Ministerie van Buitenlandse Zaken

RAZEB van 22-23 maart 2004

Kamerbrief verslag van de RAZEB van 22-23 maart 2004

Aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag

Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Datum

23 maart 2004

Behandeld

GJ Bijl de Vroe

Kenmerk

DIE-113/03

Telefoon

070 - 348 5005

Blad


1/5

Fax

070 - 348 6381

Bijlage(n)


- Geannoteerde agenda Europese Raad

- Brief Voorzitterschap ter voorbereiding ER
- Ontwerp-verklaring ER inzake terrorismebestrijding
- Communiqué Benelux van 23 maart 2004

gj.bijl-de-vroe@minbuza.nl

Betreft

Verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 22-23 maart 2004

Graag bieden wij u hierbij het verslag aan van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 22-23 maart 2004. Dit verslag bevat het agendapunt `voorbereiding Europese Raad' en dient daarmee tevens om vooruit te kijken naar de Europese Raad van 25-26 maart a.s. Daartoe is de meest recente versie van de geannoteerde agenda van de Europese Raad bijgevoegd, inclusief de begeleidende brief van het Voorzitterschap. Bovendien is bijgevoegd de meest recente beschikbare versie van de ontwerp-verklaring inzake terrorismebestrijding. Tenslotte is als bijlage opgenomen een communiqué van de Benelux over de 'mid-term review' van de Lissabon-strategie.

De Minister De Staatssecretaris
van Buitenlandse Zaken, voor Europese Zaken,

Dr. B. Bot Mr. Drs. A. Nicolaï

Verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen

van 22-23 maart 2004

Algemene Zaken

Stand van zaken overige Raden

Er was geen commentaar op het door het Voorzitterschap opgestelde overzicht van de werkzaamheden van de overige Raadsformaties.

Voorbereiding Voorjaarsraad 2004

Lissabon-strategie

De Raad besprak de geannoteerde agenda van het Ierse Voorzitterschap ter voorbereiding van de Voorjaarsraad. De Raad is in grote lijnen akkoord met de conclusies. Deze komen ook grotendeels overeen met de Nederlandse prioriteiten.

Tijdens het debat is gesproken over een gezond macro-economische beleid, concurrentievermogen en innovatie, de voltooiing van de interne markt (o.a. diensten, betere regelgeving), werkgelegenheid (rapport Employment Task force), sociale cohesie en, milieu en duurzame groei. Voorts was de Raad het er over eens dat nu de nadruk op implementatie van de Lissabon-strategie moet komen te liggen, in het bijzonder op nationaal niveau. De doelstellingen zijn geformuleerd. Nu hangt alles af van de politieke wil om gemaakte afspraken ook daadwerkelijk uit te voeren. Anders blijft van geloofwaardigheid van deze strategie niets over.

Ook kwam de `mid-term review' van de Lissabon-strategie ter sprake. Het Voorzitterschap zal tijdens de Voorjaarsraad hiervoor de grondslag willen leggen. Het streeft naar een onafhankelijke `High Level Group' die een analyse maakt van de voortgang van de Lissabon-strategie en aanbevelingen doet om de effectiviteit ervan te verbeteren. Met het oog op besluitvorming over een 'High Level Group' ter voorbereiding op de 'mid-term review' hebben de leden van de Benelux ideeën over de 'mid-term review' voorgelegd aan het Voorzitterschap. Het betreffende communiqué van de Benelux is bijgevoegd.

Het Voorzitterschap wil tijdens de Voorjaarsraad een fundamentele discussie tussen de regeringsleiders over de thema `s "sustainable growth" en "more and better jobs". Daarnaast zal het ook terugkomen op de `mid-term review'. De uitkomsten van deze discussie zullen in de conclusies worden vastgelegd.

