Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Kamerstuk, 11-3-2004

Antwoorden op kamervragen over informatieuitwisseling tussen artsen, specialisten en apothekers

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-K-U-2460700

11 maart 2004

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid , de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Bussemaker en Arib (PvdA) over informatie-uitwisseling tussen artsen, specialisten en apothekers (2930409170).

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

H. Hoogervorst

* PDF - Kamerstuk - Antwoorden op kamervragen over

Om het kamerstuk op te halen:

Zie het origineel
informatieuitwisseling tussen artsen, specialisten en apothekers Antwoorden op kamervragen over informatieuitwisseling tussen artsen, specialisten en apothekers (nieuw venster) Kamerstuk, 11-3-2004 (3 pag., 18 kB)

Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Bussemaker en Arib over informatieuitwisseling tussen artsen, specialisten en apothekers
(2030409170)
1
Kent u het onderzoek van het Nationaal ICT -Instituut in de Zorg, waaruit blijkt dat door gebrekkige informatie-uitwisseling tussen artsen, specialisten en apothekers tienduizenden mensen in de WAO belanden? 1)
1
Ja, u doelt op het rapport 'Fouten worden duur betaald', dat TNS NIPO heeft opgesteld in opdracht van het Nationaal Instituut voor ICT in de Zorg (NICTIZ) en de NPCF. Ik heb dit rapport op 19 februari jl. in ontvangst genomen.
2, 3, 9 en 10
Is het waar dat specialisten noch over de informatie van de huisarts, noch over die van de apothekers beschikken en dat door het ontbreken van de juiste informatie patiënten de verkeerde behandeling krijgen met alle gevolgen van dien? Wat vindt u van het aantal namelijk 800.000 mensen die wel eens te maken hebben gehad met de gebrekkige overdracht van medische gegevens, de helft van de gedupeerden negatieve gevolgen ondervindt na de medische fouten, bij 250 duizend patiënten lichamelijke klachten zijn veroorzaakt?
Bent u het met de stelling eens dat, gezien de uitkomst van bovengenoemd onderzoek, haast is geboden met het invoeren van het elektronisch patiëntendossier? Deelt u de mening dat met invoeren van het elektronisch patiëntendossier levens gered kunnen worden en medische fouten kunnen worden vermeden?
Wat vindt u van het voorstel van het Nationaal ICT-Instituut en de Patiëntenfederatie dat het invoeren van het elektronisch patiëntendossier op landelijke schaal binnen twee jaar haalbaar is?
2, 3, 9 en 10
Ik vind het beeld dat in dit rapport geschetst wordt verontrustend. De uitwisseling van patiëntgegevens tussen huisarts, specialist, apotheker en andere zorgverleners is vaak gebrekkig of niet georganiseerd. Zorgverleners beschikken niet zonder meer over de patiëntengegevens van collega's. Het NPCF onderzoek heeft aangetoond dat door het ontbreken van deze informatie de patiënt vaak niet optimaal kan worden behandeld. Dit is een onwenselijke situatie. Daarom is de aanbeveling van de onderzoekers om vaart te zetten achter de ontwikkeling van een landelijk elektronisch patiënten dossier (EPD) belangrijk. Aan de introductie van een EPD wordt op dit moment overigens al hard gewerkt. Onder leiding van NICTIZ bouwen partijen in de zorg waaronder zorgaanbieders, patiënten/consumenten, zorgverzekeraars en ICT-leveranciers nu een landelijke ICT-infrastructuur. Op 1 januari 2006 moet als eerste stap een landelijk medicatiedossier beschikbaar zijn. Ik beschouw dat als een belangrijk moment. Er is gekozen voor een medicatiedossier, omdat de voordelen van een EPD het snelst zichtbaar zullen zijn op het gebied van medicatie. U kent wellicht de cijfers van het onderzoek dat recentelijk is uitgevoerd door WinAp, het Wetenschappelijk Instituut Nederlandse Apothekers. Uit dat onderzoek blijkt dat jaarlijks ongeveer 90.000 ziekenhuisopnames nodig zijn als gevolg van medicatiefouten. Daar is veel geld mee gemoeid (¤ 300 miljoen per jaar). Een goede reden om met het medicatiedossier te beginnen. Als dit eerste hoofdstuk van het EPD klaar is, kan wat betreft de rest van het landelijk EPD daarop voortgebouwd worden.
Een goed werkend landelijk EPD, verkleint als hulpmiddel de kans op vergissingen en fouten. Met het EPD is gedurende het gehele zorgproces voor alle betrokken zorgverleners de relevante informatie à la minute beschikbaar. Maar een EPD is geen garantie dat er geen fouten meer worden gemaakt want zorg verlenen blijft mensenwerk. Ook op andere fronten is aandacht voor een optimale patiëntveiligheid nodig. Zowel de Inspectie voor de gezondheidszorg als ikzelf rekenen het tot onze verantwoordelijkheid om het onderwerp patiëntveiligheid uitdrukkelijk in het veld te agenderen. Het programma "Sneller Beter" dat ik voor de ziekenhuissector heb gestart is daar een voorbeeld van. 4
