Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Kamerstuk, 18-3-2004

Vragen vaste commissie voor VWS over termijnen reacties op adviezen

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-CB-U-2458486

18 maart 2004

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vraag van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 februari 2004 inzake de termijn waarbinnen VWS reageert op gevraagde en ongevraagde adviezen.

De adviezen die VWS ontvangt zijn in drie categorieën onder te verdelen.

- adviezen van raden die vallen onder de Kaderwet adviescolleges;
- adviezen van raden die vallen onder de raamwet sectorraden onderzoek en ontwikkeling;

- adviezen van onder VWS ressorterende uitvoeringsorganisaties.

1. Adviezen van Raden, waarvoor gelden de algemene regels over de advisering in zaken van algemeen verbindende voorschriften of te voeren beleid van het Rijk (Kaderwet adviescolleges). Dat betreft de Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (RVZ), de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO), en de Gezondheidsraad. Artikel 24 van deze wet luidt:
Onze Minister stelt de beide kamers der Staten-Generaal binnen drie maanden na ontvangst in kennis van zijn standpunt over: a. een door hem gevraagd en tijdig uitgebracht advies over een vast te stellen ministeriële regeling of over te voeren beleid; b. een uit eigener beweging uitgebracht advies over hoofdlijnen van beleid.
Indien de vaststelling van het standpunt niet binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt, stelt Onze Minister de beide kamers der Staten-Generaal hiervan gemotiveerd in kennis. Dit is ook de praktijk, zij het dat de drie maanden termijn in de praktijk erg krap blijkt. Wanneer binnen afzienbare tijd na het verstrijken van die termijn de standpuntbepaling wordt afgerond, wordt de Kamer niet een aparte uitstelbrief gestuurd. Wanneer de reactie op een advies op afzienbare termijn kan worden verwerkt in een beleidsproduct, wordt aan die route voorrang gegeven - en daarmee aan een impliciete standpuntbepaling - boven het separaat formuleren van een standpunt. Wanneer bij het aanbieden van een advies aan de Kamer reeds wordt voorzien dat de drie maanden termijn onhaalbaar is, wordt dit bij de aanbieding van het advies direct medegedeeld. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij complexe beleidstrajecten, zoals de stelselwijziging.

2. Adviezen van Raden die vallen onder de raamwet sectorraden onderzoek en ontwikkeling. Voor VWS betreft dat de Raad voor Gezondheidsonderzoek (RGO). Zowel de raamwet als het besluit houdende de instelling van de RGO kennen geen bepalingen over de wijze van reageren op RGO-adviezen en de termijn waarbinnen een standpunt moet zijn ingenomen. In de praktijk wordt gestreefd naar een standpuntbepaling binnen drie maanden. De Kamer wordt dat standpunt alleen meegedeeld, wanneer de Kamer daarom vraagt.

3. Adviezen, signalementen en uitvoeringstoetsen van uitvoeringsorganisaties zoals het College voor Zorgverzekeringen (CVZ), het College van toezicht op de zorgverzekeringen (CTZ) en het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen (CBZ). Destijds is bij de Raad op Maat exercitie deze uitvoeringsorganisaties hun wettelijk vastgelegde adviestaak ontnomen. Wel hebben CVZ, CTZ en CBZ de wettelijke taak gekregen om gevraagd en ongevraagd feitelijke ontwikkelingen op hun terrein aan de minister van VWS te signaleren. Uitvoeringstoetsen mogen alleen gevraagd worden uitgebracht. Er is niets geregeld over de wijze waarop en de termijn waarbinnen de minister moet reageren op dergelijke signalen. Dat neemt niet weg dat deze producten een belangrijke input zijn voor de beleidsvorming. In beleidsnota's, brieven naar de Kamer en bij de beantwoording van Kamervragen wordt dikwijls verwezen naar uitgebrachte signalementen en uitvoeringstoetsen.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

H. Hoogervorst