Terrorisme

De terroristische aanslagen in Madrid vragen om een daadkrachtig antwoord op Europees niveau. De Raad heeft in navolging van de JBZ-Raad een nieuw actieplan besproken, dat zal worden vastgesteld door de Europese Raad. Dit is het vervolg op de maatregelen die na de aanslagen van 11 september 2001 zijn genomen. Het nieuwe pakket moet een impuls geven aan de uitvoering van de lopende maatregelen, op sommige punten het beleid versnellen en intensiveren, en bevat tenslotte enkele nieuwe maatregelen. Een centraal element hierbij is de gezamenlijke solidariteitsbetuiging van de EU-lidstaten en de per 1 mei toetredende landen, geïnspireerd door de solidariteitsclausule in de ontwerp-grondwet van de Unie.

Nederland stemt in met het initiatief om te komen tot een Europese Anti-Terrorisme Coördinator, onder te brengen bij het Raadssecretariaat. Daarnaast heeft Nederland aangedrongen op maatregelen om de samenwerking op operationeel niveau te versterken. Het is zaak om de bestaande structuren zoals Europol en Eurojust optimaal te gebruiken. Ook operationele samenwerking tussen de Europese inlichtingendiensten is van groot belang. Beschikbare informatie moet beter worden gedeeld. Binnen het Raadssecretariaat moet de capaciteit om inlichtingen te analyseren worden versterkt. Institutionele aanpassingen zijn zo nodig op termijn pas aan de orde. Nederland hecht ook veel waarde aan versterking van de Europese maatregelen om financiering van terrorisme tegen te gaan. Dit is ook één van de punten van aandacht voor de Unie in de betrekkingen met derde landen, waarin het thema terrorisme een grotere plaats zal innemen.

Nederland staat positief tegenover het voorgestelde pakket aan maatregelen. Het effect ervan zal vooral afhangen van een degelijke en voortvarende implementatie. Het Ierse Voorzitterschap zal aan de Europese Raad van juni hierover rapporteren. De strijd tegen het terrorisme zal ook een prioriteit zijn voor het Nederlandse Voorzitterschap.

IGC

Tijdens de Raad vond geen inhoudelijke bespreking plaats van de IGC. Het voorzitterschap kondigde aan dat hierover pas tijdens de Europese Raad gesproken zal worden, in een apart diner gewijd aan de IGC. Bij die gelegenheid zal van de zijde van het voorzitterschap gerapporteerd worden over de consultaties die tot op dit moment plaatsvinden.

Externe Betrekkingen

Iran

De Raad sprak zijn ernstige zorg uit over openstaande vragen m.b.t. het Iraanse nucleaire programma en verwelkomde de aanvaarding van de resolutie van de IAEA-Bestuursraad van 13 maart jl. De Raad riep Iran op volledige openheid van zaken te geven en daarbij nauw samen te werken met de IAEA. De Raad zal deze kwestie nauw blijven volgen. Nederland heeft o.a. benadrukt dat in afwachting van de IAEA-bevindingen (in mei/juni) van hervatting van de onderhandelingen met Iran over een Handels- en Samenwerkingsakkoord onder de huidige omstandigheden geen sprake kan zijn.

MOVP

De Raad veroordeelde de liquidatie van Hamas-leider Yassin door het Israelische leger en benadrukte dat het recht van Israel om zijn burgers te verdedigen tegen terrorisme binnen de kaders van het internationale recht moet worden uitgeoefend. Alle partijen werden opgeroepen tot terughoudendheid. Onderstreept werd dat geweld geen alternatief kan zijn voor de noodzakelijke politieke onderhandelingen over een rechtvaardige oplossing, waarvoor de Roadmap de basis blijft vormen. Ook Nederland is van mening dat deze liquidatie in strijd is met het internationale recht en de tegenstellingen in de regio verder verscherpt.

Middle East Region Strategy

De Raad boog zich over een interim-rapport inzake het voorziene strategisch partnerschap met de Middellandse-Zee regio en het Midden Oosten. Dit document volgt uit de prioriteitsstelling door de Europese Raad van december jl., op basis van de Europese Veiligheidsstrategie, en zal moeten uitmonden in de aanvaarding van een EU-strategie t.a.v. onderhavige regio aan het einde van het Ierse Voorzitterschap. Met dit strategische partnerschap beoogt de Unie de samenwerking met betrokken landen te vergroten en respect voor democratie en mensenrechten in de regio te bevorderen. In dit verband benadrukt Nederland o.a. dat de EU zich niet alleen moet inzetten voor hervormingen in de regio, maar tevens voor een oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict.

