Ministerie van Economische Zaken

Berichtnaam: Vragen van de Kamerleden Bakker, De Grave, Van Vroonhoven en Van Nieuwenhoven
Nummer: 491

Datum: 08-03-2004


De Minister van Economische Zaken, mr. L.J. Brinkhorst heeft deze vragen mede namens de Staatssecretaris van Financiën en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als volgt beantwoord.


Voor ik tot de beantwoording op de vragen overga, wil ik u informeren over de ontwikkelingen sinds het najaar van vorig jaar.


In de motie Bakker werd de regering verzocht de bestaande regeling eenmalig effectief te verlengen tot 1 januari 2005. Hieraan is inmiddels voldaan. Deze verlenging is aan de Europese Commissie voorgelegd en in december door de Europese Commissie goedgekeurd.


De eenmalige verlenging laat onverlet dat de regering heeft besloten vast te houden aan het standpunt het filmstimuleringsbeleid niet te continueren. Immers, zo blijkt uit het door het bureau Berenschot opgestelde rapport, de sector zal nooit als zelfstandig economische sector kunnen bestaan. Het geven van structurele impulsen aan een bedrijfstak strookt niet met het uitgangspunt van het economisch beleid dat na tijdelijke financiële steun, in welke vorm ook, een sector op eigen benen moet kunnen staan.


Uit het rapport van Berenschot is eveneens gebleken dat het pakket maatregelen de afgelopen jaren wel degelijk een positief effect heeft gehad voor de Nederlandse film. Of en zo ja op welke wijze deze impuls kan c.q. dient te worden voortgezet betreft een afweging op het gebied van cultuurbeleid. Dit betreft een aangelegenheid van de Staatssecretaris van OCW.


1. Hebt u kennis genomen van de notitie van de sectorwerkgroep Filmstimuleringsbeleid waarin, naar aanleiding van de motie Bakker/De Grave een plan van aanpak wordt voorgesteld voor het - in overleg met de overheid - uitwerken van alternatieven voor de financiering van speelfilm? Hoe beoordeelt u de door de werkgroep geformuleerde uitgangspunten en doelstellingen?


Wij hebben kennis genomen van de notitie van de Werkgroep Filmstimuleringsbeleid. Wij zijn van mening dat de ontwikkeling van het toekomstige filmbeleid een aangelegenheid betreft van de Staatssecretaris van Onderwijs Cultuur en Wetenschap. Zij zal zich dan ook buigen over de vraag op welke wijze toekomstig beleid vorm kan krijgen. Bij de verdere vormgeving van het filmbeleid zal zij vanuit een cultuurpolitieke invalshoek opereren. Daarbij zal zij ernaar streven het resultaat dat de afgelopen jaren is bereikt op het gebied van publieksbereik en professionalisering vast te houden. De Ministeries van Financiën en Economische Zaken zullen geen rol meer vervullen in c.q. specifiek financiële bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een nieuwe vorm van filmfinanciering.


2. Kunt u met het oog op de gevraagde effectieve verlenging van de Film Investerings Aftrek (FIA) in 2004 de Kamer uiterlijk medio januari informeren over:
- de mogelijkheden om te voorzien in de financieringsbehoefte voor uitvoering van de Publieksfilmregeling 2004, in samenhang met de verlenging van de FIA in 2004?
- de stand van zaken van het overleg met de sector over verbeteringen van de uitvoeringspraktijk van de FIA?


Vanuit de algemene middelen is voor de jaren 2002 en 2003 (voor dezelfde periode als de FIA) generaal een bedrag van ¬ 6,8 miljoen op jaarbasis hiervoor ter beschikking gesteld op de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap heeft deze middelen uitgezet bij het Nederlands Fonds voor de Film. Dit budget is inmiddels volledig uitgeput. Voor het jaar 2004 zijn hiervoor geen middelen in de begroting opgenomen.


Senter heeft eind december de belanghebbenden nader ingelicht over de procedure met betrekking tot voorliggende en nieuwe aanvragen. Tevens is in overleg met de Belastingdienst het beheer van het budget verder geoptimaliseerd.


3. Bestaan er knelpunten met betrekking tot de door de sector voorgestelde aanpassingen van de Sentercertificering en van de uitvoeringspraktijk van FIA door de Belastingdienst? Zo ja welke? Welke stappen zijn tot nu toe gezet? Op welke termijn verwacht u dat noodzakelijke aanpassingen kunnen zijn afgerond?


De verbeteringsvoorstellen ten aanzien van de Sentercertificering en de uitvoeringspraktijk van FIA zijn door betreffende departementen en instanties (Senter, Belastingdienst) zorgvuldig bekeken. Ook zijn de verbeteringsvoorstellen aan de orde geweest in een overleg met de filmsector in april 2003.
Een nadere beschouwing van de voorstellen, zowel in april als eind 2003, heeft niet tot de conclusie geleid dat concrete (wets)aanpassingen gewenst of noodzakelijk zijn om de regeling effectief van kracht te laten zijn. Voorts moet worden bedacht dat de meeste voorstellen (vergaande) wetswijzigingen impliceren en dat wijzigingen bovendien ter goedkeuring aan de Europese Commissie moeten worden voorgelegd.


4. Is de Staatssecretaris van Financiën bereid om op korte termijn de door de sector voorgestelde inventarisatie uit te voeren van de generieke fiscale instrumenten die mogelijk kunnen worden ingezet ten behoeve van de filmfinanciering? Biedt de regeling cultureel beleggen een aanknopingspunt voor de financiering van films met
private investeringen na 2004?


