Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

CONCEPT januari 2004

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van
...., nr....., houdende nadere regels met betrekking tot de 13e weeks
ziekmelding (Regeling ziekmelding nieuwe stijl)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 38, zesde lid, van de Ziektewet;

BESLUIT:

Artikel 1
Bij de aangifte van de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid, bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Ziektewet, wordt door de werkgever opgegeven of een plan van aanpak als bedoeld in artikel 71a, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering is opgesteld en, indien dat niet het geval is, of op grond van de Regeling procesgang eerste ziektejaar daarvan kan worden afgezien.

Artikel 2
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel IV, onderdeel F, onder 1, van de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 in werking treedt.

Artikel 3. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling ziekmelding nieuwe stijl.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

`s-Gravenhage,

de Minister van Sociale Zaken


2

en Werkgelegenheid,

(A.J. de Geus)


3

Toelichting

Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Ziektewet (ZW) dient de werkgever zijn zieke werknemer, die recht heeft op loon of bezoldiging maar niet op ziekengeld, uiterlijk in de 13e week ziek te melden bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). In de onderhavige regeling wordt geregeld dat de werkgever bij deze ziekmelding tevens een aantal vragen dient te beantwoorden over het, in overeenstemming met zijn werknemer, op te stellen plan van aanpak, bedoeld in artikel 71a, tweede lid, van de WAO. Daarnaast is in het gewijzigde artikel 38, eerste lid, van de ZW nog geregeld dat de werkgever een afschrift van de aangifte van ziekte verstrekt aan de werknemer.

Doel van deze regeling is om werkgever en werknemer in een vroegtijdig stadium nog eens nadrukkelijk te herinneren aan hun reïntegratieverplichtingen. De gedachte is dat zij gealerteerd raken en alsnog actie zullen ondernemen indien zij in de 13e week van ziekte nog geen plan van aanpak hebben gemaakt, terwijl daar in de gegeven situatie ­ gelet op de Regeling procesgang eerste ziektejaar ­ wel alle aanleiding toe was. Het belang van hun gezamenlijke reïntegratie- inspanningen wordt bovendien nog eens verduidelijkt en onderstreept in het voorlichtingsmateriaal dat bij de ziekmelding wordt verstrekt. In dit materiaal wordt ingegaan op wat de gevolgen kunnen zijn van niet-nakoming van de reïntegratie-verplichtingen door werkgever en werknemer en welke mogelijkheden er bestaan om bijvoorbeeld een second opinion aan het UWV te vragen.

Deze ministeriële regeling komt er in concreto op neer dat de werkgever in de aangifte van ziekte de volgende vragen over het plan van aanpak zal moeten beantwoorden.
Allereerst zal gevraagd worden of er een plan van aanpak tot stand is gekomen. Wordt deze vraag bevestigend beantwoord, dan is de kous daarmee af. Wordt deze vraag ontkennend beantwoord, dan wordt de vraag gesteld of er wellicht sprake is van een situatie waarin geen plan van aanpak is vereist. Op grond van de Regeling procesgang eerste ziektejaar hoeft er immers niet in alle ziektegevallen uiterlijk na acht weken een plan van aanpak opgesteld te zijn. Zo hoeft er geen plan van aanpak gemaakt te worden indien de arbodienst van oordeel is dat er geen mogelijkheden zijn om de terugkeer naar arbeid van de werknemer te bevorderen. In geval van een hoge dwarslaesie en in andere situaties, waarin er voor de betrokkene geen duurzaam benutbare mogelijkheden zijn, zullen er veelal geen reïntegratiemogelijkheden zijn en hoeft er dus geen plan van aanpak gemaakt te worden. Daarnaast hoeft geen plan van aanpak gemaakt te worden als de arbodienst van oordeel is dat er geen sprake is van "dreigend langdurig ziekteverzuim". De verwachting is dan immers dat de werknemer ­ zonder nadere interventie ­ op korte termijn weer aan het werk zal zijn.
Indien geen van beide uitzonderingen aan de orde is, maar er desalniettemin geen plan van aanpak gemaakt is, dan is dus niet voldaan aan de regels van de Regeling procesgang eerste ziektejaar. Om aan het eind van de loonbetalingsperiode het risico van de loonsanctie te ontgaan, zal de werkgever in die situatie dan ook alsnog tot actie moeten overgaan. Ook de werknemer kan zijn werkgever tot actie manen en hem hier op aanspreken. De werknemer wordt immers eveneens op de hoogte gesteld, nu de werknemer een afschrift van de ziekmelding (met de bijbehorende toe- en voorlichting) krijgt.


4

Naar aanleiding van de aangifte van ziekte geeft het UWV geen oordeel over de inhoud van de antwoorden. Evenmin hoeft het plan van aanpak ­ als dit is gemaakt ­ aan het UWV gestuurd te worden. Een dergelijk oordeel van het UWV tijdens de loondoorbetalingsperiode past niet binnen de met de Wet verbetering poortwachter aangescherpte verdeling en scheiding van verantwoordelijkheden tussen het private en publieke domein. Om deze reden is er dan ook in de onderhavige regeling voor gekozen dat de betrokkenen zelf, op basis van de voorlichtende informatie bij de vragen, kunnen vaststellen of zij aan hun verplichtingen hebben voldaan. In het voorlichtende materiaal wordt bovendien helder verwoord wat er verstaan wordt onder "plan van aanpak", "geen duurzaam benutbare mogelijkheden" en "dreigend langdurig verzuim".

Tot slot verdient nog opmerking dat een uitgangspunt bij deze regeling is geweest dat het doel van vroegtijdige alertering wordt bereikt langs een weg waarbij de administratieve lasten voor de werkgever zo beperkt mogelijk zijn. Om deze reden is aangesloten bij de reeds bestaande verplichting van de werkgever om de werknemer uiterlijk in de 13e week ziek te melden. Van de werkgever wordt slechts verlangd dat hij bij de aangifte van ziekte een aantal extra vragen beantwoordt en een afschrift van de aangifte aan de werknemer verstrekt. Er is dan ook nauwelijks sprake van een toename van administratieve lasten voor de werkgever.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(A.J. de Geus)