Associatie-akkoord met Syrië

De non-proliferatieclausule in het Associatie-akkoord met Syrie is tijdens de Raad niet aan de orde geweest en zal worden besproken door ministers van buitenlandse zaken tijdens de Europese Raad.

ASEM-voorbereiding FMM

De Raad hield een eerste bespreking op ministersniveau over de ASEM-uitbreiding en de kwestie Birma. Hierbij zijn geen besluiten genomen. Meerdere landen spraken hun zorg uit over de mensenrechtensituatie in Birma en benadrukten het belang van concrete verbeteringen voor deelname van Birma aan ASEM. De Unie diende ook de Aziatische partners hierop te blijven aanspreken. Het Voorzitterschap gaf in dit licht ook aan dat de speciale afgezant van de VN voor Birma, Razali, bemoedigende signalen had geconstateerd m.b.t. Birma, zoals de nationale verzoeningsdialoog en het zgn. Bangkok-proces gericht op hervormingen in dat land. Tegelijkertijd legden partners de nadruk op het belang van het ASEM-proces en het doorgaan van de ASEM-top in oktober in Hanoi, alsmede de noodzaak te voorkomen dat de ASEM-dialoog gegijzeld zou worden door Birma.

Nederland heeft eveneens zijn zorg uitgesproken over de mensenrechtensituatie in Birma en in dit verband o.a. gewezen op het belang van vrijlating van Aung San Suu Kyi en deelname van haar partij aan de politieke dialoog in Birma. Daarnaast heeft Nederland gewezen op het belang van het ASEM-proces. Dit proces moest doorgang vinden, maar niet tot iedere prijs. Nederland heeft ook aandacht gevraagd voor tijdige besluitvorming over de kwestie Birma, mede gezien de door de tien nieuwe EU-landen nagestreefde volwaardige deelname aan ASEM na 1 mei en de voorbereiding van de twee ministeriele ASEM-bijeenkomsten in juli en september.

Westelijke Balkan

De Raad veroordeelde het etnisch gemotiveerde geweld in Kosovo en de aanvallen op KFOR en UNMIK, die een serieuze tegenslag voor Kosovo betekenen. In het bijzonder het Kosovo-Albanese leiderschap werd opgeroepen om zijn verantwoordelijkheid te nemen en een einde te maken aan het geweld. De Raad bevestigde zijn steun voor een veilig, welvarend en multi-etnisch Kosovo en verzocht HV Solana zo spoedig mogelijk Kosovo te bezoeken en te rapporteren over zijn bevindingen.

VN-Mensenrechtencommissie

Bij de bespreking in de Raad van de voorbereidingen van de 60e Mensenrechtencommissie (MRC) in Geneve heeft Nederland aandacht gevraagd voor de mensenrechtensituaties in Iran, China en Saudi-Arabie. Hierbij is gesteld dat de feitelijke mensenrechtensituatie in een land bepalend moet zijn voor de EU-actie in het kader van de MRC en dat de Unie zich hierbij ook niet afhankelijk moet maken van eventueel door derde landen in te dienen resoluties.

Meer in het bijzonder heeft Nederland gesteld dat de situatie in Iran sinds de Algemene Vergadering van de VN vorig jaar - waarbij een resolutie inzake Iran door de Unie is gesteund - verder is verslechterd. De Unie zou thans bij de MRC dan ook niet moeten volstaan met vermelding van Iran in de EU-landenspeech. Nederland heeft de partners indringend opgeroepen alsnog indiening van een veroordelende resolutie in overweging te nemen en heeft het Voorzitterschap verzocht daartoe de mogelijkheden nader te verkennen. Geen van de partners reageerde op deze oproep. Het Voorzitterschap stelde dat er geen consensus was binnen de Unie voor het indienen van een resolutie over Iran, maar dat het opnieuw de mogelijkheden hiervoor zou onderzoeken in Geneve.