Gerechtshof doet uitspraak in "Drutense straatrace"
Bron: Gerechtshof Arnhem

Datum actualiteit: 19-03-2004

Het gerechtshof heeft op 19 maart 2004 uitspraak gedaan in de strafzaak, die ook wel bekend is onder de naam "Drutense straatrace".

Aanleiding voor de strafzaak was een verkeersongeval op 6 april 2002 op een industrieterrein te Druten, waarbij de bestuurder van een Opel Kadett het leven verloor.

De verdachte, bestuurder van een Opel Astra, zou volgens de eerste berichten met het slachtoffer in een zgn. "straatrace" verwikkeld zijn geweest.
Het openbaar ministerie vorderde zijn voorlopige hechtenis op grond van verdenking van doodslag dan wel dood door schuld. De verdachte heeft van 14 tot 23 mei 2002 in verzekering en bewaring gezeten. Ten aanzien van de verdenking was in De Gelderlander van 18 mei 2002 onder meer te lezen: "Justitie gaat er vanuit dat er bij het fatale ongeluk bij een straatrace in Druten opzet in het spel was".

Aan de verdachte werd telastegelegd:
primair overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (het door grove schuld veroorzaken van een ernstig verkeersongeluk; een misdrijf), en
subsidiair overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (het veroorzaken van gevaar op de weg; een overtreding). De meervoudige kamer van de rechtbank in Arnhem sprak verdachte bij vonnis van 8 mei 2003 vrij van de gehele telastelegging.

De zaak diende op 5 maart 2004 voor het gerechtshof te Arnhem omdat de officier van justitie hoger beroep had ingesteld.

De raadsman van verdachte verzocht de betreffende journalist (M. Pols) als getuige te horen teneinde vast te stellen, dat de in De Gelderlander gepubliceerde uitlatingen inderdaad door of namens de officier van justitie waren gedaan. Het hof oordeelde dit niet nodig, omdat het daarvan ook zonder verhoor wel wilde uitgaan. De advocaat-generaal was overigens de zelfde opvatting toegedaan. Ter zitting werd een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut gehoord, die een computersimulatie van twee mogelijke scenario's van de botsing toonde.

De advocaat-generaal vorderde vrijspraak van het primair telastegelegde en veroordeling voor het subsidiaire tot een werkstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. De raadsman bepleitte primair niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging wegens de door hem onrechtmatig geachte publiciteit. Subsidiair bepleitte hij vrijspraak van de gehele telastelegging.

Het gerechtshof is van oordeel dat de uitlatingen van de zijde van het openbaar ministerie onzorgvuldig waren. Die onzorgvuldigheid achtte het hof echter niet dusdanig ernstig dat zij aan vervolging in de weg staat.
Het hof spreekt verdachte vrij van het primair telastegelegde, maar acht het subsidiair telastegelegde bewezen. Meer in het bijzonder acht het hof bewezen dat verdachte naar links heeft gestuurd op een moment dat hij door de andere auto werd ingehaald en/of de andere auto zich dicht links naast dan wel dicht links achter de auto van verdachte bevond. Daardoor werd gevaar op de weg veroorzaakt. De telastegelegde zinsnede "tijdens een straatrace, althans een snelheidswedstrijd, althans een wedstrijd" is door het hof, als zijnde niet bewezen, doorgehaald.

Het gerechtshof legt een geldboete van EUR 500,-- op en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. Het hof overweegt dat het, indien de onzorgvuldige uitlatingen van het openbaar ministerie zich niet hadden voorgedaan, niet een geldboete maar een werkstraf zou hebben opgelegd. Bij de strafoplegging neemt het hof mede in aanmerking dat het slachtoffer tot de vriendenkring van verdachte behoorde en dat verdachte negen dagen in verzekering en voorlopige hechtenis met beperkingen (= geen contact met de buitenwereld) heeft doorgebracht.