Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

2030408710
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Ormel over menselijke stamcellen in dieren. (Ingezonden 19 februari 2004)

1
Hebt u kennisgenomen van het artikel `De mens in het dier?' ? 1) 1
Ja.

2
Wat is uw mening over onderzoek, waarbij menselijke stamcellen in de foetus van een dier worden geïnjecteerd?
2
Dergelijk onderzoek zal mogelijk kunnen leiden tot nieuwe inzichten op het gebied van de (humane) geneeskunde. Daarom acht ik uitvoering daarvan niet ten principale af te wijzen. Bij ieder afzonderlijk onderzoek zal moeten worden afgewogen of het belang van het doel van het onderzoek opweegt tegen de nadelen, zie hiervoor de antwoorden op de vragen 4 en 5.

3
Acht u de kans aanwezig dat door injectie van humane stamcellen in de foetus van een dier cellen ontstaan die zowel dierlijk als menselijk DNA bevatten? Wat is uw mening daarover? 3
Ik heb van het Hubrechtlaboratorium vernomen dat het niet kan worden uitgesloten dat na injectie van humane stamcellen in de levende foetus van een dier cellen ontstaan die zowel dierlijk als menselijk DNA bevatten, en dat wanneer dit slechts beperkt optreedt er waarschijnlijk geen gevolgen zijn voor levensvatbaarheid van de dierlijke foetus. Men acht het echter uitgesloten dat het menselijke DNA wordt doorgegeven aan een volgende generatie. Mocht het ontstaan van cellen met zowel dierlijk als menselijk DNA inderdaad te voorzien zijn, dan hoeft dat overigens naar mijn mening niet te betekenen dat dit onaanvaardbaar is. De resultaten van de wettelijke verplichte beoordeling(en) zullen per concreet geval uitsluitsel moeten geven over de aanvaardbaarheid daarvan.

4
Is de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) of de Commissie Biotechnologie bij Dieren (CBD) bevoegd om over het injecteren van menselijke stamcellen in dieren te oordelen? 4
Medisch-ethische commissies als bedoeld in de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO), met inbegrip van de CCMO, hebben geen taak bij de beoordeling van onderzoek waarbij dieren aan handelingen worden onderworpen. De WMO heeft ingevolge artikel 1 van die wet immers alleen betrekking op medisch-wetenschappelijk onderzoek waarvan deel uitmaakt het onderwerpen van personen aan handelingen of het opleggen aan personen van een bepaalde gedragswijze. Daarnaast is er, omdat het injecteren van menselijke stamcellen in de foetus van een dier niet kan worden beschouwd als onderzoek met menselijke embryo's of foetussen, ook geen sprake van een bevoegdheid van de CCMO als bedoeld in artikel 10 of 16, respectievelijk artikel 19 van de Embryowet.
Ook de CBD heeft geen rol bij de beoordeling van het injecteren van menselijke stamcellen in de foetus van een dier. Artikel 66, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren bepaalt dat het verboden is om zonder vergunning van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verboden biotechnologische handelingen bij dieren te verrichten, en in artikel 69 van diezelfde wet is vastgelegd dat de CBD de minister bij de vergunningverlening adviseert. Het inbrengen van cellen in een ontvangstdier zonder wijziging van kiembaancellen valt echter niet onder handelingen die als biotechnologische handelingen in de zin van artikel 66 worden

beschouwd. Aangezien de injectie van humane stamcellen in de dierlijke foetus niet leidt tot wijziging van kiembaancellen, is deze biotechnologische handeling niet vergunningplichtig. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zal die handeling dan ook niet voor advies aan de CBD voorleggen.
Wel moet voordat uitvoering is toegestaan van onderzoek waarvan het injecteren van menselijke stamcellen in een levende foetus van een dier deel uitmaakt, ingevolge de Wet op de dierproeven (WOD) in ieder geval een positief advies zijn verkregen van een volgens die wet bevoegde commissie. De WOD is van toepassing op onderzoek met levende gewervelde dieren, en indien het de bedoeling is dat embryo's of foetussen uitgroeien tot een levend gewerveld dier, ook op onderzoek met dierlijke embryo's of foetussen. In dergelijk geval is een dierexperimentencommissies (DEC) als bedoeld in artikel 18a van de wet, of - in geval van beroep tegen een negatief advies van de DEC - de Commissie van advies bedoeld in artikel 18, bevoegd tot advisering over het onderzoek. Voor alle duidelijkheid zij dus vermeld dat op onderzoek met niet levensvatbare dierlijke embryo's of foetussen de WOD niet van toepassing is.

