De Vlinderstichting

Dagvlinders: kanaries in de kolenmijn

20 maart 2004

Het wetenschappelijke tijdschrift Science publiceerde deze week een studie die aantoont aan dat de achteruitgang van de vlinderstand in Groot-Brittannië nog sterker is dan die van planten en vogels. Als de vlinders representatief zijn voor andere insecten dan ondersteunt dit artikel een theorie die al vele jaren de ronde doet: de wereld beleeft de zesde grote uitsterfgolf. Meer dan de helft van alle soorten op de wereld zijn insecten. Het huidige milieu-, natuur- en soortenbeleid zal onvoldoende zijn om deze snelle achteruitgang tegen te gaan.

Ook in Nederland behoren dagvlinders tot de meest bedreigde diergroepen. Tweederde van de 70 soorten die hier honderd jaar geleden voorkwamen is inmiddels uit Nederland verdwenen of zijn sterk achteruit gegaan. Deze achteruitgang zet zich nog steeds voort en is veel sterker dan bij andere goed onderzochte groepen als vogels en planten. De vlinderstand wordt vanaf 1990 nauwlettend gevolgd door honderden vrijwilligers die samenwerken in het Landelijk Meetnet Vlinders. Het Landelijk Meetnet Vlinders is een samenwerkingsproject van De Vlinderstichting en het CBS. Het meetnet is onderdeel van het Netwerk Ecologische Monitoring en wordt financieel mogelijk gemaakt door het Ministerie van LNV. Uit de resultaten blijkt dat met name de bedreigde soorten het vanaf 1990 nog steeds slecht doen en in aantal teruglopen.

De studie in Science toont aan dat dagvlinders belangrijke indicatoren zijn voor de toestand van natuur en milieu die vroegtijdig waarschuwen voor een verlies aan biodiversiteit. Ze kunnen worden gezien als de kanaries in de kolenmijn, aldus Sir David Attenborough, boegbeeld van Butterfly Conservation, de Britse zusterorganisatie van De Vlinderstichting die heeft meegewerkt aan de studie. Mijnwerkers namen vroeger kanaries mee omdat deze eerder dan mensen reageren op een gebrek aan zuurstof.

Er zijn ingrijpende maatregelen nodig om de huidige achteruitgang tegen te gaan. Milieuproblemen als verdroging en vermesting zijn nog lang niet onder controle. En de nog overgebleven snippers natuurgebied liggen geïsoleerd, waardoor de daar aanwezige populaties kwetsbaar zijn en moeilijk kunnen worden aangevuld vanuit andere gebieden. Zeker bij een veranderend klimaat is deze versnippering een groot probleem, omdat de meeste soorten hierdoor niet mee kunnen verhuizen naar klimatologisch gunstiger omstandigheden. De uitvoering van de Ecologische Hoofdstructuur, die bedoeld is om de versnippering tegen te gaan, loopt vertraging op en het is de vraag wat van de oorspronkelijke plannen daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.

De Vlinderstichting pleit voor een daadkrachtige uitvoering van de plannen en voor een extra inzet om de andere milieuproblemen aan te pakken. Als er niet snel actie wordt ondernomen zijn binnen twintig jaar opnieuw vijf soorten in Nederland uitgestorven. De soorten die op het punt staan om uit ons land te verdwijnen zijn de specialisten, die strenge eisen stellen aan hun leefomgeving. De positieve signalen - die er ook zijn - wegen niet op tegen deze mogelijke verliezen. Want al komen door warme zomers regelmatig soorten vanuit het zuiden Nederland binnen, dit leidt meestal niet tot duurzame vestiging. Binnenkort worden de resultaten bekend van de tellingen uit 2003, een zeer warme en zonnige zomer. De vraag is of ook de kritische bedreigde soorten hebben kunnen profiteren van de goede weersomstandigheden.



_______________