Inspectie Werk en Inkomen

UWV kan inzet reïntegratie-instrumenten en -voorzieningen verbeteren

Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) kan de inzet van reïntegratie-instrumenten en -voorzieningen voor arbeidsgehandicapten en werklozen verbeteren. Dit blijkt uit een onderzoek van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) dat vandaag in het rapport 'Inzet reïntegratie-instrumenten en -voorzieningen door UWV' is gepubliceerd. Hieruit blijkt dat de regelingen soms complex zijn en daardoor voor UWV moeilijk uitvoerbaar, niet altijd zijn toegesneden op de juiste doelgroep en dat soms de beoogde doelgroepen niet worden bereikt.

De inspectie heeft in 2003 acht van de in totaal meer dan dertig reïntegratie-instrumenten en -voorzieningen onderzocht. IWI heeft zich in dit onderzoek gericht op de onderwerpen premiekorting voor werkgevers en meerkosten, experimenten in het kader van de WW en voorzieningen voor zelfstandigen. De inspectie heeft juist deze acht gekozen na een vergelijking op een aantal criteria zoals actualiteit, aantal gevallen en het ermee gemoeide bedrag.

Bij de regeling dat werkgevers korting krijgen op hun WW- en WAO-premie als ze een arbeidsgehandicapte in dienst nemen of houden (regeling premiekorting) constateert de inspectie dat UWV de uitvoering erg complex vindt. Hierdoor kan volgens de inspectie de rechtmatigheid van de uitvoering in het geding komen. De regelingen premiekorting en meerkosten zijn in de plaats gekomen van de verstrekking van (her)plaatsingsbudgetten aan werkgevers. IWI constateert dat de daarmee beoogde kostenbesparing is gerealiseerd. Dit is echter niet alleen een gevolg van de versobering van de regeling maar ook omdat werkgevers minder gebruik maken van de nieuwe regeling. De terugloop kan van invloed zijn op het aantal uitkeringen aan arbeidsgehandicapten. Dit onderzoek geeft geen antwoord op de oorzaak van de terugloop.

Het experiment om een werkloze drie maanden bij een werkgever onbetaald werk te laten verrichten met behoud van de WW-uitkering (proefplaatsing) is veel minder ingezet dan de wetgever had verwacht. Een grotere bekendheid zou met name bij reïntegratiebedrijven kunnen leiden tot een toename van het gebruik ervan. UWV vindt het experiment om al reïntegratiemaatregelen in te zetten bij werknemers waarvoor de werkgever collectief ontslag heeft aangevraagd, op onderdelen nog knellen. Dit experiment kan UWV inzetten als een werkgever die collectief ontslag aanvraagt voor zijn werknemers daarom vraagt. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat voor de feitelijke reïntegratieactiviteiten hooguit twee maanden overblijven met als gevolg dat reïntegratiebedrijven werknemers met een relatief grote afstand tot de arbeidsmarkt
niet in het traject nemen.

Waar het gaat om zelfstandigen, denkt UWV pas na over de inzet van voorzieningen als de zelfstandige na negen maanden ziekte of ongeschiktheid een uitkering aanvraagt. De nadruk ligt dan echter niet meer bij het voortzetten van een bedrijf maar bij de uitkeringsverstrekking, zo denkt de inspectie. Inzet van het reïntegratie-instrument is dan minder effectief.

Met dit onderzoek kan de inspectie echter nog geen oordeel geven over de kwaliteit en werking van alle instrumenten en voorzieningen op het gebied van preventie en reïntegratie. De inspectie zal daarom eind 2004 opnieuw een onderzoek publiceren naar andere reïntegratie-instrumenten en -voorzieningen.

Voor een toelichting kunt u contact opnemen met Linda Hulshof (070 - 304 48 08 of 06 - 204104 31). Het rapport kunt u opvragen bij de afdeling Communicatie, tel. 070 - 304 47 63 .

persbericht IWI, 23 maart 2004