De Staatssecretaris van Financiën is van mening dat er geen reden is om tot een inventarisatie van generieke fiscale instrumenten over te gaan. Mede gelet op de ervaring in de afgelopen jaren is er geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat er binnen de Nederlandse filmsector en bij de door haar geraadpleegde belastingadviseurs onvoldoende kennis aanwezig is over eventuele mogelijkheden die het Nederlandse belastingstelsel biedt.
Voor private investeringen in film na 2004 vormt de regeling voor cultureel beleggen geen aanknopingspunt, aangezien deze specifieke regeling naar zijn aard niet geschikt is om verliezen tot 50 % af te dekken, waarin de huidige fiscale faciliteiten wel voorzien.


5. Heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken kennis genomen van de evaluatie en het toekomstperspectief dat door de Stichting Investeringsfaciliteit voor de Film is uitgevoerd in opdracht van het ministerie? Is de Staatssecretaris bereid - in het licht van het toekomstplan en de continuïteit van Fine BV - de lening van het ministerie ten behoeve van filminvesteringen na 2004 in stand te houden? Kan de Staatssecretaris hierover - mede met het oog op het huidige commitment van marktpartijen en een tijdige uitvoering van het plan -zo spoedig mogelijk doch uiterlijk in de eerste week van februari 2004 uitsluitsel geven?


Zoals hierboven aangegeven zal het ministerie van Economische Zaken geen structurele rol meer vervullen in de ontwikkeling van een nieuwe vorm van filmfinanciering.
Ook ten aanzien van een instrument als de Stichting Investeringsfaciliteit voor de Film geldt dat het niet in de rede ligt dat dit door het Ministerie van Economische Zaken wordt gecontinueerd. Wel kan de verantwoordelijkheid ten aanzien van de Stichting Investeringsfaciliteit voor de Film, inclusief de faciliteiten van de achtergestelde lening, aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap worden overgedragen. Zij zal bij het onderzoek naar een alternatief voor het gevoerde filmstimuleringsbeleid dan ook de mogelijkheden van de Stichting Investeringsfaciliteit voor de Film betrekken.


6. Op welke wijze is de staatssecretaris voor het Mediabeleid voornemens uitwerking te geven aan het filmbeleid vanuit de invalshoek 'cultuur als economische kracht' in het kader van haar Beleidsbrief Cultuur 2004 - 2007 d.d. 3 november jl. ('Meer dan de Som')? Op welke wijze zal de staatssecretaris invulling geven aan haar coördinerende rol ten aanzien van betrokken departementen om te komen tot een nieuwe opzet voor filmfinanciering met private investeringen? Is de Staatssecretaris voornemens om als onderdeel van het pakket stimuleringsmaatregelen de publieke omroep nadrukkelijker te betrekken in het vormgeven van een nieuwe opzet voor filmfinanciering.? Zo ja, op welke wijze?


De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal bij de ontwikkeling van een nieuwe vorm van filmfinanciering ook de mogelijkheden onderzoeken om private investeringen te genereren.


De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is van mening dat de film- en omroepsector elkaar blijvend nodig hebben: een groot aantal Nederlandse films komt tot stand met een bijdrage van de omroep en op hun beurt dragen filmproducenten weer bij aan de kwaliteit en het onderscheidende karakter van de publieke omroep. De Staatssecretaris verwacht van de publieke omroep een strategie om de samenwerking met de filmsector in de periode van de Meerjarenbegroting 2004-2008 vorm te geven. Daarom heeft ze in de Mediabegrotingsbrief (Kamerstuk 29 200 VIII) de Publieke Omroep gevraagd om een uitgewerkt plan over dit onderwerp. Daarbij zal ook de toekomst van het Telefilmproject moeten worden betrokken. De staatssecretaris zal de Publieke Omroep op korte termijn per brief om dit plan verzoeken.


7. Hoe zal de Staatssecretaris voor het Mediabeleid invulling geven aan het vervolg van het audiovisuele steunprogramma van de Europese Commissie (het Media Plus Programma)? 1) Is zij - zoals voorgesteld door de sectorwerkgroep - bereid prioriteit te geven aan de uitwerking van concrete voorstellen voor de inzet van (reguliere) fiscale maatregelen (vanuit economisch oogpunt), als aanvulling op subsidiemaatregelen (vanuit cultureel oogpunt) ter versterking van de Europese
av-industrie?


De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap streeft een optimale aansluiting van het nationale filmbeleid op het Europese beleid voor de audiovisuele industrie na. Behalve een verbetering van de huidige onderdelen van Media Plus, beoogt zij een grotere rol van i2i in het toekomstige Europese stimuleringsprogramma en een betere toegankelijkheid van dit programma voor de Nederlandse filmsector. Deze actielijn i2i, ontwikkeld door de Europese Commissie in samenwerking met de Europese investeringsbank, beoogt de toegang van middelgrote en kleine audiovisuele bedrijven tot financiering te vergroten. Achterliggende doelstelling is de versterking van de financiële basis van de Europese audiovisuele industrie. Omdat toegang tot financiering van essentieel belang is in alle schakels van de productieketen in de audiovisuele sector, wil de Europese Commissie deze actielijn een vaste en prominentere plaats geven in het huidige (Europese) stimuleringsprogramma en in het vervolgprogramma dat in 2007 van start moet gaan.
De Staatssecretaris verwelkomt dit initiatief. De mogelijkheden van i2i Audiovisueel zullen tevens betrokken worden bij de ontwikkeling van het toekomstige nationale filmbeleid, waarbij zoals reeds aangegeven in het antwoord op vraag 1 een specifieke fiscale regeling niet aan de orde is.