Kunt u bevestigen dat 50.000 mensen in de WAO zijn beland als gevolg van vermijdbare medische fouten? Wat is uw oordeel hierover?
4
De Minister van SZW kan niet bevestigen dat 50.000 mensen in de WAO terecht zijn gekomen als gevolg van vermijdbare medische fouten. Het onderzoek naar medische overdrachtsfouten geeft de ervaring en beleving van patiënten weer en dus niet per definitie de feiten. Deze werkwijze heeft zijn beperkingen, die bij de conclusies moeten worden betrokken. Uit het onderzoek is gebleken dat 6,1% van alle Nederlanders boven de 18 jaar te maken heeft gehad met fouten als gevolg van medische informatieoverdracht. Geprojecteerd op de gehele bevolking zouden 768.000 personen ooit met dergelijke fouten te maken gehad. Uit het onderzoek is voorts gebleken dat van deze groep 6% als gevolg van een fout door verkeerde informatieoverdracht naar eigen zeggen niet meer kan werken. Hieruit mag vervolgens niet de conclusie worden getrokken dat 50.000 mensen in de WAO terecht zijn gekomen. Het onderzoek is immers gebaseerd op uitspraken van mensen die aangeven dat zij niet meer in staat zijn om te werken door de overdrachtsfout. Niet wordt vermeld of deze mensen voordat ze ziek werden ook werkten en dus als werknemer voor de WAO verzekerd waren. Ook wordt niet ingegaan op de mogelijkheid dat deze groep toch arbeidsongeschikt was geraakt door hun ziekte, ongeacht de medische overdrachtsfout. Een belangrijk gegeven van dit onderzoek is het beeld dat uit dit rapport naar voren komt: veel fouten ontstaan door slechte informatievoorziening. Dat beeld is belangrijker dan de exacte getallen en vraagt de aandacht.
5
Is het waar dat als gevolg van gebrekkige informatie-uitwisseling doden vallen? Zo ja, zijn er gevallen bekend bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Zo neen, bent u bereid de Inspectie voor de Gezondheidszorg een onderzoek hiernaar te laten verrichten? 5
De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft in zijn jaarrapport 2002 aangegeven dat internationaal onderzoek uitwijst dat vermijdbaar medisch falen veel dodelijke slachtoffers maakt en dat in Nederland jaarlijks een aantal mensen overlijdt als gevolg van vermijdbare fouten in de orde van grootte van het aantal verkeersdoden. En mogelijk zelfs meer. Dat is een verontrustend gegeven.
Gebrekkige communicatie is vermoedelijk een der oorzaken daarvan. Hoeveel al dan niet vermijdbare fouten er in ons land exact worden gemaakt en hoeveel slachtoffers er daadwerkelijk vallen, weten we niet. Ik vind het belangrijk dat er ook in ons land een goed onderzoek plaatsvindt naar de iatrogene schade die patiënten oplopen ten gevolge van fouten en tekortkomingen in het medisch handelen. Ik wil dat dit onderzoek nog dit jaar van start gaat en ben in overleg met de sector over de opzet van het onderzoek. 6
Worden de veroorzakers hiervan op een of andere manier aansprakelijk gesteld? Welke jurisprudentie is hier over bekend?
Een belangrijke conclusie die ook in Amerikaans onderzoek1 wordt getrokken is dat fouten en tekortkomingen meestal niet voortkomen uit onachtzaamheid van individuele personen. Veel vaker worden zij veroorzaakt door een dieperliggend probleem in het systeem van onze zorg, zoals bijvoorbeeld het ontbreken van een goed landelijk EPD. Het is belangrijk dat dergelijke systeemfouten bespreekbaar worden zonder dat de veroorzaker direct wordt geslachtofferd. Aansprakelijkheid voor verwijtbare fouten is in het tuchtrecht van de wet BIG geregeld. Jurisprudentie is te vinden in de uitspraken van de regionale tuchtcolleges en het centraal tuchtcollege.
7
Ziet u het als een belangrijke taak, mede in het licht van het project zorg en zekerheid, om dit te voorkomen? Op welke wijze en binnen welke termijn geeft u daar vanuit u beider afzonderlijke en gezamenlijke verantwoordelijkheid vorm aan? Het bereiken van een hoge(re) kwaliteit van zorg is voor het grootste deel de verantwoording van de individuele beroepsbeoefenaar en instellingen. De overheid heeft randvoorwaarden gesteld in wet- en regelgeving zoals in de Kwaliteitswet Zorginstellingen. In het actieplan naar aanleiding van het rapport 'sociale zekerheid en zorg' heb ik gesteld dat gegevensuitwisseling tussen curatieve artsen, bedrijfsartsen en verzekeringsartsen verbeterd dient te worden. Hierover ben ik met de betrokken partijen in gesprek. 8
Zijn deze alarmerende gegevens voor u aanleiding om sneller de wetgeving op dit punt aan te passen waardoor het mogelijk wordt gemaakt de informatie-uitwisseling, met inachtneming de bescherming van de privacygegevens van de patiënten, mogelijk te maken?

Ja. Ik zal zo spoedig mogelijk terzake met nadere voorstellen komen.

11
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor 18 maart a.s. in verband met het Algemeen Overleg over Arbeidsongeschiktheid dat op die dag is gepland? Ja.

1) de Volkskrant, 20 februari jl.

1 Institute of Medicine, To Err is human, 1999