Ministerie van Buitenlandse Zaken

Toespraak door dr. Bernard Bot,

Minister van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden,

ter gelegenheid van de bijeenkomst van de Nederlands-Franse Samenwerkingsraad op 11 maart 20o4 te Den Haag, met als eregast de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Dominique de Villepin.

Monsieur le Ministre, Cher Dominique,

Geachte leden van de samenwerkingsraad,

Dames en heren,

Van harte welkom in 'De Oude Raadzaal', een gebouw met een geschiedenis die een aardig beeld geeft van de geschiedenis van dit land. De heer Arnold, die als miljonair terug was gekomen uit Nederlands Indië, liet dit herenhuis in 1862 bouwen. Een van mijn voorgangers, minister De Beaufort, tevens erevoorzitter van de eerste Haagsche Vredesconferentie, woonde hier gedurende zijn ambtstijd. Begin twintigste eeuw onderging het huis een ware gedaanteverwisseling, waarbij de toenmalige eigenaar zich liet inspireren door de neo-renaissance. Het gebouw is vervolgens lange tijd in bezit geweest van de stad Den Haag, waarvan de aanwezigheid van de ooievaar in het medaillon aan de voorgevel nog altijd getuigt. Het gebouw is nu privé-bezit, maar werd in mei 2001 weer even een "huis der gemeente" ter gelegenheid van het huwelijk tussen Prins Constantijn en Laurentien Brinkhorst.

Dames en heren,

Vanochtend heette ik mijn Franse collega en een aantal andere Franse gasten reeds welkom in deze internationale stad. Dat ik u nu voor de tweede keer mag begroeten, beschouw ik als een luxe. Want ik hecht groot belang aan de verdere intensivering van onze bilaterale relaties op alle relevante terreinen. Niet alleen omwille van de betrekkingen tussen onze beide landen zelf, maar ook vanwege de bijdrage die wij gezamenlijk, met onze andere partners, leveren aan de verdere integratie en versterking van de Europese Unie.

In het postmoderne Europa vindt de intensivering van de bilaterale relaties tot op zekere hoogte vanzelf plaats. Buitenlands beleid binnen de Europese Unie staat immers steeds meer in het teken van gedeelde soevereiniteit. De EU is bezig een echte waarden- en belangengemeenschap te worden. Of, zoals de Brits-Europese diplomaat Robert Cooper het in zijn boek "The Breaking of Nations" het zo mooi verwoordt: binnen de Europese Unie is buitenlands beleid de grensoverschrijdende voortzetting van binnenlandse vraagstukken en niet langer andersom. En voor zover er wel sprake is van klassiek buitenlands beleid, betreft het toch vooral het externe beleid van de Europese Unie als geheel.

Toch heeft de Frans-Nederlandse relatie soms de naam niet de gemakkelijkste te zijn, althans zo zien sommige andere Europeanen dat. En misschien hebben we daar de afgelopen decennia ook wel eens aanleiding toe gegeven. We bleven nogal eens steken in een wat verbaasde afkeuring van de karaktertrekken en kwaliteiten van de ander, die bij nader inzien nogal bleken te lijken op die van onszelf.

Ik heb al eens eerder verwezen naar de koppigheid die door President De Gaulle als een gemeenschappelijk kenmerk van Fransen en Nederlanders werden beschouwd. De Gaulle voegde daar nog aan toe dat hij Nederland mede daarom een ware natie vond, omdat zij net als de Franse natie "près de leurs intérets" was.

Hoewel ik het een prettige gedachte vind dat een staatsman als De Gaulle reeds in de jaren zestig gemeenschappelijkheden zag tussen Fransen en Nederlanders, denk ik dat ook die gemeenschappelijkheden evolueren. Ik denk dat die evolutie langs twee lijnen plaats vindt. In de eerste plaats maken strikt nationale belangen steeds vaker plaats voor gedeelde belangen. Wanneer luchtvaartmaatschappijen, financiële beurzen, bierbrouwers, verzekeraars en telecommunicatiebedrijven samengaan, dan spreekt vanzelf dat het economisch beleid van regeringen met die realiteit rekening moet houden.

Er is nog iets anders: ik heb vanochtend goed geluisterd naar de toespraak van Minister De Villepin, en ik heb hem natuurlijk vaker horen spreken. En daaruit maak ik op dat de betekenis van "nationaal belang" in Frankrijk zodanig breed wordt geformuleerd dat het doel van een wereldorde gebaseerd op gemeenschappelijke regels en normen daarin past. Voor Nederland is dat niet anders. Met andere woorden: Nederlanders en Fransen hebben naast gemeenschappelijke belangen ook gemeenschappelijke idealen.

Twee landen die belangen en idealen met elkaar delen, doen er verstandig aan te blijven werken aan wederzijds begrip in sociaal-cultureel opzicht. Aandacht aan elkaars literatuur besteden is daarvan een mooi voorbeeld. Ik ben blij dat Minister De Villepin vandaag de boekenweek, waarin Frankrijk centraal staat, met zijn persoonlijke aanwezigheid heeft vereerd.

Deze Nederlands-Franse samenwerkingsraad is 'un résultat tangible de l'intensification de nos relations'. Tegelijkertijd vormt de Raad een middel om die intensivering verder gestalte te helpen geven. Professor Wesseling zal aan het einde van deze lunch wat dieper ingaan op de werkzaamheden van de Samenwerkingsraad.

Dames en heren,

Er is eens een Franse ambassadeur geweest die de Nederlandse keuken niet echt kon waarderen en dat ook liet merken. Dit is door vele Nederlanders als een aanmoediging opgevat en het aantal Michelin-sterren groeit dan ook gestaag. Toch heb ik voor alle zekerheid van tevoren even gevraagd of ik het menu van vandaag mocht zien. Dat stelde mij gerust. De spill-over effecten in de Europese integratie laten zich nu zelfs in de culinaire wereld voelen. U drinkt vandaag, naast Franse wijnen, ook een wijn uit Maastricht; en verder raad ik u aan de samenstelling van het toetje goed te bestuderen.

Hoe langer ik spreek, hoe langer u uw nieuwsgierigheid moet onderdrukken en dat lijkt me onredelijk. Bovendien zou ik graag nog het woord willen geven aan mijn collega, Dominique De Villepin.

Laten wij besluiten met de belofte dat Nederland en Frankrijk aan Europa het beste zullen geven dat zij hebben: "La France sa modestie et la Hollande sa souplesse."

===