Amerika en Europa iets willen opleggen zou al funest zijn.

Ik heb in mijn contacten met Minister Powell bovendien aangegeven dat het voortbestaan van het conflict tussen Israël en de Palestijnen hervormingen elders in de regio zal bemoeilijken. Dat conflict vormt een voedingsbodem voor extremisme en terrorisme. Ook hier blijft gezamenlijk optrekken van de EU en de VS, samen met andere partners, de sleutel voor succesvol beleid. De Road Map blijft de basis voor een politiek akkoord.

(Europa)

Deze complexe internationale agenda vraagt om een actieve Europese inbreng. Daarbij is Europa gedwongen zich om dreigingen en uitdagingen van meest uiteenlopende aard te bekommeren. Dit vergt coherentie van beleid. Wij kunnen ons nu eenmaal niet de luxe veroorloven alleen die problemen aan te pakken die het makkelijkst aan te pakken zijn en de rest maar te negeren. De Europese Unie moet al zijn soft power en hard power mobiliseren en intelligent benutten, wil Europa de wereld daadwerkelijk veiliger kunnen helpen maken. Een Unie die na de uitbreiding 450 miljoen inwoners zal hebben, die tezamen goed zijn voor een Bruto Nationaal Produkt van in totaal een kwart van het wereld-BNP, moet meer kunnen dan het nu doet. Het gaat er hier niet om te wedijveren met de VS, maar juist om het dragen van een deel van de verantwoordelijkheid die nu wel zeer sterk op de schouders van de VS rust. Kortom: burdensharing !

(Nederlandse inbreng)

En wat voor Europa geldt, geldt ook voor Nederland. Om op de groeiende instabiliteit in de wereld in te spelen en bij te kunnen dragen aan de Europese ambitie hier tegen te kunnen optreden, zal de Nederlandse defensie-organisatie lean and mean moeten zijn. Nederland hoeft zich op dat punt niet te schamen. De vorige SG NAVO, Lord Robertson, heeft een onderzoek laten verrichten naar de daadwerkelijke inzetbaarheid van NAVO-strijdkrachten. Op deze schaal van Robertson kwam Nederland als derde uit de bus, na de VS en Canada. Laat dat ook in de toekomst zo blijven. Dit vergt verdere hervormingen, voldoende financiële middelen, en maatschappelijk draagvlak. Dit vergt ook een steeds hechtere samenwerking tussen de Europese strijdkrachten. Nederland draagt daar al actief aan bij, met als belangrijke voorbeelden de UK-Netherlands amphibious force en het hoofdkwartier van het 1e Duits-Nederlandse Legerkorps dat onlangs de leiding had over de ISAF-vredesmacht in Kaboel.

Ons parlement eist ook van de Regering dat de Nederlandse defensie-inspanningen internationaal ingebed zijn. Tegelijkertijd constateer ik dat waar het de besluitvorming van Nederlandse eenheden betreft er een tendens van toenemend micro-management te bespeuren valt. De ervaring omtrent de samenwerking met Duitsland in Afghanistan leert dat het veel inspanning kost om twee nationale besluitvormingstrajecten synchroon te laten verlopen. Hier hadden we gelukkig enkele maanden voorbereidingstijd. Er zijn echter situaties denkbaar waarin een bijzonder snelle inzet van multinationale eenheden vereist kan zijn, bijvoorbeeld in het kader van de NATO Response Force. Ook dan willen onze partners weten of zij op Nederland kunnen rekenen.

(Conclusie)

Dames en heren,

Wij leven in een wereld die plotseling instabiel en gevaarlijk kan worden, een wereld waarin nationale grenzen steeds minder bescherming bieden. Daarop antwoorden te formuleren vereist samenwerking. Het multilaterale stelsel is daarvoor nog altijd het best geschikt, maar het zal wel met zijn tijd mee moeten gaan, wil het relevant blijven. Om dat stelsel overeind te houden en effectiever te maken is nauwe samenwerking nodig tussen Europa, Amerika, Rusland en andere stakeholders. En daarbij is het verstandig om te onthouden dat de Verenigde Staten de indispensable nation is.

Kortom: de vraag van de transatlantische relatie staat in functie van een vraag die nog belangrijker is en die luidt hoe Amerika, Europa en andere belangrijke partners kunnen bijdragen aan een wereld die stabieler is, veiliger en vreedzamer. De internationale agenda dwingt ons tot samenwerking; dat is geen vraag, maar een bittere noodzaak.

De Europese Unie zal behalve soft power ook hard power moeten durven en kunnen aanwenden, wanneer de omstandigheden ons daartoe dwingen. Nederland zal er aan bij moeten dragen dat Europa hiertoe de capaciteit bezit. En omdat de grens tussen externe en interne veiligheid steeds meer aan relevantie inboet heeft dit ook gevolgen voor de manier waarop Nederland binnen de eigen grenzen zijn internationale verplichtingen naleeft. Onze wetgeving en de handhaving daarvan moeten constant getoetst worden op de vraag of zij voldoen aan de eisen van deze tijd. Waar nodig dient aanscherping plaats te vinden.

Ik dank u hartelijk voor uw aandacht.

===