Ingezonden persbericht


Graag attendeer u op een nieuw artikel in het e-Research Magazine van de Universiteit Maastricht. Het betreft een interview met Mieke Oosterwijk, die morgen (12/3) promoveert op haar onderzoek naar copingstrategieën bij vrouwen met borstkanker. U vindt het e-Research Magazine op het volgende adres: www.unimaas.nl/researchmagazine

Met vriendelijke groet,

*************

drs. Caroline Roulaux

wetenschapsvoorlichter Universiteit Maastricht

Afd. Communicatie & Relatiebeheer

Postbus 616

6200 MD Maastricht

tel 043 388 3084

mob 06 4602 4992

'Waaraan heb ik dit verdiend?' Hoe vrouwen omgaan met borstkanker

"In de reguliere zorg is te weinig aandacht voor de angsten waar vrouwen met borstkanker mee kampen. Een ziekte als kanker confronteert mensen met hun sterfelijkheid. Dit ervaren zij dikwijls als een breekpunt in hun leven." Als radiotherapeutisch laborante werkte Mieke Oosterwijk met kankerpatiënten en raakte zij geïnteresseerd in de grote verschillen waarop patiënten met hun ziekte omgaan. De studie psychologie die zij daarop volgende, gaf maar ten dele antwoord op haar vragen. "Er bleek wel al veel onderzoek naar te zijn gedaan, maar de resultaten waren niet eenduidig. Daarom ben ik zelf op onderzoek uitgegaan." Een belangrijke vraag die zij zichzelf stelde was of vrouwen die jaren later in psychische problemen raken, aanvankelijk anders reageerden op het feit dat ze kanker hebben, dan vrouwen die uiteindelijk de draad van hun leven weer weten op te pakken. Oosterwijk komt tot de conclusie dat dit het geval is en hoopt dat deze bevindingen zullen leiden tot een veranderde aanpak in de zorg. "Artsen en hulpverleners kunnen met behulp van een kort gesprek al een beeld krijgen van de psychische gesteldheid van de patiënte en tijdig een luisterend ooren zonodig, professionele psychische hulp aanbieden. Mijn onderzoek laat zien waarop zij moeten letten." "Ik heb een groep van 46 vrouwen, die een borstsparende operatie hebben gehad vanwege kanker en medisch gezien goede perspectieven hadden, twee jaar lang gevolgd." Om hun cognitieve strategieën te onderzoeken heeft de psychologe een eigen methodiek ontwikkeld. Meestal wordt gebruik gemaakt van gestandaardiseerde vragenlijsten die patiënten moeten invullen. "Die hebben een groot bezwaar: er is een groep vrouwen die op deze vragen antwoorden geeft die impliceren dat het psychisch goed met ze gaat, terwijl dat niet zo is. Dat komt in een open gesprek wel naar boven. Vragenlijsten maskeren dit. Open interviews zijn evenmin een optie, deze leveren geen onderling vergelijkbaar onderzoeksmateriaal op. Ik heb zodoende gekozen voor semi-gestructureerde interviews. Ik hield open gesprekken met de vrouwen, waarin dan wel een aantal vooraf vastgestelde aandachtspunten aan bod kwamen. Nadat een dergelijk aandachtspunt aan de orde was geweest, werd de vrouwen gevraagd zichzelf een score te geven ten aanzien van hun angst voor de ziekte, hun toekomstperspectief en zelfbeeld. Zo werd een vragenlijst door het interview heen geweven. Dit leverde kwantitatief en kwalitatief onderling vergelijkbaar materiaal op." Hieruit bleek dat er zeventien terugkerende strategieën zijn, die de vrouwen inzetten om zich te kunnen aanpassen aan hun situatie. "Een veel voorkomende is sociale vergelijking. Jongere vrouwen kijken bijvoorbeeld naar de oudere vrouwen en zeggen: 'Gelukkig heb ik nog een jong lichaam, daardoor kan ik de ziekte beter aan.' Oudere vrouwen zeggen bijvoorbeeld: 'Gelukkig ben ik niet jong meer en heb ik al volwassen kinderen.' Een andere strategie is bagatelliseren. Hieronder vallen uitspraken als 'Ach, het is maar een tumortje'. Zulke strategieën helpen vrouwen om de eerste schok van de diagnose op te vangen. Op den duur weten ze de draad van hun leven meestal weer op te pakken." Een kwart van de vrouwen slaagt daar echter niet in: twee jaar na de diagnose was de toekomst voor hen nog steeds bedreigend. Daarnaast was ruim veertig procent nog angstig. Bij een substantieel deel was de angst zelfs toegenomen. "Opvallend is dus dat bij deze vrouwen in tegenstelling tot het gezegde, tijd niet alle wonden heelt. Naarmate de tijd verstrijkt vinden zij geen berusting of acceptatie. " De verklaring van deze toegenomen angst is volgens Oosterwijk dat vrouwen naarmate de behandeling verder achter hen ligt, weer op hun eigen lichaam moeten vertrouwen. Ze voelen zich minder beschermd door de behandeling, hebben het gevoel dat hun lichaam het weer zelf moet gaan doen en dat lichaam had ze al een keer in de steek gelaten. "Zaak dus om deze vrouwen zo snel mogelijk op te sporen en dat kan relatief gemakkelijk, als artsen en verpleegkundigen goed luisteren en de signalen herkennen. Vooral vrouwen die zich na de confrontatie met de diagnose blijven afvragen 'Waarom ik' en het oneerlijk vinden dat juist zij kanker hebben, krijgen het moeilijk. Deze strategie heb ik protesteren genoemd. Vaak hebben deze vrouwen er alles aan gedaan om kanker te voorkomen, maar kregen het toch. Wat kunnen ze nog doen om te voorkomen dat ze het weer krijgen? Dat maakt het onbeheersbaar. Dat idee veroorzaakt een gevoel van onrecht, woede en angst. Er is echter een lichtpuntje, want er zijn vrouwen die in staat zijn een positieve wending te geven aan hun situatie. Zij kunnen de vraag 'Waarom ik? omvormen in 'Waarom ik niet, zoiets kan iedereen overkomen' en zijn in staat om in deze negatieve gebeurtenis positieve aspecten te benoemen. Deze vrouwen komen soms zelfs sterker uit de strijd." Mieke Oosterwijk promoveert op 12 maart 2004 aan de Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit Maastricht. Titel van het proefschrift: 'Cognitieve strategieën van borstkankerpatiënten en de relatie met aanpassing: een longitudinale studie'. Oosterwijk is werkzaam in het Revalidatie Cenntrum Beatixoord te Haren (Gr) als psycholoog en lid van de teamleiding HR. E-mail: m.oosterwijk@beatrixoord.nl