5
Kan een Dier Ethische Commissie (DEC) het injecteren van menselijke stamcellen in dieren afwijzen als er geen sprake is van ernstig ongerief voor het dier? 5
Deze dierexperimentencommissies respectievelijk de Commissie van advies beoordelen een hen voorgelegde proef aan de hand van het onderzoeksplan op basis van de artikelen 2, tweede en derde lid, 9, 10, 10b, 11, 12 en 13 van de WOD. Artikel 1a van die wet impliceert dat de bevoegde commissie daarbij de erkenning van de intrinsieke waarde van het dier als algemeen uitgangspunt hanteert. Daarmee geeft de wetgever al aan dat het dier niet alleen als een meetinstrument wordt gezien. Er moet een goede reden zijn om een dier te gebruiken en geen ernstig ongerief berokkenen is niet voldoende.
Het voorgelegde onderzoeksplan moet daarnaast voldoen aan de eisen die zijn vermeld in art 2a van het Dierproevenbesluit. Op grond van de verstrekte gegevens maakt de commissie de afweging of het maatschappelijke en wetenschappelijke belang en het belang van het onderzoek voor de gezondheid of voeding van mens of dier opwegen tegen het ongerief van de dieren. Als de commissie concludeert dat een onderzoek naar haar mening ethisch niet toelaatbaar is, dient ze een negatief advies af te geven. Verder is het in artikel 10, eerste lid, onder a gestelde van belang dat bepaalt dat het verboden is "een dierproef te verrichten voor een doel dat, naar de algemene kenbare, onder deskundigen heersende opvatting, ook kan worden bereikt anders dan door middel van een dierproef, of door middel van een dierproef waarbij minder dieren kunnen worden gebruikt of minder ongerief wordt berokkend dan bij de in het geding zijnde proef het geval is". Met andere woorden, het is voor het advies van de commissie niet alleen van belang dat er geen sprake is van een ernstig ongerief, maar ook dat niet kan worden volstaan met een minder belastende proef die tot hetzelfde gewenste inzicht kan leiden. Is zo'n alternatieve proef wel mogelijk, dan zal de commissie evenmin kunnen overgaan tot het uitbrengen van een positief advies.
Bij ontbreken van een positief advies is op grond van artikel 10a, eerste lid, van de WOD het verrichten van de (oorspronkelijk beoogde) dierproef verboden.

6
Vindt u dat het injecteren van menselijke stamcellen in de foetus van een dier verboden dient te worden? Zo ja, welke initiatieven zijn te verwachten? Zo neen, waarom niet? 6
Zoals aangegeven is het antwoord op vraag 2 is dergelijk onderzoek dat gericht is op het verwerven van nieuwe inzichten op het gebied van de (humane) geneeskunde, niet ten principale af te wijzen. Ook voor dergelijk onderzoek geldt dus het uitgangspunt van een `case by case'- benadering, waarbij per geval de aanvaardbaarheid wordt beoordeeld, en bijvoorbeeld wordt bezien of de nadelen zullen opwegen tegen de voordelen. De wetgever heeft niet gekozen voor

een algemeen verbod, maar bijvoorbeeld wel expliciet geregeld dat voor het mogen uitvoeren van een concreet onderzoeksvoorstel waarbij het injecteren van menselijke stamcellen in een levende foetus aan de orde is, een positief advies van een bevoegde WOD-commissie moet zijn verkregen.
De CBD zal overigens nieuwe ontwikkelingen in onderzoek waarbij biotechnologische handelingen bij dieren worden verricht betrekken in haar deel van de trendmatige analyse die de CBD, CCMO en Cogem dit jaar opstellen op verzoek van de Staatssecretaris van VROM, de Minister van LNV en mij. Op grond van deze analyse kan vervolgens met de Kamer discussie plaats hebben over de wenselijkheid om toetsingskaders nader in te vullen.

1) Bionieuws, 30 januari jl.


---- --